Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
- de verzoekers, bijgestaan door hun advocaat;
- [verweerder] , bijgestaan door zijn advocaat;
- de bijzondere curator.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
wetendat hij de biologische vader is, het hem daadwerkelijk (leren)
kennenen, ten derde, het juridisch erkennen van het biologisch ouderschap doordat hij de juridische ouder wordt. Volgens de verzoekers volgt uit het verslag van de bijzondere curator dat, nu [verweerder] inderdaad de biologische vader blijkt, de minderjarige daarover moet worden geïnformeerd. Zij zijn bereid om de minderjarige, zodra hij hieraan toe is, te vertellen dat [verweerder] zijn biologische vader is, maar dat hij nog een vader heeft, namelijk de vader die hem opvoedt. De verzoekers vormen met de minderjarige een gezin; een rol van [verweerder] hierbij ervaren zij als inbreuk in hun gezinsleven. Zij hebben vanaf de geboorte van de minderjarige samen vormgegeven aan het ouderschap. Er is geen band tussen [verweerder] en de minderjarige, er is zelfs nog geen contact geweest. De minderjarige ziet [appellant] als zijn vader. Bovendien is de voorgeschiedenis tussen de moeder en [verweerder] belast. Zij begrijpen niet dat de rechtbank enerzijds rekening houdt met de mogelijkheid dat de samenstelling van het gezin verandert waarin de minderjarige opgroeit, maar tegelijkertijd oordeelt dat dit niet zodanig zwaarwegend is dat niet tot gegrondverklaring van de ontkenning en hierna tot vaststelling van het ouderschap dient te worden overgegaan. De moeder denkt dat [verweerder] de procedure voornamelijk is gestart omdat hij vindt dat hij dit moet doen, in plaats van dat hij het echt voor de minderjarige doet. Nog steeds heeft de moeder niet het idee dat hij daadwerkelijk deel wil uitmaken van het leven van de minderjarige. Artikel 1:200 lid 1 sub b juncto lid 6 van het Burgerlijke Wetboek (hierna: BW) biedt de minderjarige later zelf de mogelijkheid om alsnog tot ontkenning van het door huwelijk ontstane vaderschap over te gaan. Artikel 1:207 lid 1 sub a BW biedt de minderjarige daarnaast de mogelijkheid om het ouderschap van [verweerder] in de toekomst vast te laten stellen. De belangen van zowel de minderjarige als [verweerder] worden op die manier gewaarborgd. Verzoekers zien, te meer nu er geen contact tussen [verweerder] en de minderjarige is, dan ook niet in waarom de minderjarige niet op een later moment kan worden geïnformeerd over wie zijn vader is.