Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
verweerster in het incidenteel appel,
appellante in het incidenteel appel,
(2.1) (De rechtsvoorganger van) de Apotheek huurt sinds 1953 van (de rechtsvoorganger van) Havensteder bedrijfsruimte aan de Peppelweg 135 (A) te Rotterdam en sinds 1972 bedrijfsruimte aan de Peppelweg 133 (B) in Schiebroek-Noord, gemeente Rotterdam (hierna tezamen ook: het gehuurde). In het gehuurde (met een winkeloppervlakte van omstreeks 153 m² en een kelderoppervlakte van 100 m²) was een apotheek gevestigd. Deze apotheek bevond zich in een complex (met beneden winkels en boven woonappartementen) dat op grond van de vigerende bestemmingsplannen al langere tijd op de nominatie stond om te worden gesloopt.
(2.2) (De rechtsvoorganger van) Havensteder heeft bij brief van 13 december 2010 de huurovereenkomst van het gehuurde opgezegd tegen 31 december 2011 (blijkens de opzeggingsbrief het einde van de tweede huurtermijn van tien jaar) wegens dringend eigen gebruik (ex artikel 7:296 lid 1 sub b BW), dan wel op grond van algemene belangenafweging (ex artikel 7:296 lid 3 BW). Deze opzegging hield blijkens de brief verband met sloop- en renovatieplannen, bestaande uit sloop van het complex waarin de Apotheek was gevestigd met het oog op realisering van de woonservicezone en woningen. Deze woonservicezone is uiteindelijk niet doorgegaan.
(2.3) In 2012 zijn alle woningen en winkels van het complex, met uitzondering van de Apotheek, leeg komen te staan in afwachting van de sloop. Havensteder heeft vooruitlopend op de definitieve sloop in 2014 een aanvang was gemaakt met de asbestsanering van het complex.
(2.4) De Apotheek is in het weekend van 9 op 10 mei 2015 verhuisd naar een pand aan de overkant van de straat (een voormalig bankgebouw aan de Peppelweg 146 (D) in Rotterdam), dat de Apotheek in 2013 in eigendom had verworven. Dit pand (hierna: het nieuwe pand) heeft op de begane grond 266 m² bruikbare ruimte en in de kelder 171 m². Voorafgaande aan de verhuizing heeft een verbouwing van het nieuwe pand plaatsgevonden, en wel zodanig dat het pand daarna voldeed aan de in 2015 geldende eisen voor apotheken.
(2.5) Hierna heeft Havensteder het complex gesloopt, waarna een projectontwikkelaar er woningen heeft gebouwd.
€ 274.933,40, met rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
(i) De Apotheek voert geen verweer tegen de vordering van Havensteder (tot beëindiging van de huurovereenkomst en vaststelling van het tijdstip van ontruiming), zodat deze vordering zal worden toegewezen. Voor een langere ontruimingstermijn, zoals de Apotheek heeft gevorderd, wordt geen grond gezien, nu de Apotheek inmiddels voldoende tijd heeft gehad om te verhuizen.
(ii) Omdat de Apotheek er zelf voor kiest om niet eerder te verhuizen is er geen aanleiding om Havensteder te veroordelen om de sinds 2 februari 2013 betaalde huur (ten bedrage van € 34.933,40) aan de Apotheek terug te betalen.
(iii) De tegemoetkoming in de kosten heeft slechts betrekking op de kosten die de Apotheek moet maken om te verhuizen en zich elders in te richten. Artikel 7:297 BW dwingt niet tot een volledige vergoeding van deze kosten.
(iv) De Apotheek moet zo concreet mogelijk maken welke kosten zij daartoe moet maken. De als productie 18 bij conclusie van repliek door de Apotheek overgelegde begroting is ruimer en lijkt alle herinrichtingskosten te omvatten.
(v) Het is niet duidelijk op grond van welke wetsartikelen Havensteder tevens schadeplichtig zou zijn.
(vi) De kantonrechter gaat er vanuit dat Havensteder in ieder geval betaalt de
€ 25.000,-- die zij aanbiedt in haar opzeggingsbrief.
De kantonrechter heeft, zakelijk weergegeven, bij eindvonnis overwogen:
(vii) Havensteder valt geen schadevergoeding verplichtend verwijt te maken. De Apotheek heeft deze grondslag niet nader onderbouwd, hoewel zij daarvoor wel de gelegenheid heeft gehad.
(viii) Er is door de Apotheek niets concreets in het geding gebracht of gesteld op basis waarvan een beredeneerde tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten kan worden vastgesteld. Niettemin heeft de Apotheek recht op een dergelijke vergoeding.
(ix) De dierenwinkel heeft een tegemoetkoming ontvangen van € 25.000,00, de wasserette een tegemoetkoming van € 50.000,00. Aangenomen mag worden dat de verhuizing van een apotheek meer voeten in de aarde heeft dan de verhuizing van een dierenwinkel of een wasserette, al is het maar omdat de continuïteit van de bedrijfsvoering van een apotheek van groter (maatschappelijk) belang is dan de continuïteit van de bedrijfsvoering van een dierenwinkel of een wasserette. De kantonrechter acht het gelet op een en ander gerechtvaardigd dat aan de Apotheek een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten wordt toegekend van € 60.000,00.
De grieven van partijen
Subsidiair betoogt Havensteder dat de Apotheek haar kosten niet, dan wel onvoldoende, heeft gesubstantieerd, dan wel aannemelijk gemaakt. Het toegewezen bedrag van
€ 60.000,-- is daarom onterecht, dan wel disproportioneel hoog. Havensteder acht het in strijd met de redelijkheid dat de Apotheek decennia lang zijn apotheek heeft kunnen exploiteren tegen een relatief lage huurprijs en na vertrek een vergoeding toucheert die er op neerkomt dat Havensteder de huurpenningen over een periode van meer dan vijf jaar terug moet betalen aan de Apotheek.
Er is voorts geen aanwijzing dat bij een redelijke afweging van voormelde belangen niet van de Apotheek kon worden gevergd dat zij het gehuurde ontruimde. De Apotheek stelt dit laatste ook niet. De omstandigheid dat de Apotheek naar haar zeggen het einde van de huurovereenkomst nimmer heeft gewild of nagestreefd, is hiervoor ontoereikend.
Voorop wordt gesteld dat de Apotheek aannemelijk moet maken welke verhuis- en inrichtingskosten zij heeft gemaakt, waarna het hof moet beslissen in hoeverre de Apotheek daarin tegemoetgekomen kan worden. Artikel 7:297 BW gaat uit van een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten; dit is iets anders dan een volledige vergoeding van de verhuis- en inrichtingskosten, die de Apotheek voorstaat.
Bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming zal het hof onder meer de volgende gezichtspunten hanteren (die deels een herhaling van het voorgaande zijn):
a) Er is sprake van een tegemoetkoming, niet van een volledige vergoeding van deze kosten.
b) De werkelijke kosten moeten door de Apotheek aannemelijk gemaakt zijn.
c) Het gaat om kosten, die de apotheek moet/heeft moeten maken om te verhuizen en zich elders in te richten.
d) In aanmerking komen in beginsel níet de kosten om het nieuwe pand en de inrichting daarvan te laten voldoen aan de in 2015 gestelde eisen voor apothekers (eisen waaraan de oude locatie naar de eigen stellingen van de Apotheek in diverse opzichten niet voldeed).
e) In aanmerking komen in beginsel wél de benodigde aanpassingen/aansluitingen van de meeverhuisde spullen (zoals de door de Apotheek genoemde, door het hof aannemelijk geachte, verhuizing van computersystemen, koelkasten, de alarminstallatie, het toegangscontrolesysteem, de intercominstallatie en telefonieaansluiting, de laminar air flow kast, de sterilisatieoven, de zuurkast en de poedervouwmachine; uiteraard alles voor zover niet strijdig met het onder d) en hierna onder f) geformuleerde uitgangspunt.
f) In aanmerking komen níet de inrichtingskosten die verband houden met de aanmerkelijk grotere oppervlakte van het nieuwe pand.
g) In aanmerking komen níet verbouwingskosten van het nieuwe pand, althans hoogstens in zeer beperkte mate, te weten voor zover deze kosten onder de inrichtingskosten in bovenvermelde zin gerekend kunnen worden. Ter toelichting moge verder onder meer het volgende dienen. Met de aanschaf van het nieuwe pand is sprake van vermogensvorming voor de Apotheek. Zo zal bijvoorbeeld de genoemde asbestsanering ongetwijfeld hebben bijgedragen aan blijvende waardevermeerdering van het nieuwe pand. Dit zijn geen inrichtingskosten.
h) Er dient een aftrek plaats te vinden van ‘nieuw’ voor oud’. De inventaris van het gehuurde was immers, zo begrijpt het hof uit de stellingen over en weer, veelal al langdurig in gebruik, terwijl de verbouwingskosten uit 2007 (blijkens de door de Apotheek overgelegde productie A2 bij memorie van antwoord/tevens eis incidenteel appel) per 31 december 2014 waren afgeschreven tot een bedrag van omstreeks
€ 15.000
i) Wél mag meewegen de omstandigheid dat de verhuizing snel moest plaatsvinden om de continuïteit van de dienstverlening zoveel mogelijk te waarborgen. Het nieuwe systeemplafond kan daarom bij de beoordeling worden betrokken. Hierbij past echter de kanttekening dat, blijkens hetgeen in d) is overwogen, er geen aanspraak kan zijn op vergoeding van een systeemplafond dat voldoet aan de geluidseisen conform NAN en WGBO, nu het plafond op de oude locatie daar evenmin aan voldeed, zo begrijpt het hof. De Apotheek heeft in ieder geval niet gesteld dat dit anders was.
De aanleg van een nieuw netwerk kan wél bij de afweging worden betrokken, met dien verstande dat ook hiervoor geldt hetgeen onder d) is overwogen, terwijl voor beide posten geldt hetgeen onder f) is overwogen.
€ 19.600,-- acht het hof aannemelijk, mede gelet op het overzicht daarvan op productie
A 6 (slot).
nietvoor tegemoetkoming in aanmerking komen. Dit betreft de (niet deugdelijk gespecificeerde) posten (i) verbouwingskosten van het bouwbedrijf De Boeck (zie 16d, 16f en 16g), (ii) van Euro Style (deze post is voor het hof niet inzichtelijk), (iii) Max ICT B.V. (ook deze post is niet voldoende inzichtelijk), (iv) Gemeente Rotterdam (zie 16d; vergunningskosten behoren niet tot in inrichtingskosten in vorenbedoelde zin), en (v) Mastenbroek Architect (zie 16d, 16f en 16g).
€ 54.600,-- ( de hiervoor in rechtsoverwegingen 17, 19 en 20 genoemde bedragen van respectievelijk € 19.600,--, € 15.000,-- en € 20.000,---). Hierbij wijst het hof er voor de volledigheid nog op dat de Apotheek weliswaar tal van nota’s in het geding heeft bracht, maar slechts in beperkte mate inzichtelijk (voor hof en wederpartij) heeft gemaakt welke kosten nu zijn aan te merken als verhuis- en inrichtingskosten in de zin van artikel 7:297 BW. De opstelling van de Apotheek is immers blijkens het overzicht hoofdzakelijk toegespitst op een volledige schadevergoeding. In zoverre heeft Havensteder het gelijk aan haar zijde.
tegemoetkomingin haar aannemelijk gemaakte verhuis- en inrichtingskosten. Gelet op alle omstandigheden van het geval acht het hof in dit specifieke geval een tegemoetkoming van € 44.000,-- redelijk.
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, van 5 juni 2015,
- veroordeelt Havensteder om aan de Apotheek te betalen een tegemoetkoming in de verhuiskosten van € 44.000,--;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van de procedure in hoger beroep draagt;
- wijst af het door de Apotheek in hoger beroep meer of anders gevorderde;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.