In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft het slachtoffer, terwijl deze roerloos op de grond lag, meermalen met kracht tegen het hoofd geslagen en geschopt. Dit gebeurde midden op straat, omringd door uitgaanspubliek. De verdachte heeft een beroep gedaan op noodweerexces, maar het hof heeft dit verwerpt. De handelingen van de verdachte waren volgens het hof zeer disproportioneel, zoals blijkt uit camerabeelden van het voorval. De verdachte werd eerder in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, en het hof heeft deze straf bevestigd. De verdachte heeft verwondingen bij het slachtoffer veroorzaakt, waaronder een bloeding in de hersenen en een breuk in de oogwand. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat ook meeweegt in de strafmotivering. Het hof heeft de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht toegepast en de verdachte tot een gevangenisstraf van 8 maanden veroordeeld, met aftrek van voorarrest.