ECLI:NL:GHDHA:2017:2918

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2017
Publicatiedatum
13 oktober 2017
Zaaknummer
200165204
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de bekleding van een bank en de gevolgen van de deskundigenrapportage

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, gaat het om een hoger beroep van een appellant, wonende te Zoetermeer, tegen Serigraphie B.V., gevestigd te Zaltbommel. De appellant, vertegenwoordigd door mr. L.M. van Rooij-Houweling, had eerder een rechtszaak aangespannen tegen Serigraphie over de wijze van bekleding van een bank. In een tussenarrest van 13 december 2016 werd een deskundigenbericht gelast, dat op 22 maart 2017 werd ingediend. De deskundige concludeerde dat de wijze van bekleding niet voldeed aan de standaard in de branche, wat door Serigraphie werd betwist. Het hof oordeelde dat de appellant er op mocht vertrouwen dat de bank volgens de standaard wijze van bekleding zou worden bekleed, hetgeen niet was gebeurd. Het hof verwierp de stelling van Serigraphie dat de gekozen wijze van bekleding het gevolg was van de wens van de appellant om de stof zo donker mogelijk te houden. Het hof oordeelde dat de appellant zich terecht had beroepen op een opschortingsrecht en dat de vorderingen van Serigraphie in eerste aanleg ten onrechte waren toegewezen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en wees de vorderingen van Serigraphie af, waarbij het ook de proceskosten voor zijn rekening nam.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.165.204/01
Zaaknummer rechtbank : 2874075 RL EXPL 14-7973

arrest van 24 oktober 2017

inzake

[appellant],

wonende te Zoetermeer,
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. L.M. van Rooij-Houweling te Zeist,
tegen

Serigraphie B.V.,

gevestigd te Zaltbommel,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Serigraphie,
advocaat: mr. N.J.C. Spapen te Zaltbommel.

Het geding

Bij tussenarrest van 13 december 2016 is een deskundigenbericht gelast. De deskundige heeft zijn rapport op 22 maart 2017 ter griffie van het hof gedeponeerd. Partijen hebben vervolgens elk afzonderlijk een memorie na deskundigenbericht genomen. [appellant] heeft gefourneerd, waarna datum voor arrest is bepaald.

Verdere beoordeling van het hoger beroep

Te beoordelen is – in de kern samengevat - of de vleug in de stof van de bank op diverse plekken ondeugdelijk is aangebracht (r.o. 11 van het tussenarrest van 30 augustus 2016). De deskundige heeft de hem gestelde vragen beantwoord. Daarover overweegt het hof als volgt.
Volgens de deskundige is de vleug van de stoffering van het bankstel niet aan alle zijden (zitvlak, zijkanten, voorkant) in dezelfde strijkrichting gelegd en geeft dit een beeld/aanblik waarbij de kleur van de stof op de hoek bij de voorzijde en de zijkant van de armleuning onderling afwijkt (rapport, p. 6 onderaan). Dit is tussen partijen niet langer in geschil.
De vraag of een vleug op het zitvlak in de strijkrichting van achter naar voren een donkerder aanblik heeft dan in de strijkrichting van voor naar achter , is door de deskundige bevestigend beantwoord. De deskundige koppelt deze donkerder aanblik aan een vleug op het zitvlak van “achter naar voren”, hetgeen hetzelfde is als van “boven naar beneden” in de vraagstelling (rapport, p. 7 bovenaan). Ook dit is niet langer in geschil.
De deskundige heeft voorts gerapporteerd dat een vleug op het zitvlak in de strijkrichting van “voor naar achter”- in de vraagstelling: van “beneden naar boven” - meer gevoelig is voor slijtage dan in de strijkrichting van achter naar voren (rapport, p. 7 onder c). De deskundige heeft daarbij aangegeven dat voor stof aangebracht aan de voorzijde van de rug met een vleug van boven naar beneden er minder “aspectverlies” - gevoeligheid voor slijtage - is dan een van beneden naar boven. Dit is evenmin nog langer in geschil.
Volgens de deskundige is er een standaard voor de strijkrichting (van een vleug) bij het bekleden van zitmeubelen met een poolstof (rapport, p. 7 sub d), namelijk:
  • de voor- en achterrug; van boven met de strijkrichting naar beneden;
  • de zitting: de strijkrichting van achter naar voren en van boven naar beneden bij de opstaande kanten;
  • de armen aan de buiten - en binnenzijde: de strijkrichting van boven naar beneden.
6. Serigraphie erkent dat deze wijze van bekleden “traditioneel” is maar betwist dat dit standaard in de branche is. Wat daar ook van zij: Serigraphie heeft de door de deskundige genoemde redenen voor deze wijze van bekleden niet betwist. Het gaat daarbij om “gebruikerseffecten” die er op neer komen dat bij een omgekeerde wijze van bekleding er sneller een zitspiegel op de zittingen en een afdruk op de rug zullen ontstaan (rapport, p. 8 sub B). Het ligt vanwege deze gebruikerseffecten naar het oordeel van het hof voor de hand dat deze wijze van bekleding wordt toegepast. Het hof gaat daarom mee in het oordeel van de deskundige dat deze wijze van bekleden de standaard is.
7. Uit het voorgaande volgt - samengevat - dat de wijze waarop de bank is bekleed ertoe leidt dat de verticale delen lichter ogen dan de horizontale delen, er op de hoek bij de voorzijde en de zijkant van de armleuning een contrast in kleur waarneembaar is, er een verhoogde kans op slijtage is op het zitvlak en de rug, alsmede dat er sneller een zitspiegel op de zittingen en een afdruk op de rug zullen ontstaan. De deskundige heeft daar nog aan toegevoegd dat “de klacht” - het hof begrijpt: de constateringen - opvallend is/zijn. Dit sluit grotendeels aan bij de door [appellant] gestelde tekortkomingen van de bank. Naar het oordeel van het hof mocht [appellant] er op vertrouwen dat de bank volgens deze standaard wijze van bekleding zou worden bekleed, hetgeen dus niet is gebeurd. Het hof verwerpt de stelling van Serigraphie dat de gekozen wijze van bekleding het gevolg was van de wens van [appellant] om de stof zo donker mogelijk te houden en dat het volgen van de traditionele wijze van bekleding een
“volledig lichte uitstraling”zou hebben gehad (akte in hoger beroep van 23 mei 2017 sub 3 en 4). Gesteld noch gebleken is dat met [appellant] over de nadelen van de door Serigraphie gevolgde wijze van bekleding is gesproken. Dit had wel voor de hand gelegen, ook als [appellant] zou hebben benadrukt dat de bekleding zo donker mogelijk gehouden moest worden. Daarom kan ook niet worden geoordeeld dat [appellant] met de gehanteerde wijze van bekleding heeft ingestemd.
8. Uit het voorgaande volgt dat [appellant] zich terecht heeft beroepen op een opschortingsrecht (art. 6:262 lid 2 BW). Dat er inmiddels gronden zijn ontstaan om te oordelen dat [appellant] niet langer een recht op opschorting heeft - bijvoorbeeld omdat hij de overeenkomst inmiddels wenst te ontbinden - is gesteld noch gebleken. De door Serigraphie gevorderde betaling is derhalve in eerste aanleg ten onrechte toegewezen.
9. De slotsom is dat het hoger beroep slaagt, het bestreden vonnis zal worden vernietigd, de vorderingen van Serigraphie alsnog zullen worden afgewezen en dat Serigraphie zal worden veroordeeld in de kosten van beide instanties als hierna bepaald. De proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard zoals gevorderd.

Beslissing

Het hof:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag team kanton, locatie Den Haag van 26 november 2014,
en
opnieuw rechtdoende:
  • wijst de vorderingen van Serigraphie af;
  • veroordeelt Serigraphie in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [appellant] tot op 26 november 2014 begroot op € 350,-- aan salaris advocaat;
  • veroordeelt Serigraphie in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellant] tot op heden begroot op € 94,19 aan explootkosten, € 311,-- aan griffierecht,
  • veroordeelt Serigraphie in de kosten van het nasalaris voor de advocaat van € 131,--, nog te verhogen met € 68,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden,
  • bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 68,--, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen.
  • verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.S. van Coevorden, S.R. Mellema en H.J. Vetter en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 oktober 2017 in aanwezigheid van de griffier.