In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was schuldig bevonden aan belaging, omdat hij de aangeefster herhaaldelijk had lastiggevallen met een groot aantal sms-berichten, die steeds bedreigender van aard waren. Ondanks dat de aangeefster duidelijk had gemaakt dat zij niet gediend was van deze berichten, heeft de verdachte doorgestuurd. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 100 uren, met een subsidiaire hechtenis van 50 dagen, en een proeftijd van 2 jaren.
De zaak kwam voor het hof na een eerdere veroordeling waarbij de verdachte ook een voorwaardelijke gevangenisstraf had gekregen. De advocaat-generaal had in hoger beroep een zwaardere straf geëist, maar het hof oordeelde dat de eerdere veroordeling niet in stand kon blijven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 25 juli 2017 tot en met 1 augustus 2017 wederrechtelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster door haar stelselmatig te belagen.
Het hof heeft de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging bevestigd, ondanks de intrekking van de klacht door de aangeefster. Het hof oordeelde dat de intrekking niet volgens de formele vereisten was geschied en dat de aangeefster alsnog de wens had om vervolging in te stellen. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot de eerder genoemde taakstraf, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en de zorg voor hun kind.