Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
of omstreeks26 juni 2014 te Rotterdam aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken rib en
/ofeen gebroken kaak en
/ofeen kapot oog
en/of blijvende hoofdpijnen
/ofeengebroken jukbeen en
/ofeengebroken oogkasbodem en
/ofeenbreuk in de kaakholtewand), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen
, althans éenmaal op/tegen het hoofd en
/of op/tegen het lichaam te schoppen
en/of te slaan.
1. Het gestelde alibi van de verdachte
2. Getuigen [getuige 1] en [getuige 3]
3. Het door de raadsman geschetste tijdspad
zware mishandeling.
BESLISSING
vernietigt het bestreden vonnis en doet opnieuw recht:
primair ten laste gelegdeheeft begaan en
spreekt de verdachte daarvan vrij;
subsidiair ten laste gelegdezoals hiervoor overwogen heeft begaan;
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
vordering tot schadevergoedingvan de
benadeelde partij [slachtoffer]ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 3.360,00 (drieduizend driehonderdzestig euro) bestaande uit€ 360,00 (driehonderdzestig euro) materiële schade en€ 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
€ 3.360,00 (drieduizend driehonderdzestig euro) bestaande uit € 360,00 (driehonderdzestig euro) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
43 (drieënveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;