ECLI:NL:GHDHA:2017:383

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 februari 2017
Publicatiedatum
20 februari 2017
Zaaknummer
200.176.630/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over arbeidsovereenkomst en aansprakelijkheid voor verkeersboetes met betrekking tot leaseauto

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat [appellant] heeft ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een arbeidsovereenkomst tussen [appellant] en Hay-Tech V.O.F., waarbij de vraag centraal staat of deze overeenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd was en wat de hoogte van het overeengekomen salaris is. Daarnaast is er een geschil over de aansprakelijkheid voor verkeersboetes die zijn opgelegd aan een leaseauto die door [appellant] werd gebruikt. De rechtbank had in eerste aanleg de vorderingen van Hay-Tech c.s. grotendeels toegewezen en de vorderingen van [appellant] afgewezen.

Tijdens het hoger beroep heeft [appellant] zeven grieven ingediend, terwijl Hay-Tech c.s. vier grieven in incidenteel appel hebben aangevoerd. Het hof heeft vastgesteld dat er tussen partijen een arbeidsovereenkomst bestond, maar dat de details over de duur en het salaris niet voldoende waren onderbouwd door Hay-Tech c.s. Het hof oordeelt dat de kantonrechter ten onrechte de gefixeerde schadevergoeding heeft toegewezen, omdat Hay-Tech c.s. niet het bewijs hebben geleverd dat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd was.

Wat betreft de hoogte van het salaris, heeft het hof geconcludeerd dat Hay-Tech c.s. niet in het bewijs zijn geslaagd dat het salaris € 1.700,- netto per maand bedroeg. De vordering tot betaling van verkeersboetes is eveneens afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat [appellant] de verkeersovertredingen had begaan. Uiteindelijk heeft het hof de bestreden vonnissen voor zover in conventie gewezen vernietigd en de vorderingen van zowel Hay-Tech c.s. als [appellant] afgewezen, met veroordeling van Hay-Tech c.s. in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.176.630/01
Zaaknummer rechtbank : 2951969 / CV EXPL 14-16255
arrest van 28 februari 2017
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. H.F.A. Nootenboom te Rotterdam,
tegen

1.Hay-Tech V.O.F., handelend onder de naam Hadi-Tech,

gevestigd te [woonplaats],
2. [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats],

3. [geïntimeerde 3],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerden in het principaal appel,
appellanten in het incidenteel appel,
hierna te noemen: Hay-Tech c.s.,
advocaat: mr. K. Zeylmaker te Breda.

1.Het verloop van het geding

1.1
Bij exploot van 4 september 2015 is [appellant] in hoger beroep gekomen van de door de rechtbank Rotterdam, team kanton Rotterdam (hierna: de kantonrechter) tussen partijen gewezen vonnissen van 5 september 2014, 20 maart 2015 en 12 juni 2015. De appeldagvaarding bevat de grieven. [appellant] heeft zeven grieven tegen de vonnissen aangevoerd en toegelicht en producties overgelegd.
1.2
Bij memorie van antwoord, tevens incidenteel appel, tevens vermeerdering c.q. wijziging van eis hebben Hay-Tech c.s. de grieven in principaal appel bestreden. In incidenteel appel hebben zij vier grieven aangevoerd.
1.3
Bij memorie van antwoord in incidenteel appel heeft [appellant] de grieven van Hay-Tech c.s. weersproken. Hij heeft daarbij één productie overgelegd.
1.4
Vervolgens hebben partijen op 25 november 2016 de zaak doen bepleiten, [appellant] door mr. W. de Brouwer, advocaat te Rotterdam, en Hay-Tech c.s. door mr. Zeylmaker voornoemd, aan de hand van overgelegde pleitnotities. Het van de zitting opgemaakte proces-verbaal bevindt zich bij de stukken. Ten slotte is arrest gevraagd op het voor het pleidooi ingediende kopiedossier.

2.Beoordeling van het hoger beroep

2.1
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep gaat het hof uit van de volgende feiten.
  • i) [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] zijn elektrotechnisch ingenieurs, die sinds 2005 een eigen bedrijf hebben. De onderneming werd aanvankelijk als vennootschap onder firma gedreven. Vanaf eind 2011 is de onderneming ondergebracht in een besloten vennootschap, Hay-Tech B.V.
  • ii) [geïntimeerde 2], [geïntimeerde 3] en [appellant] hebben vanaf eind 2012 gesprekken gevoerd over het opzetten van een detacheringsbedrijf voor het uitzenden van elektrotechnische monteurs. De onderneming zou worden ondergebracht in Hay-Tech V.O.F., de vennootschap onder firma van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3], die sinds eind 2011 een slapend bestaan leidde.
  • iii) Het was (kort gezegd) de bedoeling dat [appellant] de zakelijke en administratieve kant voor zijn rekening zou nemen en dat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] zouden zorgdragen voor de noodzakelijke contacten met elektrotechnische monteurs. [appellant] zou aanvankelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor Hay-Tech V.O.F. werkzaam zijn en op een later moment als vennoot toetreden.
  • iv) [appellant] is op 1 mei 2013 aan het werk gegaan bij Hay-Tech V.O.F. Hij was aanvankelijk alleen belast met (onderdelen van) de administratie van Hay-Tech V.O.F. en Hay-Tech B.V.
  • v) Op initiatief van [appellant] is hij medio mei 2013 vanuit Hay-Tech V.O.F. als administratieve kracht gedetacheerd bij Flexwise. Daarnaast verrichtte hij nog administratieve werkzaamheden voor Hay-Tech V.O.F. en Hay-Tech B.V.
  • vi) [appellant] is op 1 november 2013 gestopt met zijn werkzaamheden, zowel voor Hay-Tech V.O.F. en Hay-Tech B.V. als voor Flexwise.
2.2
Hay-Tech c.s. hebben [appellant] in rechte betrokken. In eerste aanleg hebben zij gevorderd dat [appellant] zal worden veroordeeld tot betaling van:
- een bedrag van € 212,08 aan verkeersboetes;
- een bedrag van € 5.766,33 netto ter zake van te veel betaald salaris;
- een bedrag van € 2.442,77 aan gefixeerde schadevergoeding over november 2013;
- een en ander te vermeerderen met wettelijke rente en proceskosten.
2.3
[appellant] heeft in reconventie gevorderd dat Hay-Tech c.s. zullen worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 989,24 netto aan achterstallig salaris, te vermeerderen met vakantiegeld, niet-genoten vakantiedagen, wettelijke rente en een vergoeding van twee vrije dagen die [appellant] heeft opgenomen ten behoeve van deze procedure.
2.4
De kantonrechter heeft de vorderingen van Hay-Tech c.s. grotendeels toegewezen en de vorderingen van [appellant] afgewezen.
2.5
In hoger beroep heeft [appellant] geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden vonnissen en tot afwijzing van de vorderingen van Hay-Tech en toewijzing van zijn vorderingen. Het hof constateert dat het petitum van [appellant] niet helemaal juist is geformuleerd, omdat hij conventie en reconventie heeft omgedraaid, maar – anders dan Hay-Tech c.s. bepleiten – is dit geen grond om [appellant] niet-ontvankelijk te verklaren. Het gaat immers om een vergissing die voor Hay-Tech c.s. eenvoudig te herkennen is.
2.6
Hay-Tech c.s. hebben geconcludeerd tot afwijzing van het principaal appel. In incidenteel appel hebben zij geconcludeerd dat het hof (zakelijk weergegeven) alsnog hun volledige vordering zal toewijzen. Daarnaast vorderen zij – bij wijze van eisvermeerdering – betaling van buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 795,56.
2.7
Bij de beoordeling van dit geschil stelt het hof voorop dat partijen ervan uitgaan dat er tussen [appellant] en Hay-Tech V.O.F. een arbeidsovereenkomst bestond gedurende de periode 1 mei 2013 tot 1 november 2013. De arbeidsovereenkomst is niet op schrift gesteld. Tussen partijen is in geschil of het gaat om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd, wat het overeengekomen salaris is en of [appellant] met een leaseauto verkeersboetes ter hoogte van € 212,08 heeft veroorzaakt.
Overeenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd
2.8
Hay-Tech c.s. stellen dat partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zijn overeengekomen en dat [appellant] feitelijk per 1 november 2013 uit dienst is getreden zonder voorafgaande opzegging. Indien [appellant] een juiste opzegtermijn in acht zou hebben genomen, zou de arbeidsovereenkomst op 1 december 2013 zijn geëindigd. Op grond van artikel 7:677 lid 4 (oud) BW jo. artikel 7:680 (oud) BW maken Hay-Tech c.s. aanspraak op een gefixeerde schadevergoeding.
2.9
[appellant] heeft bestreden dat partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd hebben gesloten. Volgens hem is sprake van een overeenkomst voor bepaalde tijd, gedurende welke tijd hij bij Flexwise was gedetacheerd. Na zes maanden zou worden gekeken of [appellant] als vennoot zou kunnen toetreden tot de V.O.F. Toen toetreding tot de vennootschap niet mogelijk bleek te zijn, is de arbeidsovereenkomst geëindigd.
2.1
Nu [appellant] gemotiveerd heeft betwist dat sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, ligt het op de weg van Hay-Tech c.s. om hun stelling te bewijzen. Hay-Tech c.s. hebben geen stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd hebben gesloten en zij hebben evenmin een (voldoende concreet) aanbod gedaan om die stelling te bewijzen. Hay-Tech c.s. beroepen zich weliswaar op de notulen van 25 maart 2013, maar [appellant] heeft de juistheid daarvan betwist en bovendien gesteld dat dit stuk niet bij hem bekend was. Hetgeen in de notulen is vermeld kan dan ook niet als vaststaand worden aangenomen. Het hof is dus van oordeel dat Hay-Tech c.s. het benodigde bewijs niet hebben geleverd. Dit brengt mee dat de kantonrechter ten onrechte de gefixeerde schadevergoeding heeft toegewezen. De
grieven I en IV in principaal appel(die op deze kwestie betrekking hebben) slagen.
Hoogte salaris
2.11
Partijen twisten over de vraag of [appellant] een salaris van € 1.700,- netto per maand zou ontvangen (standpunt Hay Tech c.s.) of van € 3.000,- bruto per maand (standpunt [appellant]). Volgens Hay-Tech c.s. heeft [appellant] – uitgaande van een salaris van € 1.700,- netto – € 5.756,33 netto te veel aan salaris ontvangen. Volgens [appellant] heeft hij – uitgaande van een salaris van € 3.000,- bruto – € 989,24 netto te weinig ontvangen.
2.12
De bewijslast dat partijen een salaris van € 1.700,- netto zijn overeengekomen, ligt op Hay-Tech c.s. Zij beroepen zich op salarisstroken die zij als productie 1 bij inleidende dagvaarding in het geding hebben gebracht. [appellant] heeft gemotiveerd betwist dat deze salarisstroken juist zijn. Hij heeft op zijn beurt salarisstroken in het geding gebracht waaruit blijkt dat zijn salaris € 3.000,- bruto bedroeg (productie 1 bij antwoord/verweer zitting 8 april 2014). Naar het oordeel van het hof kan bij deze stand van zaken op grond van de salarisstroken niet worden geconcludeerd dat het overeengekomen salaris € 1.700,- netto per maand bedroeg.
2.13
[appellant] heeft een overzicht van salarisbetalingen in het geding gebracht (productie 2 bij antwoord/verweer zitting 8 april 2014) waaruit blijkt dat door Hay-Tech V.O.F. telkens wisselende bedragen aan hem zijn betaald, bijvoorbeeld op 9 augustus 2013 een bedrag van € 420,-, op 12 augustus een bedrag van € 500,- en op 30 augustus 2013 een bedrag van € 2.000,-. Uit dit betalingspatroon kan niet worden afgeleid dat het salaris van [appellant] € 1.700,- netto per maand bedroeg. Hieraan doet niet af dat – zoals Hay-Tech c.s. stellen – [appellant] zelf verantwoordelijk was voor het overmaken van zijn salaris. Hay-Tech c.s. hebben immers niet gemotiveerd bestreden dat zij (in ieder geval) inzage hadden in de bankrekening die werd gebruikt voor de betaling van het salaris en dat zij ermee bekend waren dat [appellant] op wisselende tijdstippen telkens wisselde bedragen kreeg
2.14
Voor zover Hay-Tech c.s. zich beroepen op de notulen van 22 april 2013 waarin is vermeld dat [appellant] een salaris van € 1.700,- netto zou ontvangen, heeft te gelden dat [appellant] de juistheid van de notulen heeft betwist en dat hij heeft gesteld dat dit stuk niet bij hem bekend was. De juistheid van de notulen staat derhalve niet vast. Gelet op het vorenstaande komt aan de getuigenverklaring die [geïntimeerde 2] ten overstaan van de kantonrechter heeft afgelegd, onvoldoende gewicht toe.
2.15
Het hof komt tot het oordeel dat Hay-Tech c.s. niet in het bewijs zijn geslaagd dat partijen zijn overeengekomen dat het salaris van [appellant] € 1.700,- netto zou bedragen.
Grief II in principaal appelslaagt dus in zoverre. De kantonrechter heeft ten onrechte de vordering van Hay-Tech c.s. tot een bedrag van € 4.265,15 aan te veel betaald loon toegewezen. Het vorenstaande impliceert voorts dat
grief 2 in incidenteel appel(die betrekking heeft op de hoogte van de te veel ontvangen vakantietoeslag) faalt.
2.16
Met
grief 1 in incidenteel appelhebben Hay-Tech c.s. aangevoerd dat [appellant] blijkens een bankafschrift van 30 augustus 2013 ten onrechte een bedrag van € 1.000,- aan salaris heeft ontvangen. Hay-Tech c.s. maken uit hoofde van onverschuldigde betaling aanspraak op terugbetaling van dit bedrag.
2.17
[appellant] heeft bij pleidooi in hoger beroep toegelicht dat het gaat om een bedrag dat vanaf de privérekening van [geïntimeerde 2] aan hem is overgemaakt. Het betreft een lening van [geïntimeerde 2] aan [appellant], zoals ook blijkt uit de omschrijving op het bankafschrift. Volgens [appellant] is het leningbedrag eind november 2013 meegenomen in de eindafrekening tussen partijen.
2.18
Het hof overweegt als volgt. Hay-Tech c.s. hebben niet betwist dat het bedrag van € 1.000,- door [geïntimeerde 2] uit hoofde van een leningovereenkomst aan [appellant] is betaald. Van onverschuldigde betaling van [geïntimeerde 2] aan [appellant] is dan ook geen sprake. De vordering tot betaling van € 1.000,- zal daarom worden afgewezen. Grief I in incidenteel appel is derhalve ongegrond.
2.19
De vordering van [appellant] tot betaling van € 989,24 (
grief III in principaal appel) komt evenmin voor toewijzing in aanmerking. [appellant] legt aan deze vordering ten grondslag dat dit het verschil is tussen het overeengekomen en daadwerkelijk betaalde salaris. Echter, [appellant] heeft, als gezegd, bij pleidooi in hoger beroep toegelicht dat in de eindafrekening de lening aan [geïntimeerde 2] is meegenomen. Het komt er dus op neer dat hij – uitgaande van een salaris van € 3.000,- bruto – (met zijn instemming) een bedrag van € 1.000,- minder aan salaris heeft ontvangen omdat de lening is verrekend met het openstaande bedrag aan salaris. Op grond van zijn eigen verklaring is er dus geen openstaand saldo meer uit hoofde van de arbeidsovereenkomst. Daarmee vervalt de grondslag van zijn hiervoor genoemde vordering. Bij deze stand van zaken heeft [appellant] geen belang bij het honoreren van zijn bewijsaanbod dat partijen een salaris van € 3.000,- bruto zijn overeengekomen. De grief III in principaal appel is ongegrond. Ook
grief VII in principaal appel, die strekt tot toewijzing van de reconventionele vordering van [appellant] (betaling van € 989,24), is ongegrond.
Verkeersboetes
2.2
Hay-Tech c.s. hebben aangevoerd dat Hay-Tech V.O.F. twee verkeersboetes ten bedrage van € 212,08 heeft moeten betalen ter zake van verkeersovertredingen die zijn begaan met een auto met kenteken 66-PP-L2. Dit betreft een leaseauto die Hay-Tech V.O.F. had geleased ten behoeve van [appellant]. Het leasecontract vermeldt [appellant] als berijder van de auto en de auto werd door niemand anders gebruikt. [appellant] mocht de auto ook privé gebruiken en daarvoor was hij een bijtelling verschuldigd, aldus Hay-Tech c.s.
2.21
[appellant] heeft bestreden dat hij de verkeersovertredingen heeft begaan. Hij stelt dat hij niet de enige bestuurder van de auto was. De auto werd ook door [geïntimeerde 2] gebruikt, die bij hem in de buurt woonde. [appellant] gebruikte de auto niet privé; hij was dus ook geen bijtelling verschuldigd.
2.22
Het hof overweegt als volgt. Het ligt op de weg van Hay-Tech c.s. te bewijzen dat [appellant] de verkeersovertredingen heeft begaan. Daarbij staat vast dat Hay-Tech V.O.F. een auto met kenteken 66-PP-L2 heeft geleased, dat [appellant] bij de leasemaatschappij als berijder van de auto was geregistreerd en dat de auto door [appellant] werd gebruikt. Het staat evenwel niet vast dat [appellant] het exclusieve gebruik van de auto had, zoals Hay-Tech c.s. stellen, zodat niet met zekerheid kan worden gezegd dat het [appellant] is geweest die de verkeersovertredingen heeft begaan. Hay-Tech c.s. hebben in dit verband op de salarisstroken gewezen waarop sprake is van een bijtelling voor de leaseauto (hetgeen (voorshands) impliceert dat [appellant] de exclusieve berijder van de auto was), maar daar staat tegenover dat de door [appellant] overgelegde salarisstroken deze bijtelling niet vermelden. Voor zover Hay-Tech c.s. zich beroepen op de notulen van 27 mei 2013 geldt dat [appellant] de juistheid van de notulen heeft betwist en dat hij heeft gesteld dat dit stuk niet bij hem bekend was. Aan die notulen kan dan ook niet het bewijs worden ontleend dat [appellant] het exclusieve gebruik van de auto had en dat moet worden aangenomen dat hij de verkeersovertredingen heeft begaan.
2.23
De conclusie is dat de vordering tot betaling van de verkeersboetes ten onrechte door de kantonrechter is toegewezen.
Grief V in principaal appelslaagt.
Slotsom
2.24
De slotsom is dat zowel de vorderingen van Hay-Tech c.s. als de vorderingen van [appellant] dienen te worden afgewezen. De bestreden vonnissen zullen worden vernietigd voor zover in conventie gewezen. In reconventie zullen de bestreden vonnissen worden bekrachtigd. De vordering van Hay-Tech c.s. tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten (
grief 3 in incidenteel appel) komt niet voor toewijzing in aanmerking en zal worden afgewezen. Het bewijsaanbod van Hay-Tech c.s. wordt gepasseerd nu zij niet voldoende concreet hebben toegelicht welke stellingen zij willen bewijzen.
2.25
Ter zake van de proceskosten oordeelt het hof als volgt.
Grief VI in principaal appelklaagt dat de kantonrechter [appellant] ten onrechte in de proceskosten heeft veroordeeld. Deze grief slaagt; het hof zal Hay-Tech c.s. alsnog veroordelen in de kosten van de procedure in eerste aanleg voor zover in conventie gewezen.
Grief 4 in incidenteel appelklaagt over het niet toewijzen van de nakosten; uit het vorenstaande vloeit voort dat deze grief faalt. Hay-Tech c.s. zullen worden veroordeeld in de kosten van zowel het principaal als het incidenteel hoger beroep, omdat zij in beide gevallen als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij hebben te gelden.

3.Beslissing

Het hof:
In principaal en incidenteel appel:
- vernietigt de bestreden vonnissen voor zover in conventie gewezen, en in zoverre opnieuw recht doende:
o wijst de vorderingen van Hay-Tech c.s. af;
o veroordeelt Hay-Tech c.s. in de kosten van het geding in conventie, aan de zijde van [appellant] tot aan deze uitspraak bepaald op € 462,- aan verschotten;
- bekrachtigt de bestreden vonnissen voor het overige;
- veroordeelt Hay-Tech c.s. in de kosten van het geding in het principaal hoger beroep, aan de zijde van [appellant] tot aan deze uitspraak bepaald op € 402,69 aan verschotten en € 1.896,- voor salaris van de advocaat;
- verklaart dit arrest wat betreft de bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- veroordeelt Hay-Tech c.s. in de kosten van het geding in het incidenteel hoger beroep, aan de zijde van [appellant] tot aan deze uitspraak bepaald op € 632,- voor salaris van de advocaat;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.A. Joustra, M.L.A. Filippini en G.J.J. Heerma van Voss en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 februari 2017 in aanwezigheid van de griffier.