ECLI:NL:GHDHA:2017:530

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2017
Publicatiedatum
6 maart 2017
Zaaknummer
200.204.705
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek tot gedwongen schuldregeling

In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank Den Haag van 25 november 2016, waarin haar verzoek tot het bevelen van een gedwongen schuldregeling en haar verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zijn afgewezen. [appellante] verzoekt het hof deze vonnissen te vernietigen en alsnog een gedwongen schuldregeling te bevelen. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 februari 2017. Het hof heeft in deze zaak de belangen van [appellante] en de overige schuldeisers zwaarder laten wegen dan die van [geïntimeerde].

De rechtbank had het verzoek van [appellante] afgewezen op basis van het oordeel dat niet aannemelijk was dat haar aanbod het uiterste was waartoe zij in staat was. [appellante] had een schuldregeling aangeboden van 7,12% tegen finale kwijting, gebaseerd op haar huidige uitkering. Het hof oordeelt echter dat dit aanbod het maximaal haalbare is, gezien de omstandigheden van [appellante].

Het hof overweegt dat de totale schuldenlast van [appellante] € 14.986,27 bedraagt en dat de vordering van [geïntimeerde] slechts een klein aandeel van 3,7% van deze totale schuldenlast vormt. Het hof concludeert dat er geen eerdere minnelijke of gedwongen schuldregeling is geweest die door [appellante] niet naar behoren is nagekomen. Gezien deze omstandigheden vernietigt het hof het vonnis van de rechtbank en beveelt het [geïntimeerde] in te stemmen met de door [appellante] aangeboden schuldregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.204.705/01
Rekestnummer rechtbank : C/09/517050 / FT RK 16/1823

arrest van 14 februari 2017

inzake

[naam],

wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. P. van der Veld te Den Haag,
tegen

[naam],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde].

Het geding

Bij verzoekschriften, ingekomen ter griffie van het hof op 2 december 2016, heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank Den Haag van 25 november 2016 waarbij haar verzoek tot het bevelen van een gedwongen schuldregeling en haar verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zijn afgewezen. Zij verzoekt het hof deze vonnissen te vernietigen en alsnog een gedwongen schuldregeling te bevelen dan wel haar toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. Bij brieven van 23 en 25 januari 2017 heeft [appellante] de processtukken van de eerste aanleg en aanvullende stukken aan het hof toegezonden.
De mondelinge behandeling van beide verzoeken heeft plaatsgevonden op 7 februari 2017. Verschenen zijn:
- [appellante], bijgestaan door mr. P.L.G. Rens, kantoorgenoot van mr. P. van der Veld, die het beroepschrift heeft ingediend,
- [geïntimeerde].
Het hof wijst in beide zaken afzonderlijk arrest. Het onderhavige arrest heeft betrekking op het verzoek tot het bevelen van een gedwongen schuldregeling.

Beoordeling van het hoger beroep

1. [appellante] heeft op 24 augustus 2016 bij de rechtbank een verzoek ingediend [geïntimeerde] en [naam] te bevelen in te stemmen met de door haar aangeboden schuldregeling als bedoeld in artikel 287a Faillissementswet (Fw). [naam] heeft de rechtbank per brief van 15 september 2016 medegedeeld dat zij haar vordering op [appellante] intrekt.
2. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen op grond van het oordeel dat niet aannemelijk is dat het aanbod van [appellante] het uiterste is waartoe zij in staat is. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het aanbod is gebaseerd op de (minimale) uitkering die [appellante] thans ontvangt, terwijl zij ter zitting heeft verklaard dat zij ondanks haar psychische problematiek en haar verslavingsverleden, in staat is om te werken. De rechtbank acht het dan ook aannemelijk dat zij in staat haar inkomenssituatie zodanig te verbeteren dat een grotere afloscapaciteit voor haar schuldeisers mogelijk zal zijn.
3. De grieven en bezwaren van [appellante] kunnen als volgt worden samengevat.
[appellante] stelt zich op het standpunt dat de omstandigheden die een rol kunnen spelen bij de belangenafweging, zoals door de rechtbank in het vonnis vermeld, in haar voordeel hadden moeten uitvallen. Het voorstel is het uiterste waartoe zij thans in staat is. Zij is echter, ondanks haar psychische problematiek en verslavingsverleden, actief op zoek naar werk om zo haar inkomen te vergroten. Gelet op deze omstandigheden is [appellante] van mening dat [geïntimeerde] in redelijkheid niet tot weigering van het aanbod heeft kunnen komen.
4. [geïntimeerde] heeft ter zitting verklaard dat hij niet wist dat het aanbod van [appellante] een prognose betreft is en dat de uiteindelijke uitkering hoger kan uitvallen als [appellante] tijdens de looptijd van de voorgestelde schuldregeling werk vindt waardoor zij haar schuldeisers meer tegemoet kan komen. Dat doet volgens hem echter niet af aan het bezwaar dat hij tegen het voorstel heeft. Hij heeft onder meer naar voren gebracht dat hij al coulant is ten aanzien van personen die de rekening voor het repareren of vervangen van een slot niet direct kunnen voldoen, door hen in de gelegenheid te stellen die rekening, conform de leveringsvoorwaarden op de factuur, binnen 14 dagen te betalen. Hij heeft ook meerdere malen contact opgenomen met [appellante] om een betalingsregeling te treffen, echter tevergeefs. [geïntimeerde] is er niet van overtuigd dat [appellante] niet in staat is om werk te vinden en zo haar schuldeisers een beter aanbod te doen, aangezien er geen medisch stukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat zij niet in staat is om te werken.
5. Bij de beoordeling van het verzoek tot het opleggen van een gedwongen schuldregeling in het kader van artikel 287a Fw neemt het hof als uitgangspunt dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt voldaan, zodat deze schuldeiser niet snel het verwijt gemaakt kan worden dat hij misbruik maakt van zijn bevoegdheid om volledige betaling te verlangen. Uitgangspunt is voorts dat een schuldeiser slechts onder bijzondere omstandigheden kan worden gedwongen in te stemmen met een door de schuldenaar aangeboden akkoord.
6. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting wordt als volgt overwogen. De totale schuldenlast van [appellante] bedraagt € 14.986,27. [appellante] heeft een schuldregeling aangeboden inhoudende een betaling van 7,12% tegen finale kwijting. Het hof acht dat aanbod het maximaal haalbare waartoe [appellante], die een uitkering op grond van de Participatiewet ontvangt, op dit moment financieel in staat is. Echter, het aanbod betreft een prognose, hetgeen betekent dat het resultaat voor de schuldeisers hoger kan uitvallen indien de reserveringsmogelijkheden van [appellante] toenemen, bijvoorbeeld indien zij een baan vindt waarmee zij die reserveringsmogelijkheden kan vergroten. Zij spant zich daar ook actief voor in, zo begrijpt het hof.
Voorts wordt in aanmerking genomen dat er niet eerder een minnelijke of gedwongen schuldregeling van toepassing is geweest die door [appellante] niet naar behoren is nagekomen, dat de vordering van [geïntimeerde] slechts een gering aandeel (3,7%) vormt van de totale schuldenlast, dat een faillissement of toepassing van de schuldsaneringsregeling niet een beter uitzicht voor hem biedt en dat hij de enige weigerachtige schuldeiser is.
Gelet op deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de belangen van [appellante] en de overige schuldeisers, die met het aanbod hebben ingestemd, zwaarder dienen te wegen dan de belangen van [geïntimeerde] en dat het verzoek van [appellante] dient te worden toegewezen.
7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd. Het hof zal [geïntimeerde] bevelen in te stemmen met de door [appellante] aangeboden schuldregeling.

Beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 25 november 2016;
en opnieuw beslissende:
- beveelt [geïntimeerde] in te stemmen met de door [appellante] aangeboden schuldregeling.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.R. Salomons, M.C.M. van Dijk en P.W. van Baal, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 februari 2017 in aanwezigheid van de griffier.