ECLI:NL:GHDHA:2017:4248

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2017
Publicatiedatum
27 juni 2018
Zaaknummer
22-005277-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis met aanpassing van de gevangenisstraf en motivering in een zaak van niet-ambtelijke omkoping en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 november 2016. De verdachte, geboren in 1961, werd beschuldigd van niet-ambtelijke omkoping en valsheid in geschrift. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf, de motivering daarvan en de vermelding van de toepasselijke wettelijke voorschriften. De verdachte had als financieel adviseur en treasurer van [bedrijf 1] in de periode van 2004 tot 2014 onrechtmatig geldbedragen aangenomen en valse facturen opgemaakt. Het hof oordeelde dat de verdachte door zijn handelen het vertrouwen van zijn werkgever en de maatschappij had geschaad. De straffen werden bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof hield rekening met het feit dat de verdachte niet eerder onherroepelijk was veroordeeld en dat hij een schadevergoeding van € 325.000,00 aan [bedrijf 1] had aangeboden. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 240 uur, met de bevestiging van het vonnis voor het overige.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005277-16
Parketnummer: 10-997004-14
Datum uitspraak: 12 oktober 2017

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 november 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
28 september 2017.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1. en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. (naam onderzoek):
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 20 juni 2014 te Rotterdam en/of Soest en/of Almere en/of Utrecht en/of Laren, in elk geval in Nederland, (telkens) anders dan als ambtenaar, te weten als Financieel Adviseur en/of Treasurer van [bedrijf 1] en/of Controller van [bedrijf 1] en/of Senior Adviseur Treasury van [bedrijf 1], naar aanleiding van hetgeen hij, verdachte, in zijn dienstbetrekking heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten een of meer gift(en), te weten de betaling van een of meer cash geldbedrag(en) (2 x circa Euro 3.000,-) en/of de betaling van een of meer girale geldbedrag(en) (in totaal ten bedrage van circa Euro 160.475,-), in elk geval enig(e) geldbedrag(en), van [medeverdachte] (en/of zijn bedrijf) heeft aangenomen en dit aannemen in strijd met de goede trouw (telkens) heeft verzwegen tegenover zijn werkgever;
2. ( (naam onderzoek):
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2006 tot en met 31 december 2009 te Soest en/of Utrecht en/of Almere en/of Laren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zes (6), althans een of meer, factu(u)r(en) van [bedrijf 3] en/of hem, verdachte, gericht aan [bedrijf verdachte] en/of [medeverdachte] ten bedrage van in totaal circa Euro 120.000,-, zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten opmaken en/of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - op/in die factu(u)r(en) vermeld dat door [bedrijf 3] en/of hem, verdachte, werkzaamheden en/of diensten (te weten: "begeleiding van financieringen") zijn verricht ten behoeve van [bedrijf verdachte] en/of [medeverdachte], terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet, althans niet geheel, door [bedrijf 3] en/of hem, verdachte, zijn verricht ten behoeve van/voor [bedrijf verdachte] en/of [medeverdachte] en/of (telkens) op/in die factu(u)r(en) (een) factuurbedrag(en) vermeld dat/die in werkelijkheid geen, althans niet volledig, betrekking heeft op die in die factu(u)r(en) vermelde(n) werkzaamheden en/of diensten, zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel, dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, zodat het vonnis, waarvan beroep, met overneming van gronden behoort te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de opgelegde gevangenisstraf, de motivering daarvan en de vermelding van de toepasselijke wettelijke voorschriften.
Het vonnis moet op die onderdelen worden vernietigd en in zoverre moet opnieuw worden rechtgedaan.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte, werkzaam als treasurer bij [bedrijf 1] heeft zich schuldig gemaakt aan passieve niet-ambtelijke omkoping en valsheid in geschrift. In de jaren 2005 tot en met 2010 heeft hij in totaal ongeveer € 166.000,00 ontvangen van een geldmakelaar die bemiddelde bij transacties tussen [bedrijf 1] en geldverstrekkers, terwijl hij dit tot medio 2014 voor zijn werkgever heeft verzwegen. Ook heeft de verdachte valse facturen opgemaakt om voor anderen het karakter van die betalingen te verhullen. De verdachte heeft zijn werkgever pas op de hoogte gesteld van deze betalingen nadat de oud-treasurer van [bedrijf 2] in juni 2014 tegenover de parlementaire enquêtecommissie verklaarde dat ook de treasurer van [bedrijf 1] smeergeld had gekregen.
De verdachte heeft door zijn grensoverschrijdend gedrag niet alleen het vertrouwen van zijn werkgever [bedrijf 1] geschaad, maar ook het vertrouwen van de maatschappij in de integriteit van woningcorporaties. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij zijn eigen financieel gewin voorop heeft gesteld.
Het bewezenverklaarde handelen van de verdachte is, zeker gelet op de lange pleegduur, maatschappelijk gezien onaanvaardbaar en rechtvaardigt in beginsel het opleggen van een gevangenisstraf zoals door de advocaat-generaal in hoger beroep is gevorderd.
Anderzijds heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 september 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de civiele vaststellingsovereenkomst tussen de verdachte en de [bedrijf 1] waaruit blijkt dat de verdachte akkoord is gegaan met betaling aan [bedrijf 1] van een schadevergoeding van in totaal € 325.000,00. Uit de procestukken en het verhandelde ter terechtzitting is voorts gebleken dat de verdachte daarop reeds deelbetalingen heeft verricht en dat hij bereid is zich tot het uiterste in te spannen om dit bedrag in zijn geheel op de overeengekomen uiterste betaaldatum te hebben afgelost. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte aldus ervan blijk gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien en bereid te zijn om alle schade die mogelijk door de omkoping voor zijn voormalige werkgever is ontstaan te vergoeden.
Ook heeft het hof rekening gehouden met het feit dat over deze zaak vele publicaties zijn verschenen, hetgeen grote gevolgen heeft, en heeft gehad, voor onder meer het vinden van een baan en daarmee ook het vereffenen van zijn schuld.
Tot slot heeft het hof gelet op het tijdsverloop tussen de start van het onderzoek en de uiteindelijke berechting van de zaak.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur naast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 225 en 328ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf, de motivering daarvan en de vermelding van de toepasselijke wettelijke voorschriften en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. Reinking,
mr. E. van Die en mr. A.E.A.M. van Waesberghe,
in bijzijn van de griffier mr. S.S. Mangal.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 oktober 2017.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.