ECLI:NL:GHDHA:2017:2744

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2017
Publicatiedatum
26 september 2017
Zaaknummer
200.213.363/02
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontslag op staande voet en hoorplicht in SO-procedure

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Den Haag, betreft het een hoger beroep van een ontslagen werknemer, hierna te noemen [appellant], tegen zijn voormalige werkgever, [B.V.]. De procedure is gestart na een tussenvonnis van de kantonrechter te Rotterdam op 18 november 2016, waarin de kantonrechter niet heeft beslist overeenkomstig de vordering van [appellant]. De enige reden voor het hoger beroep was dat [appellant] in eerste aanleg niet gehoord was. Het hof heeft in afwijking van de gangbare procedure in een SO-procedure alsnog een datum bepaald voor het horen van [appellant].

De procedure heeft een belangrijke wending genomen na de comparitie op 15 september 2017, waar beide partijen hebben verzocht om toelating tot de Second Opinion-procedure. Dit verzoek is toegestaan, en het hof heeft besloten om [appellant] als getuige te horen, om zo een volledig beeld van de zaak te krijgen. De centrale vraag in deze procedure is of [appellant] op 28 januari 2015 de bedrijfstelefoon van [B.V.] heeft toegeëigend, wat mogelijk een dringende reden voor ontslag op staande voet zou opleveren. De kantonrechter heeft [B.V.] toegelaten tot het leveren van bewijs, maar [appellant] is in dat verband niet gehoord.

Het hof heeft in zijn arrest van 3 oktober 2017 bepaald dat [appellant] de gelegenheid krijgt om zichzelf als getuige te laten horen. Dit getuigenverhoor zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie te Den Haag, onder leiding van raadsheer-commissaris mr. S.R. Mellema. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan totdat het getuigenverhoor heeft plaatsgevonden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.213.363/02
Rolnummer rechtbank : 4329008/ CV EXPL 15-33300

Arrest van 3 oktober 2017

in de zaak van

[naam] ,

wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. R. Scheltes te Rotterdam,
tegen

[X] Groenvoorzieningen B.V.,

gevestigd te [plaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [B.V.] ,
advocaat: mr. L.P. Quist te Zwijndrecht.

De procedure

Voor het verloop van de procedure tot nu toe wordt verwezen naar het tussenarrest van
20 juni 2017 waarin een comparitie na aanbrengen is bevolen. De comparitie heeft plaatsgevonden op 15 september 2017. Van het ter zitting verhandelde is proces-verbaal opgemaakt. Ter comparitie hebben beide partijen toelating tot de Second Opinion-procedure verzocht. Daartoe hebben de behandelend advocaten ieder een SO-formulier als bedoeld in de artikel 3.2 van het Second Opinion Reglement (SOR) ingevuld en ondertekend. Voornoemd verzoek is toegestaan, van de comparitie van partijen is afgezien en vervolgens is arrest bepaald.

Beoordeling van het hoger beroep volgens de Second Opinion-procedure

1. Met de namens hen verrichte invulling en ondertekening van de SO-formulieren hebben partijen ingestemd met het SOR en worden zij geacht de conclusies als bedoeld in artikel 347 lid 1 Rv te hebben genomen (zie ook de artikelen 3.3 en 3.4 SOR). Zoals in de SO-formulieren staat vermeld, luidt de enige grief dat de kantonrechter te Rotterdam in het vonnis van 18 november 2016 ten onrechte niet heeft beslist overeenkomstig hetgeen [appellant] in eerste aanleg heeft gevorderd.
2. Voor de weergave van de feiten, de vordering en het verweer verwijst het hof naar het door de kantonrechter te Rotterdam tussen partijen gewezen tussenvonnis van 22 januari 2016.
3. Centraal in deze procedure staat de vraag, kort gezegd, of [appellant] op 28 januari 2015 zich de door zijn collega Kuiper gebruikte bedrijfstelefoon heeft toegeëigend en, zo ja, of dat een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. De kantonrechter heeft in dat kader [B.V.] toegelaten tot het leveren van bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit blijkt dat [appellant] op 28 januari 2015 de bedrijfstelefoon van [B.V.] in gebruik bij Kuiper heeft gepakt en niet aan Kuiper heeft teruggegeven. [appellant] is in dat verband niet in (contra-enquête) gehoord.
4. Om een volledig beeld te krijgen van de zaak komt het het hof dienstig voor om ook [appellant] als getuige te horen, als ware het in contra-enquête. Met het oog daarop wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

Beslissing

Het hof:
  • bepaalt dat [appellant] de gelegenheid krijgt zichzelf als getuige (als ware het in contra-enquête) te laten horen. Dat getuigenverhoor zal worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag, ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris mr. S.R. Mellema, op
  • bepaalt dat, indien één der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen en de te horen getuigen in de maanden oktober tot en met december van 2017, opgeeft dan verhinderd te zijn, de raadsheer-commissaris (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de getuigenverhoren zal vaststellen;
  • verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor het getuigenverhoor niet nodig is;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.R. Mellema, M.M. Olthof en H.J. van Kooten en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 oktober 2017 in aanwezigheid van de griffier.