Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
1.Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V.,
2. Aegon Schadeverzekering N.V.,
3. ASR Schadeverzekering N.V.,
4. Reaal Schadeverzekeringen N.V.,
5. London Verzekeringen N.V.,
1.[erfgenaam 2] ,
2. [erfgenaam 3] ,
3. [erfgenaam 1] ,
1.Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V.,
2. Aegon Schadeverzekering N.V.,
3. ASR Schadeverzekering N.V.,
4. Reaal Schadeverzekeringen N.V.,
5. London Verzekeringen N.V.,
1.Het verloop van het geding na verwijzing in beide zaken
2.Verdere beoordeling van het hoger beroep na verwijzing
- i) [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ) was directeur en enig aandeelhouder van de beheer- en beleggingsmaatschappij Haklo Holding B.V. (hierna: Haklo). Haklo had twee werkmaatschappijen: [betrokkene] Zwembad Techniek B.V. (hierna: KZT) en Leisure Engineering B.V. (hierna: LE).
- ii) Op 25 augustus 1999 heeft een brand gewoed in het bedrijfspand van [betrokkene] te [plaats] . [betrokkene] , KZT en LE hadden het pand, de in het pand aanwezige inventaris en goederen, en de bedrijfsschade door brand verzekerd bij verzekeraars. Verzekeraars hebben vergoeding van de schade geweigerd omdat volgens hen sprake is van merkelijke schuld van [betrokkene] als bedoeld in artikel 294 (oud) WvK. Verzekeraars hebben zich op het standpunt gesteld dat [betrokkene] de brand zelf heeft aangestoken.
- iii) [betrokkene] , KZT en LE hebben Haklo een last gegeven om op eigen naam, maar voor rekening en risico van KZT en LE, de rechten voortvloeiend uit de opstal-, inventaris- en goederenverzekering geldend te maken.
- iv) Nadat Haklo, KZT en LE failliet zijn verklaard, heeft de curator alle vorderingen op verzekeraars uit hoofde van de inventaris- en goederenverzekering en uit hoofde van de bedrijfsschadeverzekering gecedeerd aan [betrokkene] .
- v) [betrokkene] is op 19 juni 2010 overleden. Zijn erfgenamen, [erfgenaam 1] , [erfgenaam 2] en [erfgenaam 3] , hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard.
. Het linkerdeel is in gebruik als magazijn(oostzijde, hof)
. Hier(dus boven het magazijn, hof)
is een houten verdiepingsvloer gelegd op houten vloerbalken. (…) De verdieping is eveneens in gebruik als opslagruimte en kan middels een trapopgang in het magazijn(gelegen bij de noordwand van het magazijn, hof)
worden betreden.
- i) Op 25 augustus 1999 omstreeks 17.00 uur waren [betrokkene] en twee medewerkers ( [medewerker 1] en [medewerker 2] ) in het pand aanwezig. [medewerker 2] heeft om ongeveer 16.55 uur een afsluitronde gedaan; hij heeft daarbij niets bijzonders opgemerkt of geroken. Nadat [medewerker 1] en [medewerker 2] tussen 17.05 uur en 17.10 uur het pand hadden verlaten, is [betrokkene] alleen achtergebleven. [betrokkene] was toen op de vaste telefoon in gesprek met Ballast Nedam; dat gesprek duurde van 16.46 uur tot 17.10.54 uur.
- ii) Om 17.15.32 heeft [betrokkene] met zijn mobiele telefoon naar huis gebeld. Dit gesprek is geregistreerd door de zendmast op de Maasheseweg 79 en vervolgens door de zendmast op Maasheseweg 89a.
- iii) Om 17.19 uur is er bij de alarmcentrale een zogeheten “sabotagemelding” van de alarminstallatie van [betrokkene] binnengekomen.
- iv) De brand is door een voorbijganger ( [voorbijganger] ) opgemerkt; hij heeft om 17.19.50 uur de alarmlijn 112 gebeld. Hij heeft op 30 augustus 1999 ten overstaan van de onderzoeker van verzekeraars (de heer Langeberg) verklaard:
.
.”
. Recht boven de roldeur en links boven de roldeur (van buitenaf gezien) verkleurde de verf duidelijk het eerste. Op grond hiervan werd vrij vroeg in de brand een brandhaard vermoed achter of links van de roldeur in de zijgevel. Tijdens de brand zijn foto’s gemaakt waarop die eerste verkleuring duidelijk zichtbaar is.
duidelijke verkleuringen waargenomen die wezen op de brand tegen de achtergevel. Deze verkleuringen zaten op de begane grond ter hoogte van gangpaden 2 (opslag elektriciteitskabel tegen de achtergevel) en 4 (opslag tyleenslang tegen de achtergevel). De gangpaden zijn genummerd vanuit de kantoren.
. Na het openen van de roldeur werden, vanwege de dichte rook nog geen vlamverschijnselen waargenomen. Een vuurhaard werd vermoed verderop in de loods. Door inzet van de twee stralen lage druk is uitbreiding van de brand tegen gegaan danwel is de brand teruggedrongen in het achterste deel van de loods(de oostzijde, hof)
.
. Na het openen van de roldeur is deze straal ingezet ter aanvulling van de 2 eerder ingezette stralen en is daarmee het insluiten van de brandhaard voltooid. Het voertuig dat achter de roldeur stond geparkeerd is door de brandweer naar buiten getrokken.
waar bomen en struiken vlam dreigden te vatten. Deze tankautospuit is ingezet op het koelen van de achter- en zijkanten. In de nablusfase heeft deze autospuit het verwijderen van de achterwanden begeleid.
.
beschikking van 2 mei 2001twee deskundigen benoemd teneinde te kunnen bepalen wat de oorzaak van de brand is geweest. Het gaat om de heer J.A. Fonk, branddeskundige, en de heer Y.E. Suurenbroek, brandweerofficier. Deze deskundigen hebben gezamenlijk de heer R.M. Wisse (adviseur bodemverontreiniging van ingenieursbedrijf Oranjewoud), aangezocht als derde deskundige. De deskundigen hebben ieder een eigen onderzoek uitgevoerd.
vonnis van 22 augustus 2002bepaald dat verzekeraars voorschotten op de verzekeringsuitkering aan [betrokkene] (€ 136.000,-), en aan KZT en LE (€ 225.000,-) dienen te betalen. Verzekeraars hebben aan dit vonnis voldaan. Bij
arrest van 29 november 2005is dit kortgedingvonnis vernietigd, zodat de rechtsgrond voor de betalingen is komen te vervallen.
tussenvonnis van 18 februari 2004geoordeeld dat verzekeraars voorshands zijn geslaagd in het bewijs dat sprake was van brandstichting door [betrokkene] . Haklo is toegelaten tot het leveren van tegenbewijs dat brandstichting niet de oorzaak van de brand is en dat de [betrokkene] de brand niet zelf heeft gesticht. Haklo is tegen dit oordeel in hoger beroep gegaan, maar het hof heeft bij
arrest van 28 februari 2006het tussenvonnis bekrachtigd en de zaak naar de rechtbank terugverwezen. Bij
vonnis van 13 september 2006heeft de rechtbank verzekeraars ontslag van instantie verleend in verband met het faillissement van Haklo.
vonnis van 15 maart 2006de vordering van verzekeraars tot het terugbetalen van de door hen aan [betrokkene] betaalde voorschot van € 136.000,-, alsmede het aan LE en KZT betaalde voorschot van € 225.000,- toegewezen, omdat het kortgeding vonnis dat verzekeraars had verplicht tot het betalen van deze voorschotten inmiddels door het hof was vernietigd (zie hiervoor onder (ii)). De rechtbank zag geen aanleiding om (naast LE en KZT ook) [betrokkene] (uit hoofde van onrechtmatige daad) te veroordelen tot terugbetaling van het voorschot van € 225.000,- omdat naar het oordeel van de rechtbank “niet vast staat (…) dat sprake is van brandstichting door [betrokkene] .”
tussenarrest van 16 maart 2010geoordeeld dat aan het hiervoor onder (iii) genoemde tussenvonnis van 18 februari 2004 en het arrest 28 februari 2006 gezag van gewijsde toekwam en dat de in die procedure uitgesproken voorshands bewezenverklaring op grond van artikel 235 Rv bindende kracht heeft. Het hof heeft daarom geoordeeld dat voorshands is bewezen dat brandstichting de oorzaak van de brand is en dat [betrokkene] de brand zelf heeft gesticht. [betrokkene] is toegelaten tot het leveren van tegenbewijs.
vonnis van 16 april 2008afgewezen, zonder [betrokkene] in de gelegenheid te stellen (tegen)bewijs te leveren.
tussenarrest van 16 maart 2010dit vonnis vernietigd. Oordelend dat aan het onder (iii) genoemde tussenvonnis van 18 februari 2004 en het arrest 28 februari 2006 bindende kracht toekomt, heeft het hof [betrokkene] ook in deze zaak toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stelling van verzekeraars dat brandstichting de oorzaak is van de brand en dat [betrokkene] de brand zelf heeft gesticht.
21 juni 2013in beide zaken arrest gewezen (ECLI:NL:HR:2013:BZ8317). Hij heeft geoordeeld dat het hof in beide zaken ten onrechte heeft geoordeeld dat gezag van gewijsde toekomt aan het (onder (iii) genoemde) tussenvonnis van 18 februari 2004 en het arrest van 28 februari 2006. Het arrest van het hof in zaak 105.005.453/01 is vernietigd. Het cassatieberoep tegen het arrest in zaak 200.012.026/01 is verworpen. Beide zaken zijn ter verdere behandeling en beslissing terugverwezen naar het hof.
200.145.828/01hebben verzekeraars na terugverwijzing een niet-ontvankelijkheidsverweer opgeworpen. In deze zaak heeft (uitsluitend) [erfgenaam 1] een oproepingsexploot na cassatie uitgebracht. Volgens verzekeraars had het exploot door de erfgenamen gezamenlijk moeten worden uitgebracht. [erfgenaam 1] heeft vervolgens, overeenkomstig de afspraken die tijdens de comparitie na aanbrengen zijn gemaakt, een verklaring van de beide andere erfgenamen, [erfgenaam 2] en [erfgenaam 3] , in het geding gebracht. Deze houdt in dat [erfgenaam 2] en [erfgenaam 3] verklaren dat [erfgenaam 1] bevoegd is namens hen beiden op te treden in zowel zaak 200.145.828/01 als in zaak 200.012.026/02. [erfgenaam 1] is dus als gevolmachtigde bevoegd om mede namens [erfgenaam 2] en [erfgenaam 3] in hun hoedanigheid van erfgenamen op te treden. Het niet-ontvankelijkheidsverweer wordt daarom – voor zover al gehandhaafd – verworpen.
, was veranderd. Op verzoek van de brandweer was aan die zijde de gevel beplating verwijderd en was een deel van de opgeslagen goederen naar buiten getrokken. Dit om het nablussen te vergemakkelijken.
In de stellingen rondom de brandhaard waren in stalen bakken meerdere kunststof producten opgeslagen. Zichtbaar was dat de producten in de V-vorm waren verbrand en dat naar buiten toe de verbranding overging in een versmelting.
In de houten stellingen grenzend aan de brandhaard was tevens een duidelijke V-vormige aftekening zichtbaar in inbrandingen van het hout.
Aan de hand van de inbrandingen in de andere delen van het magazijn kon worden vastgesteld dat de lage inbrandingen die aldaar werden aangetroffen secundair van aard waren en mogelijk veroorzaakt door vallende brandende delen van de houten verdiepingsvloer.
Inbrengen van brandbare vluchtige stoffen via de lichtstraat op het dak van het pand bij deze brand is uitgesloten. Vanaf het dak kon de aangetroffen brandhaard niet worden bereikt middels het uitgieten van vloeistoffen. De verdiepingsvloer in het magazijn blokkeerde deze verbinding. Tevens kon op basis van het aangetroffen brandbeeld deze mogelijkheid worden uitgesloten.
(…)
De achtergevel vertoont centraal(de zuidzijde van het pand, hof)
, links van de rolpoort, een hoog gelegen hittepatroon. De blauwe verf is plaatselijk weggebrand zonder vervorming van het damwandprofiel. (…)
Rechts van de rolpoort zijn de damwandprofielen tot aan de linkergevel(de oostzijde van het pand, hof)
duidelijk meer beschadigd en dit over de ganse hoogte van het gebouw. Over een vrij groot oppervlak treedt roestvorming op wat wijst op de hogere temperaturen waaraan deze profielen van binnen naar buitenuit hebben blootgestaan.(…)
De linkergevel(de oostgevel, hof)
is bij de interventie van de brandweer neergetrokken. De staalprofielen die nog overeind staan vertonen eveneens de sporen van sterke verhitting.(…)
De temperatuurgradiënten welke zich aftekenen op het dak komen volledig overeen met de hittepatronen welke op de gevels worden waargenomen. Op het rechterdeel van het dak(het westelijke deel van het dak, hof)
is de bitumenbedekking wel vervormd doch niet opgebrand, de lichtkoepel aan deze zijde is vrijwel intact.(…)
Van het linkerdeel van het dak(het oostelijk deel van het dak)
is in de hoek achteraan(zuid-oostelijke hoek, hof)
het bitumen en het onderliggende isolatiemateriaal weggebrand. De linker lichtkoepel is volledig weggebrand. (…)
(…)
Het linkerdeel van de bedrijfshal(oostelijk deel, hof)
is volledig uitgebrand. Metalen opbergkorven liggen verspreid en verwrongen door elkaar. De kunststof inhoud van de korven is gesmolten en deels verbrand. De chaotische toestand alhier is mede veroorzaakt door de interventie van de brandweer. Het feit dat in het linkerdeel ook nog een verdieping aanwezig was kan nog nauwelijks worden vastgesteld. (…)
Centraal-links in de bedrijfshal is de opbouw van de verdieping nog herkenbaar. (…) De houten draagbalken zijn sterk ingekoold en dit in de richting van onder naar boven. De spaanderplaten zijn grotendeels door het vuur geconsumeerd of door hun afgenomen draagkracht neer gekomen. (…)
Een bordes op de verdieping kan via een trapje vanuit het magazijn worden bereikt. Dit bordes was eveneens bereikbaar via een doorgang vanuit het kantoorgedeelte. Onder het bordes was een wastafel en een voorraad chemicaliën dienstig voor de behandeling van zwembadwater. Deze zone werd niet ernstig door de brand beschadigd. Enig verband tussen de aldaar aanwezige chemicaliën en de brandoorzaak is onbestaande. (…)
(…)
Op de verdieping van het magazijn lag onder meer een archief, een voorraad kantoorbenodigdheden en geschenkmaterialen(noord-oosthoek, hof)
. Deze inboedel wordt thans op de begane grond teruggevonden.(…)
Ongeveer centraal in de zone links van de centrale doorgang (gezien vanuit de richting van het kantoorgedeelte) wordt op de begane grond een zone van laag gesitueerde brandpatronen waargenomen (…). Op de metalen stapelrekken is een duidelijk V-vormig brandpatroon afgetekend. Deze zone zal later selectief worden vrijgemaakt en onderzocht. (…)
In de doorgang tussen de tweede en de derde rij stellingen tekenen de brandpatronen zich af in een regelmatig V-vormig oplopend patroon, vertrekkend vanaf het vloerniveau. De aanwezigheid van eenbrandhaardalhier is zondermeer duidelijk. (…) De oxidatie van de metalen rekken en schappen gaven een goede indicatie van de hittegradiënten die zich in deze zone hebben ontwikkeld. (…)
In een volgende fase worden de vloerklinkers vrijgemaakt. Er worden geen beschadigingen of hitte-inwerkingen aan de klinkers vastgesteld. In dit verband dient te worden opgemerkt dat een klinkervloer weinig of geen spanningen opbouwt door hitte-inwerking als gevolg van de aanwezigheid van het grote aantal voegen.
Op de rand van de brandhaard, in de gang tussen de tweede en derde rij stellingen, worden een klinker evenals het onderliggende beddingszand bemonsterd voor verder laboratoriumonderzoek. (…) Het beddingszand gaf een zwak positieve indicatie op de gasdetector.
In de nabije omgeving van de voormelde zone stonden brandbare producten zoals Terpentine, lijmen op solvent basis, twee component kits, verven en een jerrycan met motorolie (…).
Tussen de achterwand en de laatste rij stapelrekken wordt eveneens een zone met laag gesitueerde brandschade opgemerkt(uiterste zuid-oosthoek, hof)
. Meer bepaald betreft het een houten krat waarin kunststof buizen en andere materialen opgeborgen lagen. Dit krat is vanaf de binnenzijde ingekoold. (…) De onderzijde is nauwelijks beschadigd. Met de gasdetector wordt in deze zone geen indicatie verkregen. Door het feit dat hier grote voorwerpen van de verdiepingsvloer zijn neergestort wordt ervan uitgegaan dat het hier om een secundaire brandhaard gaat.
Uiteindelijk werd de vloer volledig vrijgemaakt. Inbrandingspatronen worden nergens waargenomen. (…)
Nadat de vloer met water werd overspoeld werd in de zone van de brandhaard een bovendrijvende lichte olieachtige film waargenomen. Met behulp van absorberend papier werd deze film bemonsterd in het vooruitzicht van een laboratoriumonderzoek (…)”
De brandhaard
Aanwezigheid van vreemde stoffen.
Chemicaliën
De tijdslijn – Opbouw van het vuur
Technische oorzaken
Verzekerde heeft het systeem niet ingeschakeld.
Verzekerde heeft voor de sabotagemelding (17:19) geprobeerd het systeem in te schakelen (voor 17:19).
Verzekerde heeft na de sabotage melding (17:19) geprobeerd het systeem in te schakelen.