Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- op 29 november 2016 een V-formulier van 28 november 2016 met bijlage;
- op 14 juli 2017 een brief van 13 juli 2017 met bijlagen;
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot wijziging van alimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, had in 2016 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 25 augustus 2016, waarin zijn verzoek om wijziging van de alimentatie werd afgewezen. De man stelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden die een aanpassing van de kinderalimentatie en partneralimentatie rechtvaardigden. Hij voerde aan dat hij weer in Nederland woonde, maar inmiddels naar [land 1] was geëmigreerd, en dat hij de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt. Daarnaast stelde hij dat hij door medische beperkingen niet meer in staat was om te werken en dat zijn financiële situatie was verslechterd. De vrouw, verweerster in hoger beroep, betwistte de stellingen van de man en voerde aan dat hij niet had aangetoond dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden. Het hof oordeelde dat de man niet had voldaan aan zijn stelplicht en dat hij onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims. Het hof concludeerde dat de opgelegde alimentatie nog steeds voldeed aan de wettelijke maatstaven en bekrachtigde de bestreden beschikking. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.