In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 november 2017 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de verzoeker in een strafzaak. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de voorzitter, mr. L.C. van Walree, en de raadsheren, R.M. Bouritius en M. Pheijffer. De verzoeker stelde dat er sprake was van partijdigheid en vooringenomenheid, onder andere omdat de voorzitter had geweigerd de oproeping te autograferen en er een wisseling van rechters had plaatsgevonden vlak voor de rechtsgang. De verzoeker had op 23 oktober 2017 een terechtzitting gehad, waar hij zijn wrakingsverzoek indiende. De wrakingskamer heeft het verzoek op 10 november 2017 behandeld, waarbij de advocaat-generaal haar standpunt uiteenzette. De voorzitter en de raadsheren waren niet ter zitting aanwezig.
De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek tijdig was ingediend, maar dat de gronden voor wraking niet voldoende waren onderbouwd. De wrakingskamer concludeerde dat de enkele omstandigheid van de wisseling van raadsheren en de weigering om de oproeping te ondertekenen geen zwaarwegende aanwijzingen opleverden voor partijdigheid. Ook de afwijzing van het verzoek tot video-opnamen werd niet als een grond voor wraking erkend. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, en de beslissing werd op dezelfde dag aan de betrokken partijen meegedeeld.