ECLI:NL:GHDHA:2017:4109
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van vonnis inzake schuldsaneringsregeling en ontvankelijkheid in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepassing van de schuldsaneringsregeling voor de appellant, wonende te Waddinxveen. De appellant had eerder bij de rechtbank Den Haag een verzoek ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, dat op 2 maart 2017 was toegewezen. Echter, de appellant was van mening dat de rechtbank ten onrechte de schuldsaneringsregeling had toegepast, omdat zijn verzoek tot instemming met een door hem aangeboden schuldregeling was afgewezen. Hij stelde dat hij niet in staat was zijn belangen adequaat te behartigen tijdens de zitting bij de rechtbank, omdat hij niet werd bijgestaan door een medewerker van de schuldbemiddelingsinstantie PLANgroep.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat volgens artikel 292 van de Faillissementswet (Fw) er geen hoger beroep openstaat voor de schuldenaar tegen een uitspraak waarbij zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is toegewezen. Echter, het hof oordeelde dat in dit geval een uitzondering van toepassing was, omdat de appellant zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling niet had willen handhaven. Het hof concludeerde dat de rechtbank niet had mogen aannemen dat de appellant zijn verzoek had willen handhaven, en dat de appellant ten onrechte niet was gevraagd of hij zijn verzoek wilde handhaven na de afwijzing van het verzoek om instemming met de schuldregeling.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd, waardoor de schuldsaneringsregeling niet van toepassing werd verklaard voor de appellant. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste procesvoering en de noodzaak voor de rechter om de schuldenaar expliciet te vragen naar de handhaving van zijn verzoek in dergelijke procedures.