Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
zorgregeling bepaald dat de minderjarigen iedere vrijdag van 13.00 uur tot 18.00 uur bij de
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een geschil tussen de moeder en de vader van twee minderjarigen over de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling na hun echtscheiding. De moeder heeft in hoger beroep beroep aangetekend tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin was bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vader zou zijn. De moeder verzoekt het hof om deze beschikking te vernietigen en te bepalen dat de minderjarigen bij haar komen wonen, terwijl de vader verzoekt om de beschikking te bekrachtigen. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, heeft zich als belanghebbende gevoegd in de procedure en verzoekt eveneens om bekrachtiging van de beschikking van de rechtbank.
Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beschikking van de rechtbank en de echtscheidingsbeschikking. De moeder heeft in de procedure aangevoerd dat zij in staat is om de zorg voor de minderjarigen op zich te nemen, terwijl de vader en de gecertificeerde instelling van mening zijn dat de moeder onvoldoende stabiliteit en veiligheid kan bieden. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vader moet blijven, omdat dit in het belang van de ontwikkeling van de kinderen is. De huidige zorgregeling, waarbij de minderjarigen elke vrijdag bij de moeder zijn, wordt eveneens bekrachtigd, omdat uitbreiding van de zorgregeling op dit moment niet op zijn plaats is. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, met wijziging van de eerdere beschikking van 3 februari 2015, en de kosten in beide instanties gecompenseerd.