In deze zaak gaat het om de vraag of de verkrijging van een kraanauto door [appellant] van een beschikkingsonbevoegde verkoper geldig is en of [appellant] te goeder trouw was, waardoor zij mogelijk beschermd zou zijn onder het Deense recht. De zaak is ontstaan na de diefstal van de kraanauto in juni 2003, die eigendom was van Pillat Bau. NHA, de verzekeraar, heeft na de diefstal een schadevergoeding aan Pillat Bau uitgekeerd en is daardoor in de rechten van Pillat Bau getreden. In 2006 heeft [appellant] de kraanauto gekocht van een verkoper die niet over de benodigde eigendomsdocumenten beschikte. NHA heeft beslag gelegd op de kraanauto en vordert schadevergoeding van [appellant] voor het onrechtmatig handelen door de kraanauto niet af te geven. De rechtbank oordeelde dat [appellant] niet te goeder trouw was en dat de eigendom van de kraanauto bij NHA bleef. In hoger beroep heeft het hof bevestigd dat [appellant] niet de nodige oplettendheid heeft betracht bij de aankoop en dat zij niet als te goeder trouw kan worden aangemerkt. Het hof heeft de eerdere vonnissen bekrachtigd en [appellant] veroordeeld tot schadevergoeding aan NHA en Pillat Bau.