ECLI:NL:GHDHA:2017:467

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2017
Publicatiedatum
1 maart 2017
Zaaknummer
200.206.100/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling wegens niet-nakoming van sollicitatieverplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de schuldsaneringsregeling van de appellant. De rechtbank had eerder, op 16 december 2016, aan de appellant de schone lei onthouden, omdat hij toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling, met name de sollicitatieverplichting. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 februari 2017 is de appellant verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, en was de bewindvoerder aanwezig.

Het hof heeft vastgesteld dat de appellant in de periode van 1 oktober 2014 tot en met 31 maart 2015 was vrijgesteld van de sollicitatieverplichting, maar dat deze vrijstelling verviel omdat hij zich niet aan de voorwaarden hield. De appellant heeft weliswaar in de periode na de vrijstelling sollicitaties ingediend, maar deze waren niet controleerbaar en voldeden niet aan de eisen. Het hof heeft overwogen dat de tekortkomingen van de appellant niet zo ernstig waren dat de schuldsaneringsregeling moest worden beëindigd zonder verlening van de schone lei. Het hof heeft besloten om de looptijd van de schuldsaneringsregeling met twaalf maanden te verlengen, tot 9 maart 2018, en heeft de appellant erop gewezen dat hij alle verplichtingen moet blijven nakomen.

De beslissing van het hof vernietigt het eerdere vonnis van de rechtbank en biedt de appellant een laatste kans om de schuldsaneringsregeling succesvol af te ronden. Het hof heeft de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor de voortzetting van de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.206.100/01
Insolventienummer rechtbank : C/09/13/672 R

arrest van 28 februari 2017

inzake

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. J.M. van der Linden te Waddinxveen.

Het geding

Bij vonnis van de rechtbank Den Haag van 9 december 2013 is ten aanzien van [appellant] de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. Bij vonnis van deze rechtbank van 16 december 2016 is aan [appellant] de schone lei onthouden. Tegen laatstbedoeld vonnis heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij het op 23 december 2016 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift (met productie). Op 9 februari 2017 en 15 februari 2017 is een aantal producties aan het hof toegezonden. Bij brief van 10 februari 2017 heeft mevrouw J. Wijker, de bewindvoerder, de openbare verslagen en haar reactie op het beroepschrift aan het hof toegezonden.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 februari 2017. Verschenen zijn: [appellant] , bijgestaan door zijn advocaat, alsmede de heer F.H. Entjes namens de bewindvoerder.

De beoordeling van het hoger beroep

1. De rechtbank heeft aan [appellant] de schone lei onthouden op de grond dat hij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen (artikel 354 lid 1 en 2 jo 358 lid 2 Fw). De rechtbank heeft daarbij het volgende overwogen.
[appellant] is vanaf 1 oktober 2014 tot en met 31 maart 2015 door de rechter-commissaris vrijgesteld van de sollicitatieverplichting onder de voorwaarde dat [appellant] zich zou laten behandelen voor zijn psychische klachten. De begeleiding is stopgezet op het moment dat [appellant] een parttime baan vond. Hierdoor heeft hij niet voldaan aan de voorwaarde van de vrijstelling en evenmin voldaan aan zijn (aanvullende) sollicitatieverplichting. Daarnaast heeft [appellant] sinds april 2015 wel voldoende sollicitaties overgelegd, maar deze sollicitaties zijn niet controleerbaar omdat het handgeschreven brieven zijn. Ook ontbreekt de vacature en de motivatie.
Verder heeft [appellant] gedurende de schuldsaneringsregeling onvoldoende afgedragen aan de boedelrekening waardoor er een boedelachterstand is ontstaan. Dat deze achterstand daags voor de zitting van de rechtbank is voldaan, maakt dit niet anders, aldus de rechtbank.
2. De grieven en argumenten van [appellant] kunnen als volgt worden samengevat.
[appellant] heeft aangevoerd dat er sprake was van een kleine boedelachterstand van € 122,31 en dat deze achterstand voorafgaande aan de zitting en binnen de termijn van de schuldsaneringsregeling is ingelost.
Ongeveer een week na de door de rechter-commissaris gegeven vrijstelling van de sollicitatieverplichting kreeg [appellant] een baan voor gemiddeld 20 uur per week. Doordat [appellant] 20 uur per week werkte en dit een behoorlijke geestelijke belasting voor hem was, verkeerde hij in de veronderstelling dat hij geen aanvullende sollicitatieverplichting had. Voor zover hij hier niet van mocht uitgaan heeft hij aangevoerd dat zowel de bewindvoerder als de rechter-commissaris hem niet op zijn aanvullende sollicitatieverplichting hebben gewezen. Omdat de arbeidsovereenkomst na een half jaar afliep, heeft [appellant] vanaf april 2015 minimaal vier keer per maand gesolliciteerd. Hij erkent dat zijn brieven handgeschreven waren en dat hij vaak geen vacature meestuurde, maar dit komt volgens hem door het feit dat hij niet goed op de hoogte was van de wijze waarop hij diende te solliciteren.
Tot slot acht [appellant] het onbegrijpelijk dat de rechtbank in het vonnis niets heeft vermeld over een eventuele verlenging van de schuldsaneringsregeling, temeer nu hij op de eindzitting heeft aangegeven dat hij hiervoor openstaat.
3. De bewindvoerder heeft verklaard dat [appellant] de boedelachterstand van € 122,31 heeft voldaan en derhalve is voldaan aan de afdrachtverplichting.
[appellant] heeft zich in de visie van de bewindvoerder gedurende de schuldsaneringsregeling niet gehouden aan de sollicitatieverplichting. De vrijstelling in de periode vanaf 1 oktober 2014 tot en met 31 maart 2015 is komen te vervallen omdat [appellant] zich niet heeft gehouden aan de voorwaarde van de vrijstelling. Derhalve had [appellant] in voornoemde periode moeten solliciteren.
Vanaf april 2015 heeft [appellant] voldoende sollicitaties overgelegd. Doordat de sollicitaties echter handgeschreven waren, waren deze niet controleerbaar. Ook zijn geen vacatures overgelegd. Sedert mei 2016 solliciteert [appellant] , op advies van de bewindvoerder, digitaal, maar is, ondanks meerdere verzoeken hiertoe, nagelaten zijn sollicitaties aan te vullen met de vacature en motivatie. Er is telkens slechts een ontvangstbevestiging overgelegd.
Gedurende de gehele regeling is [appellant] minimaal eens per half jaar gewezen op het juist uitvoeren van de verplichting. Tot op heden heeft hij nimmer conform de richtlijnen gesolliciteerd. De bewindvoerder heeft ter zitting gesteld dat [appellant] weliswaar in februari 2017 een aantal sollicitatiebrieven heeft overgelegd, maar die alle zijn geschreven in de tweede helft van februari 2017 en voor een deel zien op vacatures buiten de directe omgeving van zijn woonplaats en daarom niet als serieus zijn aan te merken. Ook na het vonnis van de rechtbank heeft [appellant] in de visie van de bewindvoerder onvoldoende laten zien dat hij gemotiveerd is daadwerkelijk en serieus te solliciteren.
Ter zitting is namens de bewindvoerder geadviseerd het bestreden vonnis te bekrachtigen.
4. Het hof stelt voorop dat van personen ten aanzien van wie de schuldsanering is uitgesproken mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste inspannen om te voldoen aan de daaraan verbonden verplichtingen. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat [appellant] weliswaar zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende sollicitatieverplichting niet naar behoren is nagekomen, maar dat die tekortkoming in dit geval niet zo ernstig is dat de schuldsaneringsregeling dient te worden beëindigd zonder verlening van de schone lei.
Het hof overweegt daartoe als volgt. Gebleken is dat [appellant] , gezien de aan de bewindvoerder overgelegde sollicitatiebrieven, sedert april 2015 lijkt te hebben voldaan aan de verplichting om ten minste vier keer per maand te solliciteren, met dien verstande dat hij heeft nagelaten voldoende aantoonbaar en controleerbaar te solliciteren. Ter zitting van het hof heeft [appellant] beterschap beloofd en verklaard dat hij vanaf nu de sollicitatieverplichting naar behoren zal nakomen. Hij heeft erkend dat hij pas in februari 2017 weer is gaan solliciteren, maar heeft daarvoor als verklaring gegeven dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de schuldsaneringsregeling na het vonnis van de rechtbank was beëindigd. Het hof merkt hierover op dat de Hoge Raad in zijn arrest van 10 oktober 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2935) heeft beslist dat de verplichtingen die op grond van de tweede afdeling van titel III Fw voor de schuldenaar voortvloeien uit de toepassing van de schuldsaneringsregeling niet gelden in de periode die is gelegen tussen het moment waarop de termijn van artikel 349a lid 1 Fw afloopt en het moment waarop onherroepelijk is beslist omtrent de verlenging van de termijn van de schuldsaneringsregeling. De omstandigheid dat [appellant] in de periode na het vonnis in eerste aanleg niet adequaat heeft gesolliciteerd kan hem daarom niet worden aangerekend.
Het hof ziet in de overige omstandigheden voldoende aanleiding om [appellant] een laatste kans te bieden de regeling alsnog tot een goed einde te brengen. Het hof zal hem daartoe in de gelegenheid stellen door de schuldsaneringsregeling, conform het voorstel van [appellant] , te verlengen met twaalf maanden. Daarbij wordt [appellant] er op gewezen dat hij alle verplichtingen die de schuldsaneringsregeling hem oplegt zal moeten blijven nakomen, bij gebreke waarvan de schuldsaneringsregeling tussentijds zal worden beëindigd of aan het einde van de verlengde schuldsaneringsregeling hem alsnog de schone lei zal kunnen worden onthouden.
5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd, waarbij de schuldsaneringsregeling zal worden verlengd als na te melden. Het bestreden vonnis werd gewezen na het verstrijken van de termijn als bedoeld in artikel 349a lid 1 Fw. Gelet op eerdergenoemd arrest van de Hoge Raad zal het hof bepalen dat de verlenging van de regeling ingaat vanaf het moment dat dit arrest onherroepelijk zal worden. Dit betekent dat de verlenging, behoudens ingesteld cassatieberoep, aanvangt per 9 maart 2017 en derhalve zal doorlopen tot 9 maart 2018.
6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd.

De beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 16 december 2016;
en opnieuw rechtdoende:
- verlengt de looptijd van de schuldsaneringsregeling van [appellant] met twaalf maanden, derhalve tot 9 maart 2018, waarbij [appellant] dient te blijven voldoen aan alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen;
- verwijst de zaak naar voornoemde rechtbank ter voortzetting van de schuldsaneringsregeling.
Dit arrest is gewezen door mrs. D. Aarts, M.J. van Cleef-Metsaars en A.J. Berends en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 februari 2017 in aanwezigheid van de griffier.