ECLI:NL:GHDHA:2017:2538

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
1 juni 2017
Publicatiedatum
6 september 2017
Zaaknummer
22-004456-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stelselmatige mishandeling van een minderjarige door de verzorgende ouder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 1 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die beschuldigd werd van stelselmatige mishandeling van het zoontje van haar partner, gedurende de periode van 2012 tot 2014. De verdachte werd eerder in eerste aanleg door de rechtbank Rotterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden, maar ging in hoger beroep. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als betrouwbaar heeft aangemerkt. De verdachte heeft het slachtoffer, een jong kind, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toegebracht door deze meermalen te slaan en te stompen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van haar positie als verzorgende ouder en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 5.000,- aan het slachtoffer te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de eerdere vrijspraak van het primair ten laste gelegde vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de subsidiaire tenlastelegging van poging tot zware mishandeling en mishandeling.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004456-16
Parketnummer: 10-700220-14
Datum uitspraak: 1 juni 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 28 september 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortejaar] 1985,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 1[geboortejaar] 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2009 tot en met 23 april 2014 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) aan een persoon, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortejaar] 2006), zijnde een kind dat zij verzorgt en/of opvoedt als behorende tot haar gezin, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gescheurde (boven) lip en/of een of meer litteken(s) in het gezicht), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (meermalen): tegen de lip en/of de mond en/of het gezicht van die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2009 tot en met 23 april 2014 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) aan een persoon, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortejaar] 2006), zijnde een kind dat zij verzorgt en/of opvoedt als behorende tot haar gezin, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen) tegen de lip en/of de mond en/of het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 augustus 2009 tot en met 23 april 2014 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk mishandelend een kind dat zij verzorgde of opvoedde als behorende tot haar gezin, althans een persoon, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortejaar] 2006), (meermalen) (met kracht)
- in het gezicht en/of tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer] bij de keel/nek/hals heeft gepakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer] tegen de muur en/of verwarming heeft geduwd en/of
- het hoofd van die [slachtoffer] heeft beetgepakt en/of (vervolgens) tegen de muur en/of de/het bed- en/of tafel(rand) geduwd en/of geslagen en/of
- met de hak van een schoen op de voet van die [slachtoffer] heeft gestampt en/of gedrukt en/of geduwd en/of
- met een spijker en/of een scheermes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gekrast op en/of geduwd in de borst van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] (uit bed) op de grond heeft geduwd en/of (vervolgens) op de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer] is gaan staan en/of
- met een vinger in het oog van die [slachtoffer] heeft geprikt en/of gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair en
2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder
1. primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij
, op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 01 augustus 2009 tot en met 23 april 2014 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,meermalen
, althans eenmaal, (telkens
)aan een persoon, te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortejaar] 2006), zijnde een kind dat zij verzorgt
en/of opvoedt als behorende tot haar gezin, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
(meermalen
)tegen de lip en
/ofde mond en
/ofhet gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen en
/ofgestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
zij
, op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 01 augustus 2009 tot en met 23 april 2014 te Rotterdam
, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, (telkens
)opzettelijk mishandelend een kind dat zij verzorgde of opvoedde als behorende tot haar gezin,
althans een persoon,te weten [slachtoffer] (geboren op [geboortejaar] 2006),
(meermalen)(met kracht)
- in het gezicht en
/oftegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geslagen en
/ofgestompt en
/of
- die [slachtoffer] bij de keel
/nek/halsheeft gepakt en
/of(vervolgens) die [slachtoffer] tegen de muur en
/ofverwarming heeft geduwd en
/of
- het hoofd van die [slachtoffer] heeft beetgepakt en
/of(vervolgens) tegen de muur
en/of de/het bed- en/of tafel(rand)heeftgeduwd en
/ofgeslagen en
/of
- met de hak van een schoen op de voet van die [slachtoffer] heeft gestampt en
/ofgedrukt en
/ofgeduwd en
/of
- met
een spijker en/of een scheermes, althanseen scherp en
/ofpuntig voorwerp, heeft gekrast op
en/of geduwd inde borst van die [slachtoffer] en
/of
- die [slachtoffer]
(uit bed
)op de grond heeft geduwd en
/of(vervolgens) op de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer] is gaan staan en
/of
- met een vinger in het oog van die [slachtoffer] heeft geprikt
en/of gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en
/ofpijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verweren
Namens de verdachte heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig zijn overgelegde en in het dossier gevoegde pleitaantekeningen, naar voren gebracht dat de verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde behoort te worden vrijgesproken. De raadsman heeft hiertoe betoogd, dat – kort en zakelijk weergegeven – de verklaringen van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) en [getuige] (hierna: [getuige]) onvoldoende betrouwbaar zijn om daarop een bewezenverklaring te stoelen. Niet valt uit te sluiten, en het moet zelfs aannemelijk worden geacht, dat niet de verdachte, maar [slachtoffer] en/of [getuige] en/of de medeverdachte [medeverdachte] verantwoordelijk zijn voor de bij [slachtoffer] geconstateerde letsels. Niet aannemelijk is in ieder geval – aldus de verdediging - dat verdachte verantwoordelijk is voor de letsels bij [slachtoffer], nu zij zelf hulp heeft gezocht voor het gezin bij een gezinsbegeleider van Flexus en bovendien vaststaat dat de eigen dochter van verdachte ([naam]) en [getuige] niet door haar zijn mishandeld.
Het hof verwerpt deze verweren en overweegt hieromtrent het volgende.
[slachtoffer] en [getuige] hebben gedetailleerd en consistent verklaard over het gedurende langere tijd door de verdachte jegens [slachtoffer] toegepaste geweld en over de daardoor door [slachtoffer] opgelopen letsels. Deze verklaringen komen op essentiële onderdelen met elkaar overeen. Zij hebben – en ook dat maakt hun verklaringen authentiek en geloofwaardig – zich bepaalde omstandigheden ook niet weten te herinneren en hebben ook niet verzwegen, dat zij het onderling soms moeilijk hadden, ruzieden en vochten. De wijze waarop de verklaringen zijn afgelegd imponeren hierdoor ook niet als verklaringen die zijn ingefluisterd door de familie van de biologische moeder van [slachtoffer] met als doel verdachte het huis uit te werken, zoals door de verdachte en de medeverdachte is beweerd. Op 23 april 2014 wordt [slachtoffer] door verbalisanten na meldingen met tranen in de ogen en trillend aangetroffen. [slachtoffer] verklaart reeds dan over stelselmatige mishandelingen door verdachte. Dit wordt door [getuige], die ook staat te trillen en moet huilen, beaamd. Dit draagt bij aan de geloofwaardigheid van hun verklaringen. Dat sprake zou zijn van ‘toneelspel’ zoals door de verdachte en haar medeverdachte eerder is betoogd, acht het hof geenszins aannemelijk, gelet op de door de verbalisanten waargenomen gedragingen bij deze (zeer) jonge kinderen. Voor de betrouwbaarheid is tenslotte van belang dat de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] omtrent het ontstaan van de bij [slachtoffer] geconstateerde letsels op overtuigende wijze worden ondersteund door de conclusies van het rapport van de Forensische Polikliniek Kindermishandeling.
Anders dan de raadsman ziet het hof dan ook geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de door [slachtoffer] en [getuige] afgelegde verklaringen. Dat verdachte op enig moment hulp zou hebben gezocht bij een gezinsbegeleider van Flexus en haar eigen dochter en [getuige] niet door haar zijn mishandeld, maakt dat niet anders, nu dit geenszins uitsluit dat verdachte de tenlastegelegde mishandelingen jegens [slachtoffer] heeft gepleegd. Het hof zal de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige] dan ook voor het bewijs bezigen.
Het voorgaande maakt dat het hof de door de verdediging geschetste alternatieve scenario’s omtrent het ontstaan van de bij [slachtoffer] geconstateerde letsels niet aannemelijk acht en dat het hof – wat er verder ook onder meer zij van geweldshandelingen van [getuige] richting [slachtoffer] - op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, met name de door [slachtoffer] en [getuige] afgelegde verklaringen, wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 23 april 2014 stelselmatig geweldshandelingen jegens [slachtoffer] heeft verricht, ten gevolge waarvan [slachtoffer] letsels heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling, begaan tegen een kind dat zij verzorgt of opvoedt als behorend tot haar gezin,
meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen een kind dat zij verzorgt of opvoedt als behorend tot haar gezin, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft het zoontje van haar partner (medeverdachte [medeverdachte]), genaamd [slachtoffer], gedurende een lange periode (met name in de periode 2012-2014, nadat [slachtoffer] na een uithuisplaatsing bij oma weer bij verdachte en de medeverdachte kwam wonen) stelselmatig mishandeld. [slachtoffer] was nog een zeer jong kind toen de mishandelingen begonnen. Aldus heeft de verdachte misbruik gemaakt van haar overwicht als volwassene ten opzichte van een jong en hulpeloos kind. Bovendien was [slachtoffer] aan de zorg van de verdachte toevertrouwd en had hij zich daarom bij de verdachte juist veilig en beschermd moeten kunnen voelen. De verdachte heeft aldus op een zeer ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer]. [slachtoffer] zal naar alle waarschijnlijkheid nog jaren de psychische gevolgen hiervan dragen. De verdachte heeft op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor haar daden en heeft geen inzicht gegeven in de beweegredenen om zo een jong kind op zo een stelselmatige wijze te mishandelen.
Niettegenstaande het feit dat de verdachte blijkens een haar betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 april 2017 niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit, kan naar het oordeel van het hof, gezien de ernst van de feiten, niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf. Nu [slachtoffer] niet meer bij de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] woonachtig is en van enige mishandeling richting de dochter van de verdachte niet is gebleken, ziet het hof - anders dan de advocaat-generaal - geen aanleiding een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
In hoger beroep heeft het slachtoffer [slachtoffer] een verzoek ingediend tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten bedrage van € 10.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daartoe is onder meer aangevoerd dat nimmer een formulier is ontvangen om zich in de strafprocedure bij de rechtbank te voegen als benadeelde partij.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd ten bedrage van € 5.000,-.
Het verzoek tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel is namens de verdachte betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk geworden dat het slachtoffer rechtstreekse schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde. Het verzoek leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 5.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 augustus 2009 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Gelet op het voorgaande zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen om een bedrag van € 5.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder
1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 5.000,- (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit arrest is gewezen door mr. C.J. van der Wilt,
mr. H.C. Wiersinga en mr. C.H.M. Royakkers, in bijzijn van de griffier mr. M. Bazuin.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 juni 2017.
Mr. C.H.M. Royakkers is buiten staat dit arrest te ondertekenen.