In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot een gedwongen schuldregeling en de toepassing van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). De appellant, wonende te Waddinxveen, had eerder bij de rechtbank Den Haag een verzoek ingediend om Woonpartners te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, maar het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling was toegewezen. De appellant ging in hoger beroep tegen de afwijzing van het dwangakkoord.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 mei 2017 heeft de appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. Het hof heeft overwogen dat de rechtbank ten onrechte niet had gevraagd of de appellant zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wilde handhaven. Het hof concludeert dat de appellant ontvankelijk is in zijn beroep, omdat er geen feiten of omstandigheden zijn die hieraan in de weg staan.
Het hof heeft de argumenten van de appellant in hoger beroep beoordeeld en vastgesteld dat zijn voorstel voor de schuldregeling goed gedocumenteerd is. De totale schuldenlast van de appellant bedraagt € 15.602,47, met een vordering van Woonpartners van € 2.322,48. Het hof oordeelt dat het aanbod van de appellant het maximaal haalbare is en dat Woonpartners in redelijkheid niet kan weigeren in te stemmen met de voorgestelde regeling. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en beveelt Woonpartners om in te stemmen met de door de appellant aangeboden schuldregeling.