ECLI:NL:GHDHA:2017:2503

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
1 september 2017
Zaaknummer
200.211.490/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek tot dwangakkoord en toepassing WSNP

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot een gedwongen schuldregeling en de toepassing van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). De appellant, wonende te Waddinxveen, had eerder bij de rechtbank Den Haag een verzoek ingediend om Woonpartners te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, maar het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling was toegewezen. De appellant ging in hoger beroep tegen de afwijzing van het dwangakkoord.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 mei 2017 heeft de appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. Het hof heeft overwogen dat de rechtbank ten onrechte niet had gevraagd of de appellant zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wilde handhaven. Het hof concludeert dat de appellant ontvankelijk is in zijn beroep, omdat er geen feiten of omstandigheden zijn die hieraan in de weg staan.

Het hof heeft de argumenten van de appellant in hoger beroep beoordeeld en vastgesteld dat zijn voorstel voor de schuldregeling goed gedocumenteerd is. De totale schuldenlast van de appellant bedraagt € 15.602,47, met een vordering van Woonpartners van € 2.322,48. Het hof oordeelt dat het aanbod van de appellant het maximaal haalbare is en dat Woonpartners in redelijkheid niet kan weigeren in te stemmen met de voorgestelde regeling. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en beveelt Woonpartners om in te stemmen met de door de appellant aangeboden schuldregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.211.490/01
Rekestnummer rechtbank : C/09/521584 / F1 RK 16/2407 en 16/2408

arrest van 23 mei 2017

inzake

[appellant],

wonende te Waddinxveen,
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. G.W.L. den Haan, te Tiel,
tegen

Stichting Woonpartners Midden-Holland (vertegenwoordigd door Flanderijn van der

Heide Incasso Gerechtsdeurwaarders)
,
gevestigd te Waddinxveen,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Woonpartners.

Het geding

Bij verzoekschriften, ingekomen ter griffie van het hof op 10 maart 2017, heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de rechtbank Den Haag van 2 maart 2017 waarbij zijn verzoek tot het bevelen van een gedwongen schuldregeling is afgewezen en zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is toegewezen. Hij verzoekt het hof deze vonnissen te vernietigen en alsnog een gedwongen schuldregeling te bevelen en de uitgesproken schuldsaneringsregeling te beëindigen. Bij brief van 30 maart 2017 is nog een aantal producties aan het hof toegezonden.
Bij brief van 12 mei 2017 heeft Flanderijn van der Heide Incasso Gerechtsdeurwaarders de reactie van Woonpartners op het verzoek van [appellant] aan het hof doen toekomen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 mei 2017. Aldaar is verschenen: [appellant], bijgestaan door zijn advocaat en vergezeld van dhr. [schoonvader] (schoonvader) en mw. M. Caeyers (schuldhulpverlener bij PLANgroep).
Het hof wijst in beide zaken afzonderlijk arrest. Het onderhavige arrest heeft betrekking op het verzoek tot het bevelen van een gedwongen schuldregeling.

Beoordeling van het hoger beroep

1. Ter zitting in hoger beroep is in de eerste plaats aan de orde gesteld of [appellant] in zijn beroep ontvankelijk is. Daarover wordt het volgende overwogen. Ingevolge artikel 292 lid 3 Fw kan de schuldenaar tegen de uitspraak tot afwijzing van zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak in hoger beroep komen. Wanneer het verzoekschrift tevens een verzoek om een bevel tot instemming met een schuldregeling als bedoeld in artikel 287a, eerste lid, Fw inhield, wordt dit (afgewezen) verzoek eveneens aan het gerechtshof voorgelegd. In aanvulling daarop heeft de Hoge Raad in zijn arrest van 14 december 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BY0966) beslist dat de schuldenaar ook hoger beroep (en beroep in cassatie) kan instellen indien bij een verzoek dwangakkoord niet is beslist op het onderliggende verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling om reden dat dit niet is gehandhaafd. Indien laatstbedoeld verzoek wel is gehandhaafd en ook is toegewezen, is hoger beroep tegen de afwijzing van het bevel tot instemming met een schuldregeling uitgesloten.
2. In het eveneens vandaag gewezen arrest met betrekking tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft het hof overwogen dat [appellant] door de rechtbank ten onrechte niet de vraag is gesteld of hij zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wilde handhaven voor het geval het zou komen tot een afwijzing van zijn verzoek om een bevel tot instemming met de schuldregeling, en dat ook overigens niet is gebleken dat de rechtbank ervan uit mocht gaan dat [appellant] zijn schuldsaneringsverzoek wenste te handhaven. Het hof heeft het in die zaak gewezen vonnis vernietigd op de grond dat ervan uit moet worden gegaan dat [appellant] zijn schuldsaneringsverzoek niet heeft gehandhaafd. Dit brengt naar het oordeel van het hof mee dat artikel 292 Fw, mede gelet op het arrest van de Hoge Raad van 14 december 2012, niet aan de ontvankelijkheid van [appellant] in de weg staat. Nu evenmin van andere feiten of omstandigheden is gebleken die daaraan in de weg staan, is [appellant] ontvankelijk in zijn onderhavige beroep.
3. [appellant] heeft op 11 november 2016 bij de rechtbank een verzoek ingediend om Woonpartners te bevelen in te stemmen met de door hem aangeboden schuldregeling als bedoeld in artikel 287a lid 1 Fw.
4. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen op grond van het oordeel - kort samengevat - dat namens [appellant] weliswaar een toelichting is gegeven op het ontstaan van de schulden, maar dat niet, althans onvoldoende, is gemotiveerd waarom Woonpartners in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen. [appellant] is ter terechtzitting in de gelegenheid gesteld dit laatste alsnog te motiveren. [appellant] is hierin niet geslaagd. De enkele mededeling dat er al tien maanden wordt gespaard is onvoldoende om de belangenafweging in het nadeel van Woonpartners te doen uitvallen, aldus de rechtbank.
5.
De grieven en argumenten van [appellant] kunnen als volgt worden samengevat.
Anders dan de rechtbank heeft overwogen heeft [appellant] zijn voorstel goed en betrouwbaar gedocumenteerd. Het door [appellant] gedane voorstel is het uiterste tot waartoe hij financieel in staat moet worden geacht. [appellant] is werkzaam als internationaal vrachtwagenchauffeur en maakt sinds geruime tijd 20 tot 30 uur overwerk per week om zo zijn schuldeisers tegemoet te komen. Indien de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing zou worden verklaard, zou dit nadelig voor de schuldeisers zijn gezien de kosten die dit met zich brengt. Hierdoor zullen de gezamenlijke schuldeisers minder ontvangen dan het thans voorliggende aanbod. Verder heeft woonpartners bij haar weigering in te stemmen een schuldregeling ten onrechte de partner van [appellant] betrokken. [appellant] is niet gehuwd en er bestaat dan ook geen gemeenschap van goederen.
6. Woonpartners heeft in eerste aanleg bij brief van haar gemachtigde laten weten dat zij niet akkoord gaat met het aangeboden voorstel omdat zij van mening is dat [appellant] niet het maximaal haalbare heeft aangeboden en dat de kans van een gehele betaling van haar vordering aanwezig is. De partner van [appellant] heeft sinds 2010 immers geen eigen inkomsten gegenereerd. Gezien haar leeftijd zijn de toekomstverwachtingen bij de toepassing van de schuldsaneringsregeling groter dan bij een dwangakkoord. In hoger beroep heeft Woonpartners haar stellingen bij brief gehandhaafd en daaraan toegevoegd dat het in hoger beroep verhoogde voorstel de stellingen van Woonpartners bevestigt, dat verzoeker niet het maximaal haalbare heeft aangeboden en dat de kans op gehele betaling aanwezig is.
7. Bij de beoordeling van het verzoek tot het opleggen van een gedwongen schuldregeling in het kader van artikel 287a Fw neemt het hof als uitgangspunt dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt voldaan, zodat deze niet snel het verwijt gemaakt kan worden dat hij misbruik maakt van zijn bevoegdheid om volledige betaling te verlangen. Uitgangspunt is voorts dat een schuldeiser slechts onder bijzondere omstandigheden kan worden gedwongen in te stemmen met een door de schuldenaar aangeboden akkoord.
8. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting wordt als volgt overwogen. De totale schuldenlast van [appellant] bedraagt € 15.602,47. De vordering van Woonpartners op [appellant] bedraagt € 2.322,48. Namens [appellant] is bij brief van 29 juli 2016 door PLANgroep aan Woonpartners en de overige schuldeisers een schuldregeling aangeboden, inhoudende dat aan preferente en concurrente schuldeisers een uitkering wordt gedaan van respectievelijk 100% en 89,19% tegen finale kwijting van het restant van hun vorderingen. Blijkens de aan het hof overgelegde brief van de gemeente Waddinxveen van 10 maart 2017 is in verband met de huidige, gewijzigde, schuldenlast dit percentage verhoogd naar 94,49%. Het hof acht dat dit aanbod het maximaal haalbare waartoe [appellant] op dit moment financieel in staat is. Dat de partner van [appellant] geen inkomsten verwerft, doet daar niet aan af. Tussen [appellant] en zijn partner bestaat immers geen gemeenschap van goederen.
Verder merkt het hof op dat het aanbod een prognose betreft, wat betekent dat het resultaat voor de schuldeisers hoger kan uitvallen indien de reserveringsmogelijkheden van [appellant] toenemen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat [appellant] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat dit voorstel mede behelst dat hij gedurende de komende drie jaren maximaal zal overwerken, hetgeen op een hoge mate van inspanning van [appellant] duidt.
Voorts wordt in aanmerking genomen dat er niet eerder een minnelijke of gedwongen schuldregeling van toepassing is geweest die door [appellant] niet naar behoren is nagekomen, dat de vordering van Woonpartners 14,89% vormt van de totale schuldenlast, dat een faillissement of toepassing van de schuldsaneringsregeling niet een beter uitzicht voor Woonpartners biedt en dat zij de enige weigerachtige schuldeiser is.
Het is op grond van al het voorgaande dat het hof oordeelt dat Woonpartners in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de voorgestelde schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang van [appellant] en de overige schuldeisers.
9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd. Het hof zal Woonpartners bevelen in te stemmen met de door [appellant] aangeboden schuldregeling.

De beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 2 maart 2017;
en opnieuw beslissende:
- beveelt Woonpartners in te stemmen met de door [appellant] aangeboden schuldregeling.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.J. van Kooten, D.A. Schreuder en A.J. Berends en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 mei 2017 in aanwezigheid van de griffier.