2.14.Verzekeraars hebben de afwijzing van de dekking onder de verzekering vervolgens gehandhaafd.
3. Stratoz vordert in deze procedure – samengevat – dat voor recht wordt verklaart dat de als gevolg van het voorval op 5 juli 2012 te Bergen op Zoom geleden schade onder de dekking valt van de Uitgebreide Brandverzekering en dat verzekeraars worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 245.530,60 bestaande uit opstalschade, gemaakte opruimkosten en kosten verbonden aan de inschakeling van contra-experts, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede tot betaling van een bedrag van € 5.374,19 aan buitengerechtelijke incassokosten dan wel een door de rechter in goede justitie te bepalen bedrag, een en ander met veroordeling van verzekeraars in de proceskosten.
4. Verzekeraars hebben hiertegen verweer gevoerd.
5. Bij het bestreden eindvonnis heeft de rechtbank de vordering van Stratoz afgewezen en daartoe – kort samengevat – overwogen dat de rechtens relevante schadeoorzaak is gelegen in de wateraccumulatie die vanwege de excessieve regenval zodanig was dat ook wanneer de invloed van de storm wordt weggedacht, het dak van hal 4 van het bedrijfspand zou zijn ingestort. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de storm hooguit invloed gehad op de plaats waar het dak is ingestort en heeft de storm geen relevante rol gespeeld bij de dakinstorting.
6. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Zij strekken ten betoge dat
de onderhavige opstalschade gedekt is onder de Uitgebreide Brandverzekering. Te dien aanzien geldt het volgende.
7. Het gaat hier om de uitleg van de onderhavige polisvoorwaarden. Nu over dergelijke voorwaarden niet tussen partijen onderhandeld pleegt te worden (en uit de stukken van het geding niet blijkt dat het in dit geval anders is), is de uitleg daarvan met name afhankelijk van objectieve factoren, zoals de bewoordingen waarin de desbetreffende bepaling is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel en van de bij de polisvoorwaarden behorende toelichting, waartoe ook de gebruikte definities van begrippen kunnen worden gerekend (vgl. onder meer HR 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793, NJ 2008/284 (Chubb/Dagenstaed). 8. Op grond van art. 2.1 van de polisvoorwaarden is ingesloten schade veroorzaakt door storm en is evenwel uitgesloten instorting van het gebouw als gevolg van overdruk door neerslag. Verzekeraars hebben zich tot hun verweer (onder meer) beroepen op deze uitsluiting. Het geschil spitst zich toe op de betekenis van deze uitsluiting in het licht van de omstandigheden van dit geval. Het hof gaat er in het navolgende veronderstellenderwijs van uit dat op 5 juli 2012 sprake is geweest van storm als bedoeld in de polisvoorwaarden.
9. Het hof is, anders dan Stratoz betoogt, van oordeel dat in de bewoordingen van art. 2.1, ook in hun onderlinge samenhang bezien, niet valt te lezen dat als storm een (mede)oorzaak is van de schade, de uitsluiting inzake instorting van het gebouw als gevolg van overdruk door neerslag niet (meer) van toepassing is. Integendeel, het gebruik van het woord “evenwel”, dat is geplaatst na de insluiting van storm en vóór de uitsluiting van overdruk door neerslag, brengt juist tot uitdrukking dat ook wanneer sprake is van storm, de uitsluitingsclausule haar werking behoudt (als aan de elementen van die clausule is voldaan). In het onderhavige geval is deze uitsluiting onmiskenbaar van toepassing, nu feitelijk vastgesteld kan worden dat het gebouw (gedeeltelijk) is ingestort als gevolg van overdruk door neerslag (de regen die tijdens het hevige noodweer op 5 juli 2012 is gevallen). Dit valt genoegzaam af te leiden uit de overgelegde deskundigenrapporten van Interlloyd en Troostwijk, als hiervoor geciteerd onder 2.5, 2.10 en 2.13, en het is door Stratoz ook niet weersproken. Integendeel, ook Stratoz is van mening dat “door het gewicht” van het door de storm opgehoopte water het dak (vervolgens) gedeeltelijk is bezweken (zie inleidende dagvaarding onder 4, laatste volzin).
10. Dat de aanleiding van de overdruk van het regenwater mede gelegen is in het feit dat de storm (in combinatie met de windrichting NNW) het water heeft opgestuwd naar een hoek van het dakvlak, doet aan de toepassing van de uitsluitingsclausule niet af. De uitsluitingsclausule maakt immers geen onderscheid naar factoren die (in meer of in mindere mate) hebben bijgedragen aan de wateraccumulatie, zoals bijvoorbeeld de hoeveelheid neerslag, storm, windrichting, een bepaalde dakconstructie of een combinatie daarvan.
Het hof ziet in de polisvoorwaarden ook verder geen aanknopingspunt om een dergelijk onderscheid te maken, in die zin dat er wel dekking bestaat indien er sprake is van een bepaalde aanleiding voor het optreden van de wateraccumulatie, zoals storm (en niet bij een andere aanleiding). Stratoz heeft geen, althans onvoldoende feiten en/of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan een dergelijke uitleg van de polisvoorwaarden aangewezen zou zijn.
11. Het hof tekent bij dit alles nog aan dat het een verzekeraar vrij staat in de polisvoorwaarden de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen en dat dit ook de vrijheid meebrengt om daarbij – op een wijze die voor de verzekeringnemer op grond van voornoemde objectieve factoren voldoende kenbaar is – binnen een samenhangend feitencomplex slechts aan bepaalde feiten en omstandigheden (rechts)gevolgen te verbinden en aan andere niet, dan wel om onderscheid te maken tussen gevallen die feitelijk zeer dicht bij elkaar liggen (zie onder meer HR 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793, NJ 2008/284 (Chubb/Dagenstaed)). 12. Voor zover Stratoz bedoeld mocht hebben (subsidiair) te stellen dat de wateraccumulatie geen rol van betekenis heeft gespeeld bij het optreden van overdruk op het dakvlak en het gedeeltelijk instorten van het gebouw, maar dat die overdruk en dat instorten geheel (kunnen) zijn veroorzaakt door de kracht van de storm zelf (de wateraccumulatie weggedacht), wordt die stelling, die geen enkele steun vindt in de overgelegde deskundigenrapporten, als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd.
13. Stratoz heeft geen grief gericht tegen de verwerping door de rechtbank van haar beroep op het contra proferentem-beginsel in rov. 4.11 van het bestreden vonnis, zodat het hof daarvan uit moet gaan. Overigens kan het hof zich met dat oordeel verenigen. Bovendien zijn de onderhavige polisvoorwaarden in het kader van de beoordeling van dit geschil helder en niet voor meerdere uitleg vatbaar, zodat naar het oordeel van het hof geen aanleiding bestaat voor toepassing van het contra-proferentem beginsel.
14. Ten overvloede wordt overwogen dat toepassing van de leer van de ‘dominant cause’, waarbij met inachtneming van regels van gezond verstand wordt bepaald wat de oorzaak van de schade is, niet tot een andere uitkomst leidt. De schade, dat wil zeggen de (gedeeltelijke) instorting van het dak, zal een gemiddeld persoon met gezond verstand, gelet op de inhoud van de overgelegde deskundigenrapporten, niet beschouwen als het gevolg van de storm maar van de wateraccumulatie (dat wil zeggen de overdruk door het bij het hevige noodweer gevallen regenwater).
15. Het bewijsaanbod van Stratoz in hoger beroep dient als te vaag (nu het onvoldoende duidelijk is betrokken op voldoende geconcretiseerde stellingen) dan wel niet ter zake dienende (nu geen feiten zijn gesteld die, indien bewezen, tot andere oordelen aanleiding geven) te worden gepasseerd.
16. Op grond van al het voorgaande kunnen de grieven geen doel treffen. Hetgeen partijen over en weer verder nog hebben aangevoerd behoeft geen afzonderlijke behandeling. Nu het beroep van verzekeraars op de uitsluitingsclausule in verband met wateraccumulatie op gaat, komt het hof bovendien niet toe aan de beoordeling van hun beroep op de uitsluiting in verband met een constructiefout.
17. Nu de grieven falen, zal het bestreden vonnis met wijziging van gronden worden bekrachtigd. Stratoz zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het hoger beroep, met inbegrip van de nakosten als hierna te melden.