Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
1.Het geding
2.Feiten
3.Het geschil
4.Beoordeling in hoger beroephet principaal hoger beroep
Dat tussen beide heren is besproken dat Vern aan de Engelse klanten geen eenmalige bijdragen (meer) in rekening bracht, gaf [verzoeker] niet het recht dat via zijn eenmanszaak wel te doen. Door zonder de toestemming van Vern aan de Engelse klanten van Vern jaarlijks een bedrag in rekening te brengen heeft [verzoeker] zich schuldig gemaakt aan een gedraging die een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 BW oplevert voor een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Immers, [verzoeker] heeft onder werktijd, op naam van zijn eenmanszaak aan de klanten van Vern facturen verzonden voor jaarlijkse kosten bijdragen brandstofkaart en/of multitankcard die zij niet verschuldigd zijn. Het verweer van [verzoeker] dat het in feite de jaarlijkse provisie voor het aanbrengen van de Engelse klanten door [naam 2] betrof doet hier niet aan af. Ook in dat geval geldt dat Vern hier niet vanaf wist en dat [verzoeker] deze klanten factureerde als ware het kosten voor het gebruik van de door Vern verstrekte brandstof en/of multitankcard. De kantonrechter oordeelt dan ook dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven en als rechtmatig dient te worden aangemerkt.”
Daar waar het in deze procedure om gaat zijn (..) de Engelse transportbedrijven die lid waren van Vern. Op advies van [verzoeker] hebben wij de eenmalige bijdrage van € 120,00 eerst wel maar later niet meer bij deze bedrijven in rekening gebracht. Dit zal om en nabij 2010 zijn geweest. Buiten mijn weten om heeft [verzoeker] deze bedrijven € 150,00 gefactureerd.”
vorig jaar augustus (…) geheel verbijsterd thuis[kwam].” [verzoeker] heeft deze gemotiveerde stellingen van Vern in appel tijdens de mondelinge behandeling niet nader weersproken. Het hof houdt het er daarom voor dat Vern pas in augustus 2015, dus kort voor het ontslag op staande voet, bekend is geworden met de facturen. Op dit oordeel stuit de grief al af.
- verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn appel tegen de tussenbeschikking van de kantonrechter van 15 januari 2015;
- vernietigt de eindbeschikking van de kantonrechter van 5 juli 2016 voor zover [verzoeker] is veroordeeld tot betaling aan Vern van een bedrag van € 1.565,78, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening en
- veroordeelt [verzoeker] tot betaling aan Vern van een bedrag van € 1.389,68, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt [verzoeker] tot betaling aan Vern van een bedrag van € 544,90, te vermeerderen met de wettelijke rente, waarvan de ingangsdatum wordt bepaald na afloop van iedere volle maand dat het gebruik heeft voortgeduurd, dat wil zeggen vanaf elke 17e dag van iedere maand volgend op 17 augustus 2015, dus voor het eerst vanaf 17 september 2015 en over de periode van 17 januari tot en met 25 januari 2016 vanaf 25 januari 2016;
- veroordeelt [verzoeker] tot betaling aan Vern van een bedrag van € 5.979,91, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2015;
- bekrachtigt de eindbeschikking voor het overige;
- veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Vern begroot op € 718 aan griffierecht en € 1.788 (2 punten tarief II) aan kosten van de advocaat;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.