In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter, waarin het ontslag op staande voet van de appellant, een kok, door de geïntimeerde, een franchisenemer, werd bevestigd. De appellant was op non-actief gesteld na meldingen van ongewenste intimiteiten door medewerksters. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals die door de kantonrechter zijn vastgesteld, en heeft de grieven van de appellant tegen het ontslag op staande voet beoordeeld. Het hof oordeelt dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd was, omdat de gedragingen van de appellant niet zodanig ernstig waren dat van de werkgever niet gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten. Het hof wijst op de losse werksfeer en het feit dat de medewerksters zelf vaak het initiatief namen tot fysiek contact. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en verklaart het ontslag nietig, waarbij de geïntimeerde wordt veroordeeld tot betaling van het loon van de appellant over de periode van het ontslag tot de voorwaardelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst. De kosten van de procedure worden ook aan de geïntimeerde opgelegd.