ECLI:NL:GHDHA:2017:394
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in strafvervolging na telefonische mededeling over sepot
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, voor diefstal met braak in een tandartspraktijk. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een zwaardere straf van 80 uren taakstraf, subsidiair 40 dagen hechtenis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, omdat de verdachte op basis van een telefonische mededeling van een medewerker van het Openbaar Ministerie op 27 juli 2016 mocht vertrouwen dat de zaak was geseponeerd. Het hof heeft de argumenten van de raadsman en de advocaat-generaal zorgvuldig afgewogen. Het hof concludeert dat de raadsman op basis van de telefonische mededeling en de daaropvolgende correspondentie mocht aannemen dat de verdachte niet verder vervolgd zou worden. Het hof oordeelt dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte, omdat de verdachte gerechtvaardigd vertrouwen had in de mededeling van het Openbaar Ministerie. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.