Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 21 november 2017
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
Vorige week (week 20) hebben wij ( [hoofd planning/P&O] en Jij) in de aanwezigheid van [... 1] en jouw vriendin een gesprek op kantoor gehad over het loonbeslag. Jij bent – in tegenstelling tot ons – van mening dat wij niet verplicht zijn om het loonbeslag uit te voeren. Wij hebben jou dan ook gevraagd om een onderbouwing van jouw standpunt, omdat wij van mening zijn dat als wij het loonbeslag niet uitvoeren wij hiervoor aansprakelijk kunnen worden gesteld. Verder hebben wij jou 4 dagen verlof gegeven om de zaken thuis op orde te stellen. En hebben afgesproken, dat jij in week 21 jouw dienst weer zou hervatten in de middagdienst. Hierna heb je samen met jouw vriendin ons kantoor verlaten.
Ik ben gisteren inderdaad door [... 2] gebeld met de mededeling dat jij in elkaar bent gezakt bij een vriend en dat jij naar het ziekenhuis moest. Er zijn een aantal dingen waar ik nog geen antwoord op heb en niet begrijp. Jij bent in staat om te reizen naar een vriend maar niet naar kantoor? Verder heb ik geen bewijs dat jij in het ziekenhuis bent geweest. Ook heb ik geen bewijs dat jouw ziektebeeld enigszins is veranderd. Ik kan dan ook niet anders dan jou houden aan de afspraken van onze bedrijfsarts en de afspraken tussen ons. Ik verwacht jou dan ook morgenochtend om 0730 uur op Abc kantoor. Mocht jij niet verschijnen zullen wij het loon stopzetten. Mocht er een ander advies van UWV komen dat zien we [dat] graag tegemoet.”
Jij kan jouw medisch dossier opvragen bij jouw huisarts en dan zelf doorsturen naar mij. Jij bent dit uiteraard niet verplicht, maar het zou een hoop onduidelijkheid wegnemen. Wij blijven bij ons standpunt, dat jij niet meewerkt aan jouw re-integratietraject. Wij hebben daarom jouw loon stopgezet.”
In aansluiting op het advies van de bedrijfsarts verlangt werkgever van werknemer dat deze gedurende drie dagdelen per week licht administratieve werkzaamheden verricht. De verzekeringsarts komt na eigen onderzoek, waaronder een spreekuurcontact met werknemer, evenwel tot de conclusie dat deze om medische redenen vooralsnog niet in staat mag worden geacht om op het eigen bedrijf werkzaamheden te hervatten. De conclusie kan dan ook niet anders zijn dan dat van werknemer een niet passende re-integratieactiviteit wordt verlangd. Hiermee zijn de re-integratie-inspanningen van werkgever onvoldoende.”
U heeft herhaaldelijk werk geweigerd en u heeft redelijkerwijs niet mogen aannemen dat u volledig arbeidsongeschikt was op de momenten dat u weigerde de door ons aangeboden, aangepaste werkzaamheden uit te voeren. De bedrijfsarts was telkens van oordeel dat u gedurende drie dagdelen per week in staat bent (geweest) de aangeboden werkzaamheden te verrichten, terwijl bovendien de arbeidsdeskundige het oordeel van de bedrijfsarts heeft bevestigd. U heeft derhalve niet gehandeld als een goed werknemer en wij kunnen niet anders concluderen dat u door uw werkweigering om door u aangevoerde (onterechte) redenen bovendien niet aan de op u rustende re-integratieverplichtingen heeft voldaan en van ons niet langer kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.”
verzoekt u edelachtbare om geïntimeerde te veroordelen tot het herstellen van de arbeidsovereenkomst”) in welk licht het petitum mede moet worden uitgelegd. Zo bezien is dus geen sprake van een eiswijziging (mondeling of bij akte ten tijde van de mondelinge behandeling in hoger beroep) en faalt ook het beroep op de twee-conclusie-regel. Van een andere grond voor niet-ontvankelijkheid is evenmin gebleken.