Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 31 januari 2017
[appellant 1],
de Gemeente Voorschoten,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
“In de selectieleidraad staat dat indien (2) inzendingen gelijk eindigen het behoudt van de historische uitstraling leidend is. Op basis van de scorelijst Historische Uitstraling (bijlage 2) scoort u, helaas, lager.”
“De historische uitstraling van het gebouw wordt bepaald door het gebouw zelf en de wijze waarop het wordt ingepast in zijn omgeving in relatie tot de functie die eraan wordt gegeven.”Daaronder is een tabel opgenomen, waaruit blijkt dat de inschrijving van [appellanten] op “Historische Uitstraling” een score heeft behaald van 90 en de inschrijving van [betrokkenen] een score van 96 (van een totaal te behalen score van 120). Deze scores zijn opgebouwd uit scores op de criteria “Bouwkundige kwaliteit” van respectievelijk 65 en 60, “Verkeerskundige kwaliteit” van respectievelijk 10 en 18 en “Kwaliteit van de bestemming c.q. het programma” van respectievelijk 15 en 18. Deze drie criteria zijn onderverdeeld in meerdere subcriteria. De subcriteria van het criterium Verkeerskundige kwaliteit zijn i) de kwaliteit van de ontsluiting van het plan en ii) de mate waarin en wijze waarop invulling wordt gegeven aan ‘parkeren op eigen terrein’ c.q. de wijze waarop wordt voldaan aan de parkeernorm. De subcriteria van het criterium Kwaliteit van de bestemming c.q. het programma zijn i) of c.q. de mate waarin de planologische kaders in acht worden genomen en ii) de beoogde bestemming c.q. de programmatische invulling en de mate waarin die aansluit bij het gebouw en de omgeving.
Rondom worden hagen geplaatst op de erfafscheidingen.
Er wordt een pad gecreëerd voor de nieuwe ontsluiting van de woning.
Er worden 6 parkeerplaatsen en een aantal fietsenbeugels op het terrein toegevoegd (waarvan 3 via een te maken inrit aan de J.W. Frisolaan, ten bate van de maatschappelijke nevenfunctie).”
Rondom worden hagen (‘van voldoende hoogte’) geplaatst op de erfafscheidingen.
Er wordt paden gecreëerd voor de extra nieuwe ontsluitingen van beide woningen.
Er worden 3 parkeerplaatsen langs de Juliana van Stolberglaan toegevoegd en een aantal fietsenbeugels (ter plaatse van de berging) ten bate van de maatschappelijke nevenfunctie.”
Grief Iis gericht tegen de overweging van de voorzieningenrechter achter 4.1 van het bestreden vonnis dat het criterium “in welk plan het meeste recht wordt gedaan aan historie” vooraf nader kan worden uitgewerkt, maar dat daartoe geen verplichting bestaat en dat het op de weg van [appellanten] had gelegen voorafgaand aan hun inschrijving hierover vragen te stellen. [appellanten] voeren aan dat er geen reden was om vragen te stellen omdat zij mochten verwachten dat het behoud van het uiterlijk van de gymzaal als enige een centrale rol zou vervullen.
Grief IIkomt op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat de beoordelingscommissie een ruime mate van beleidsvrijheid heeft en naast het criterium Bouwkundige kwaliteit acht heeft kunnen slaan op de criteria Verkeerskundige kwaliteit en Kwaliteit van de bestemming c.q. het programma, en de subcriteria de ontsluiting, het parkeren, het planologisch kader en de beoogde bestemming/programmatische invulling. Met
grief IIIkomen [appellanten] op tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat niet is gebleken dat partijen zijn overeengekomen zich neer te leggen bij het advies van DLS.
Grief IVis gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter achter 4.3. van het bestreden vonnis dat niet kan worden geconcludeerd dat de Gemeente in redelijkheid niet tot de door haar gemaakte afweging heeft kunnen komen en de grenzen van de haar toekomende ruimte en beoordelingsvrijheid heeft overschreden.
Grief Vis gericht tegen de afwijzing van de vordering als zodanig en de proceskostenveroordeling.
Beslissing
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding, aan de zijde van de Gemeente begroot op nihil;
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 23 september 2016;
- veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 718,- aan verschotten en € 2.682,- aan salaris advocaat en op € 131,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 68,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 68,--, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.