Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest
Het geding
De beoordeling van het hoger beroep
inleiding
Total 27,600.00’
‘Re: Shipment week 52’. Daarin staat o.m.:
‘Re: official offer’:
‘signed official for shipments from B Palanka.pdf’- de ontbrekende offerte aan [persoon 3] . Na commentaar van [persoon 3] daarop stuurde Fender diezelfde dag om 17:44 uur een tweede offerte.
‘offer form [persoon 2] ’.
‘SPC – booking of Barge for loading ex Bačka Balanka week 52’- schrijft [Y] van Norsildmel aan [persoon 3] :
‘Fwd: SPC – booking of Barge for loading ex Bačka Balanka week 52’- schrijft [persoon 3] aan [persoon 2] (Fender):
‘Offer of Shipments from B. Palanka, SP cargo’houdt o.m. in:
‘Re: [naam 1] ’- van [persoon 3] aan [persoon 2] , inhoudende o.m.:
].
Coils en Cellulose’ van de laadplaats(en) Gent / Vlissingen naar de losplaats(en) Smederevo / Pancevo (waarbij als laad- en losdatum worden genoemd 2 januari [het hof begrijpt: 2014] respectievelijk15 januari 2014 (Smederevo) en 16 januari 2014 (Pancevo) en één voor het vervoer van ca. 2.250 ton ‘allerlei soorten ladingen mits niet schadelijk voor’ van de laadplaats Bačka Palanka (laaddatum 18 januari 2014 06:00 uur) naar Rotterdam.
[naam 1] and [naam 2]’ – schrijft [persoon 2] (Fender) aan [persoon 3] :
I have a question about the vessel [naam 1] . He ask me if it is possible to discharge first in Rotterdam because that is better for the vessel and his cargo hole, discharge ready Friday 10-01-2014.
Weet je al een definitieve ETA Moerdijk/Rotterdam van Ms [naam 1]’
Vrijdagmorgen losgereed in Rotterdam, hij wil graag vanwege zijn schip eerst naar Rotterdam kan dat?’
Ik heb de [naam 1] aangemeld bij Marcor en Veritas. Voorlopige planning is in de loop van vrijdag lossen, donderdag wordt de definitieve planning gemaakt. De factuur wordt morgen/overmorgen betaald.’
RE: [naam 1]’ - schrijft [persoon 2] (Fender) aan [persoon 1] :
‘[..] [persoon 2] is prepared to give a fixed price per loaded ton, if he gets a contract for transporting monthly at least 2.500 tons. [..] [persoon 2] must know the booking of the [naam 2] on Monday 13 January, loading BP January 18.’
Next Loading of SPC’ schrijft [persoon 3] aan [persoon 2] (Fender) o.m.:
First of all, I would like to thank you for your modified offer, discussed today, which allows us to have a fixed price calculation for river freight [..]. I discussed the issue in details with all my associates and we are looking very positively at the matter.
Date of loading’ 22 december 2013 en als ‘
Date of discharging’ 13 januari 2014.
Concerning your invoice, 20140025, with additional cost we do not accept this invoice. Only for one point we do accept.
Shipment B Palanka’ – schrijft [persoon 2] (Fender) aan [persoon 3] :
tegenhet aannemen van een raamovereenkomst pleiten:
‘to prepare yearly contract for regular deliveries in 2014’, maar daar geen tijd voor had;
modified (clarified) offer’‘
duly stamped and signed’ aan Fender is geretourneerd, heeft als onderwerp-aanduiding: ‘
SPC booking of Barge for loading ex Bačka Palanka week 52’;
our vessel is ready for loading at B. Palanka at this very moment’;
With this e-mail I give you an official offer for the transshipments in 2014’, tevens in: ‘
When you give us an exact date for the week 51/52 than we follow also this official offer. [..]’;
The loading in week 52 is our last spot business’, waarmee te kennen werd gegeven dat die belading een zelfstandige bevrachting betrof, los van een eventuele overeenkomst voor het jaar 2014;
‘Net als bij de [naam 1] laten wij zien graag zaken te doen met jullie en dat wij daar best in willen investeren [..] maar daarom willen wij wel graag meer duidelijkheid of jullie ook met ons zaken willen doen en het ons laten weten of de complete tonnage door ons zal worden verscheept. Zal de verscheping plaats vinden door iemand anders dan horen wij dat graag z.s.m.’;dit duidt er niet op dat Fender in de veronderstelling verkeerde dat zij het raamcontract voor 2014 reeds ‘binnen had’;
. Second issue is the fact that you made me a verbal commitment [..] according our offer for the vessel “ [naam 1] ”; Ferrier verwijst hier dus niet naar een raamovereenkomst, maar naar haar aanbod met betrekking tot een specifiek schip: de [naam 1] .
‘official offer for the transshipments in 2014’. Bij dat retourneren heeft Norsildmel echter - door middel van de onderwerp-aanduiding - de beperking aangebracht dat het haar te doen was om de boeking van de in week 52 door de [naam 1] in ontvangst te nemen lading. Dat kon voor Fender niet als een verrassing komen, omdat (i) de voorafgaande onderhandelingen zich op die bevrachting - volgens [persoon 3] : ‘
our last spot business’- hadden toegespitst en (ii) [persoon 3] te kennen had gegeven geen tijd te hebben om het jaarcontract voor te bereiden. Tegen deze inperking tot de bevrachting van de [naam 1] - waarvoor het e-mailbericht van 11 december 2013 (14:26) van Fender (genoemd onder 3.1.2. f.) ruimte bood, doordat daaruit begrepen kon worden het ‘
offical offer’ook kon worden gezien als aanbod voor de voor eind december 2013 geplande bevrachting (vgl.: ‘
When you give us an exact date for the week 51/52 than we follow also this official offer.’) - heeft Fender geen bezwaar gemaakt. Haar stelling dat wèl overeenstemming is bereikt over een raam-/ jaarcontract mist tegen deze achtergrond een voldoende onderbouwing.
‘[o]p basis van de in het jaarcontract aangegeven februari 2014 volumes is de [naam 2] gecontracteerd [en] richting Servië [..] vertrokken’, geldt dat die basis - het/een jaarcontract - er in werkelijkheid niet was. De vraag die vervolgens rijst, is of er wel sprake was van een op zichzelf staande bevrachtingsovereenkomst.
a verbal commitment (dd 20-12-2013) for loading the 18th of January 2014 with the vessel “ [naam 2] ” SPC in B Palanka according our offer for the vessel “ [naam 1] ”.’ Daarmee lijkt door haar te zijn bedoeld dat sprake was van een mondelinge overeenstemming/gebondenheid. Een dergelijke overeenstemming/verbondenheid verdraagt zich evenwel niet, of slecht, met bijvoorbeeld de mededeling in het hiervoor onder 2.13 geciteerde e-mailbericht van 10 januari 2014 van Fender, dat zij uiterlijk 23-12-2013 zou horen ‘
of het goed was ja of nee’,welke mededeling impliceert dat nog geen overeenstemming was gebreikt. Fender heeft dit punt niet toegelicht. Ook overigens heeft zij geen informatie verstrekt met betrekking tot bedoeld ‘
verbal commitment (dd 20-12-2013)’, waarvoor in de verdere correspondentie evenmin steun is te vinden en dat door Fender ook niet specifiek te bewijzen is aangeboden, reden waarom er verder aan voorbij wordt gegaan.
Voor de partij op 18-01-2014 die wij in de [naam 2] willen laden horen wij daarom ook graag z.s.m. of die binnen een normaal termijn geladen kan worden’), (ii) het onder 2.14 weergegeven citaat uit het (ook door Fender, in haar m.v.g. onder 45, aangehaalde) e-mailbericht van 10 januari 2014: ‘
[persoon 2] must know the booking of the [naam 2] on Monday 13 January [..]’en (iii) het onder 2.16 vermelde feit dat Fender op 13 januari 2014 een (nieuwe) offerte voor een verscheping met de [naam 2] aan [persoon 3] stuurde, van welke (nieuwe) offerte gesteld noch gebleken is dat die wel is aanvaard, vgl. het in 2.20.1 aangehaalde e-mailbericht: ‘
We made you a new offer which you didn’t accept either’. Laatstbedoeld e-mailbericht vervolgt met: ‘
We spoke together again and I gave you a new offer which you accepted, again by verbal commitment, you told me that we could load 21/22-01-2014 in B Palanka. [..]’.Dat nieuwe ‘
verbal commitment’, dat door Norsildmel eveneens is betwist, is door Fender evenmin nader toegelicht (vgl. bijvoorbeeld pag. 9 van de memorie van griven, derde alinea, waar wel het beweerdelijke eerste, maar niet het tweede ‘
verbal commitment’ wordt genoemd). Ook in de schriftelijke verklaring die van Den Breejen is overgelegd staat er niets over. Wat daar wel in staat is o.m.: ‘
In de e-mail van 16 januari 2014 van [persoon 3] aan mij, meldde hij dat er binnen 2 dagen nog niet geladen kon worden maar dat hij wel binnenkort 18.00 ton had.’ Aannemende dat Den Breejen hiermee doelt op het onder 2.17 aangehaalde e-mailbericht van 16 januari 2014 (22:00) van [persoon 3] , gaat hij daarbij echter uit van een verkeerde lezing van het bericht. [persoon 3] schrijft daarin: ‘
Having in mind that you have a vessel (m/v [naam 2] ) available for loading in the next 2 days, I must inform you that the loading can not be organized in Bačka Palanka with such a short notice [..].’Verder meldt hij: ‘
Order for the new production has been issued today, so hopefully by tomorrow I will be able to inform you when the quantity of about 1.800 tons could be load ready, as soon as I receive the confirmation from our supplier.’Die laatste mededeling laat zich niet verstaan als een toezegging dat de [naam 2] (niet op 18 januari maar wel) op 21/22 januari 2014 een lading zou kunnen innemen; de [naam 2] zou dan bovendien niet meer beschikbaar zijn (vgl. het zojuist aangehaalde citaat: ‘
Having in mind that you have a vessel (m/v [naam 2] ) available for loading in the next 2 days [..]’).
Het moge duidelijk zijn: als ik geen vracht had, stuur ik in die tijd geen peperduur schip zoals de “ [naam 2] ” naar Servië toe vanwege alle risico’s zoals laagwaterstand, ijs etc. op de Donau in dat jaargetijde’, maar ook daarvoor geldt dat Fender niet heeft uitgelegd hoe zich die aldus (achteraf) verwoorde zienswijze verhoudt tot het feit dat de door haar overgelegde bevrachtingsovereenkomst voor de heenreis dateert van 21 december 2013, terwijl zij toen nog moest horen ‘
of het goed was ja of nee’.Dat er een ‘ja’ is gekomen en/of dat van te voren vast stond dat dit nog zou volgen volgt onvoldoende uit hetgeen Fender heeft aangevoerd.
‘Onder het verschepingsplan tot nu toe voor 2014’- was volgens Norsildmel bedoeld om onderhandelingen over mogelijk te sluiten bevrachtingsovereenkomsten op gang te brengen. Na dit e-mailbericht is, als gezegd, gefocust op het transport van in beginsel 1900 ton SPC in december 2013. Dat kwam Fender goed uit, omdat zij rond die tijd een binnenvaartschip in Servie beschikbaar had; vgl. Fender op 9 december 2013 aan [persoon 3] : ‘
it is tue that our problem is that we have a vessel for your shipment in December. That vessel is this moment empty in Vukovar and waiting for our instructions [..].’ In de nadien verstuurde e-mailberichten van 11 december 2013 (10:13 en 15:21) laat [persoon 3] duidelijk blijken dat het op dat moment om een belading in week 52 van 1900 ton gaat. Zij schrijft daarbij dat die lading ‘
our last spot business’ is en dat zij nog geen tijd heeft gehad om een jaarcontract voor 2014 voor te bereiden. Daarmee heeft zij niet een aan Norsildmel toe te rekenen schijn gewekt dat het voorbereiden van en het bereiken van overeenstemming over dat jaarcontract nog slechts een formaliteit / ‘wassen neus’ was. Dat volgt ook niet uit de toevoeging
‘but 2014 will be covered by such a contract sure’.Die toevoeging houdt op de keper beschouwd niet meer in dan dat voor 2014 een jaarcontract zou moeten worden gesloten, voor het voorbereiden waarvan [persoon 3] nog geen tijd had gehad.
spot business’aan te merken bevrachting van de [naam 1] afhankelijk te zijn van instemming van Norsildmel en had geattendeerd op ‘
the bureaucratic side of my associates from Norway’. Ook is het niet zo dat Norsildmel, vanwege het bereiken van overeenstemming over de bevrachting van de [naam 1] , voor de verdere in 2014 in Nederland af te leveren zendingen niet meer om Fender heen kon. Dat zou mogelijk anders zijn geweest indien Fender, voor Norsildmel kenbaar, grote investeringen had moeten doen in die eerste bevrachting, welke investeringen eerst bij volgende bevrachtingen zouden kunnen worden terugverdiend. Daarvan was hier echter geen sprake, in aanmerking nemende dat Fender de aanwezigheid van de lege Ferramento in Vukovar als een probleem had geschetst. Voor een gerechtvaardigd totstandkomingsvertrouwen aan de zijde van Fender, meebrengende dat het Norsildmel niet vrijstond om af te zien van verdere onderhandelingen over een jaarcontract/vervolgbevrachtingen, is dan ook onvoldoende aangevoerd.
‘indicative delivery plan’(uit het e-mailbericht van 27 november 2013) en ook niet uit bijvoorbeeld de mededeling van [persoon 3] over het nog voor te bereiden contract voor 2014 (in het e-mailbericht van 11 december 2013), of de overeenstemming die met betrekking tot de [naam 1] reeds was bereikt. Volgens haar onder 2.13 aangehaalde e-mailbericht van 10 januari 2014 moest zij nog horen
‘of het [wat de [naam 2] betreft, toevoeging hof] goed was ja of nee’.In hetzelfde e-mailbericht vraagt zij of de [naam 2] binnen een normale termijn zou kunnen worden geladen. Bij e-mailbericht van eveneens 10 januari 2014 schrijft Koeleman aan [persoon 3] dat Fender op 13 januari 2014 de boeking van de [naam 2] voor belading op 18 januari 2014 wilde vernemen. [persoon 3] laat dan bij e-mailbericht van 16 januari 2014 weten dat de [naam 2] op 18 januari 2014 niet kon worden beladen. [persoon 3] schrijft in dat e-mailbericht ‘
Having in mind that you have a vessel (m/v [naam 2] ) available for loading in the next 2 days, I must inform you that the loading can not be organized [..]’. Het is vervolgens de eigen keuze van Fender geweest om de [naam 2] naar Bačka Palanka te laten gaan en daar laadgereed te laten wachten op een mogelijk latere belading. Voor haar stelling dat Norsildmel/ [persoon 3] haar aan het lijntje heeft gehouden, door de indruk te wekken dat er kort na 18 januari 2014 wel een lading voor de terugreis van de [naam 2] beschikbaar zou komen, heeft Fender onvoldoende aangevoerd. Het e-mailbericht van 16 januari 2014 biedt in elk geval onvoldoende steun voor dat verwijt. Evenmin kan worden geoordeeld dat, omdat de [naam 2] nu eenmaal laadgereed ter plaatse lag, Norsildmel gehouden was om dat schip te beladen/gebruiken en in geen geval een ander schip. Overigens heeft Norsildmel gemotiveerd betwist dat zij, zoals Fender aanvankelijk heeft gesuggereerd, een zending SPC, die in januari 2014 met de [naam 2] naar Nederland had kunnen worden vervoerd, aan een andere vervoerder heeft gegund en heeft Fender geen verdere onderbouwing gegeven aan die suggestie.
‘verbal commitments’, Norsildmel in haar memorie van antwoord wel details heeft verstrekt over de gang van zaken zoals zij die heeft beleefd. Bijvoorbeeld stelt Norsildmel: (i) in punt 2.4.9 dat Den Breejen in december 2013 aan [persoon 3] heeft gevraagd of in januari 2014 nog een zending SPC van Servië naar Nederland moest worden vervoerd, dat [persoon 3] daar ontkennend op heeft geantwoord en dat het Den Breejen toen zelf is geweest die als deadline stelde dat, als hij niet vóór 24 december 2013 opdracht zou ontvangen voor dat vervoer, hij geen schip naar Servië zou sturen; (ii) in 2.4.15 dat Koeleman nog telefonisch met Den Breejen heeft gesproken en heeft benadrukt dat Norsildmel geen SPC beschikbaar had of kon krijgen in januari en dat er daarom ook geen aanleiding was om een vervoerovereenkomst te sluiten voor januari 2014 en (iii) in 4.10 dat de [naam 2] zich op 18 januari 2014 in de haven van Bačka Palanka meldde en trachtte een ‘
notice of readiness’ af te geven, doch dat die NOR door de havenautoriteiten werd geweigerd omdat Norsildmel geen schip voor belading verwachtte en dus de [naam 2] niet had aangemeld. Fender is hier vervolgens niet gemotiveerd op ingegaan, wat had gekund, in elk geval bij gelegenheid van het pleidooi in hoger beroep. Ook om die reden ontbeert haar vordering een voldoende feitelijke onderbouwing.
over de vraagof er een raamwerkovereenkomst is tot stand gekomen en
over de omstandighedenwaaronder de [naam 2] naar Servië toe is gekomen en tot op of omstreeks 29 januari 2014 is verbleven. Nu e-mailverkeer van en met hen is overgelegd, waarin geen steun is te vinden voor (a) een bevestigende beantwoording van bedoelde vraag en (b) een aan bedoelde omstandigheden te ontlenen rechtsgevolg als door Fenders bepleit, terwijl daarvoor ook overigens onvoldoende is aangevoerd, kan die stelling niet als een voldoende specificatie worden aangemerkt. Het bewijsaanbod is daarom ook niet ter zake doende.
nietmogelijk was en op 28 december 2013
wel, terwijl - volgens het door Norsildmel overgelegde overzicht van de (door de
Hungarian Hydrological Forecasting Service, een onderdeel van het
General Directorate of Water Managementvan het Hongaarse Ministerie van Binnenlandse zaken) bij Baya gemeten waterstanden - het waterpeil toen nog lager was. Nu Norsildmel het desbetreffende overzicht tijdig voorafgaande aan het pleidooi aan Fender had doen toekomen, is niet aannemelijk – het is ook niet (gemotiveerd) aangevoerd – dat Fender niet in de gelegenheid is geweest om met een toelichting op dit punt te komen. Fender beroept zich nog wel op een erkenning door de heer [persoon 3] tijdens de comparitie in de eerste aanleg, welke erkenning er echter in werkelijkheid niet is, aangezien, anders dan Fender meent, de mededeling van de heer [persoon 3] dat vanwege de lage waterstand 500 ton minder in de [naam 1] kon worden geladen, niets, althans onvoldoende zegt over een noodzaak om, ondanks de lichtere belading, onderweg te moeten stilliggen. De factuur die na afloop van de reis door de schipper van de Ferrament is verzonden en het reisverslag dat door hem een jaar na dato is opgemaakt zijn eveneens onvoldoende voor het bewijs van de betwiste - eerst achteraf gemelde - stilligschade. De conclusie moet dan ook zijn dat Fender, tegenover de gemotiveerde betwisting ervan door Norsildmel, onvoldoende onderbouwing heeft gegeven aan de door haar gestelde stilligschade. Weliswaar biedt zij nog wel aan om de schipper van de [naam 1] als getuige te horen over de vraag of de [naam 1] vanwege een te lage waterstand van de Donau bij Baya in de periode van 24 tot en met 28 december 2013 niet verder kon varen, maar nu van de schipper reeds een reisverslag is overgelegd en niet is gespecificeerd wat hij, anno nu, meer of anders kan verklaren dan in dit reisverslag is vermeld, terwijl dat onvoldoende is voor het bewijs, dient aan dit bewijsaanbod, als zijnde niet ter zake doende, te worden voorbijgegaan. Wat vooral ontbreekt zijn bewijzen/aanwijzingen uit een voldoende objectieve bron die de juistheid van het reisverslag op het punt van het noodgewongen oponthoudt bevestigen. Ook is er niet een aanbod om alsnog met zodanige bewijzen te komen. Dit betekent dat grief 1 slaagt en dat de desbetreffende vordering van Fender alsnog moet worden afgewezen.
‘vanwege zijn schip’graag eerst in Rotterdam wilde lossen, met daarbij de vraag of dit kon, heeft Koeleman, zonder bezwaar of enig voorbehoud, meegedeeld dat hij de [naam 1] had aangemeld bij Marcor in Rotterdam en bij Veritas in Moerdijk en dat volgens de voorlopige planning in de loop van vrijdag kon worden gelost.