ECLI:NL:GHDHA:2017:2292

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2017
Publicatiedatum
9 augustus 2017
Zaaknummer
22-002242-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan de verkoop van hennepstekken en het voorhanden hebben van wapens

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die betrokken was bij de verkoop van hennepstekken en het voorhanden hebben van wapens. De verdachte had klanten in zijn growshop doorverwezen naar een adres waar hennepstekken konden worden verkregen en had hen informatie gegeven over de verzorging van deze stekken. Daarnaast had hij meerdere wapens onbevoegd in zijn bezit. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 47 dagen, met aftrek van voorarrest. De verdachte was eerder in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk, maar het hof heeft de eerdere vrijspraak van enkele tenlastegelegde feiten niet in stand gelaten. Het hof oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en dat zijn handelen bijdroeg aan de illegale hennephandel. Het hof heeft ook de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder het feit dat hij niet eerder onherroepelijk was veroordeeld. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, vooral met betrekking tot de volksgezondheid en criminaliteit.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002242-15
Parketnummer: 10-962023-13
Datum uitspraak: 10 juli 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 april 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1968,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
26 juni 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, met aftrek van voorarrest, waarvan drie weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Voorts is met betrekking tot de in beslag genomen geldbedragen een beslissing genomen als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en daarom mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing evenwel geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom in zoverre in het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voorzover aan het inhoudelijke oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 mei 2013 te Losser, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van beroep of bedrijf, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 180 hennepstekken, althans een (grote) hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer van zijn mededader(s) op of omstreeks 14 mei 2013 te Losser, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 180 hennepstekken, althans een groot aantal hennepstekken in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
bij/tot het plegen van welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 21 maart tot en met 14 mei 2013, te Enschede en/of Losser, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door toen aldaar - zakelijk weergegeven - een adres door te geven alwaar de hennepstekken verkregen zouden kunnen worden en/of door te geven met wie contact opgenomen moest worden voor de aankoop van hennepstekken en/of door andere informatie door te geven met betrekking tot de aankoop en verzorging van hennepstekken;
2.
hij op of omstreeks 21 mei 2013 te Losser, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van beroep of bedrijf, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 320 hennepstekken, althans een (grote) hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer van zijn mededader(s) op of omstreeks 21 mei 2013 te Losser, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft/hebben gehad een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 320 hennepstekken, althans een groot aantal hennepstekken in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
bij/tot het plegen van welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 21 maart tot en met 21 mei 2013, te Enschede en/of Losser, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door toen aldaar - zakelijk weergegeven - een adres door te geven alwaar de hennepstekken verkregen zouden kunnen worden en/of door te geven met wie contact opgenomen moest worden voor de aankoop van hennepstekken en/of door andere informatie door te geven met betrekking tot de aankoop en verzorging van hennepstekken;
4.
hij op of omstreeks 22 mei 2013, te Almelo en/of Enschede, althans in Nederland een of meer wapens van categorie I, te weten:
- twee, althans een, ploertendoder en/of
- zeven, althans een of meerdere, boksbeugel(s) voorhanden heeft gehad.
5.
hij op of omstreeks 22 mei 2013 te Almelo een of meer wapens van categorie III, te weten
- een pepperspraypistool (merk Piexon, type JTX) voorhanden heeft gehad;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan zal worden bevestigd, behoudens de kwalificatie van feit 1, en dat het hof, in zoverre opnieuw rechtdoende, het feit zal kwalificeren als medeplegen van medeplichtigheid tot het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Grond daarvoor is primair dat het hof de bewezenverklaring van feit 1 subsidiair anders formuleert dan de rechtbank, in zoverre dat het hof anders dan de rechtbank van oordeel is dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte “tezamen en in vereniging met een ander” medeplichtig is geweest. In het verlengde daarvan komt het hof ook tot een andere kwalificatie van feit 1 subsidiair. Voorts komt het hof gedeeltelijk tot andere bewijsmiddelen en wordt hierna ingegaan op een ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd verweer met betrekking tot het Tallon-criterium. Ook legt het hof een andere straf op dan door de rechtbank is opgelegd.
Gevoerd verweer
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman, op gronden als uiteengezet in de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnotities, vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde bepleit. Ter adstructie heeft de raadsman, met een beroep op schending van het zogenaamde Tallon-criterium, -kort en zakelijk weergegeven- betoogd, dat de pseudokoper de verdachte ongeoorloofd heeft uitgelokt en dat het zodoende onrechtmatig verkregen bewijs niet als bewijs mag worden gebezigd. De raadsman heeft hiertoe mede aangevoerd dat de verdachte de pseudokoper aanvankelijk meerdere malen heeft medegedeeld geen hennepstekken te verkopen, doch vanwege diens herhaaldelijke aandringen uit klantvriendelijkheid en om van het ‘gezeur’ af te zijn uiteindelijk is overgegaan tot het verstrekken van de informatie.
Het hof overweegt hieromtrent het navolgende.
Het hof stelt voorop dat een beroep op het zogenaamde Tallon-criterium kan slagen wanneer de betrokken verdachte door een opsporingsambtenaar is gebracht tot het begaan van het strafbare feit waarvoor hij wordt vervolgd, terwijl zijn opzet tevoren daar niet reeds op was gericht.
Het hof stelt op basis van de processen-verbaal van bevindingen ‘politieel informatie inwinner [x]’, waarin door de opsporingsambtenaar, zijnde de pseudokoper, uitgebreid en gedetailleerd omtrent de gang van zaken is gerelateerd, vast, dat de betreffende opsporingsambtenaar te werk is gegaan aan de hand van aan de verdachte gestelde open vragen. Dat daarbij sprake zou zijn van een zekere op de verdachte uitgeoefende druk is naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk geworden, te meer nu deze vragen niet op een dwingende wijze aan de verdachte zijn gesteld en de verdachte evenmin herhaaldelijk op de man af is gevraagd of hij hennepstekken zou kunnen regelen.
De verdachte heeft gedurende de gesprekken met de opsporingsambtenaar, na aanvankelijk inderdaad te hebben aangegeven geen stekken te kunnen leveren, al snel blijk gegeven van een welwillende houding en heeft zich gaandeweg steeds actiever jegens hem opgesteld in het verstrekken van informatie over de persoon en de plaats waar stekken te verkrijgen zouden zijn. Zo heeft de verdachte de opsporingsambtenaar uit eigener beweging toegezegd het contact tussen hem (de klant) en de leverancier van de stekken te zullen bewerkstelligen en dat hij –wanneer de kwekerij was opgezet- naar de growshop terug kon komen voor een voedingsschema.
Uit het proces-verbaal van 14 mei 2013 volgt dat de opsporingsambtenaar op die datum naar de growshop –waar op dat moment ook de verdachte aanwezig was- is teruggegaan en het voedingsschema met medeweten van de verdachte heeft gekregen.
Dat de verdachte door de handelwijze van de opsporingsambtenaar tot iets anders werd gebracht dan hij op enig moment al van plan was, te weten het verstrekken van informatie met betrekking tot de verkrijging en groei van hennepstekken, acht het hof naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk geworden, te meer nu de verdachte ook bij een andere persoon, genaamd [persoon], die de growshop niet als pseudokoper doch als ‘normale’ klant heeft bezocht, is overgegaan tot het verstrekken van het adres van de leverancier van de hennepstekken. Dat verdachte ten aanzien van de opsporingsambtenaar slechts heeft gehandeld uit klantvriendelijkheid en om van ‘het gezeur’ af te zijn, is niet aannemelijk geworden. Van schending van het Tallon-criterium is naar ’s hofs oordeel derhalve geen sprake.
Het verweer wordt verworpen.
Voorwaardelijk verzoek tot het horen van
De raadsman heeft subsidiair verzocht tot het als getuige horen van [getuige], indien het hof de door deze getuige tegenover de politie afgelegde verklaringen voor het bewijs bezigt.
Het hof wijst dit voorwaardelijk verzoek tot het horen van de ze getuige af, nu het hof zich op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep voldoende acht ingelicht en de noodzaak tot het horen van deze getuige derhalve niet is gebleken.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
een of meer van zijnmededader
(s
)op of omstreeks 14 mei 2013 te Losser,
althans in Nederlandtezamen en in vereniging met een ander,
althans alleen,opzettelijk
heeft/hebben
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en
/ofafgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehadeen hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 180 hennepstekken
, althans een groot aantal hennepstekken in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
bij/tot het plegen van welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, in
of omstreeksde periode van 21 maart tot en met 14 mei 2013, te Enschede
en/of Losser, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens)opzettelijk gelegenheid en
/of middelen en/ofinlichtingen heeft verschaft en
/ofopzettelijk behulpzaam is geweest door toen aldaar - zakelijk weergegeven - een adres door te geven alwaar de hennepstekken verkregen zouden kunnen worden en
/ofdoor te geven met wie contact opgenomen moest worden voor de aankoop van hennepstekken en
/ofdoor andere informatie door te geven met betrekking tot de aankoop en verzorging van hennepstekken;
een
of meervan zijn mededader
(s
)op
of omstreeks21 mei 2013 te Losser
, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,opzettelijk heeft
/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en
/ofafgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehadeen hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 320 hennepstekken
, althans een groot aantal hennepstekken in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
bij/tot het plegen van welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, in
of omstreeksde periode van 21 maart tot en met 21 mei 2013, te Enschede
en/of Losser, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens)opzettelijk gelegenheid en
/of middelen en/ofinlichtingen heeft verschaft en
/of opzettelijkbehulpzaam is geweest door toen aldaar - zakelijk weergegeven - een adres door te geven alwaar de hennepstekken verkregen zouden kunnen worden
en/of door te geven met wie contact opgenomen moest worden voor de aankoop van hennepstekken en/of door andere informatie door te geven met betrekking tot de aankoop en verzorging van hennepstekken;
4.
hij op
of omstreeks22 mei 2013, te Almelo en
/ofEnschede
, althans in Nederland een of meerwapens van categorie I, te weten:
- twee
, althans een,ploertendoder
sen
/of
- zeven
, althans een of meerdere,boksbeugel
(s
)voorhanden heeft gehad;
5.
hij op
of omstreeks22 mei 2013 te Almelo
een of meerwapens van categorie III, te weten
- een pepperspraypistool (merk Piexon, type JTX) voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een tweetal klanten in zijn growshop doorverwezen naar een adres waar zij hennepstekken konden verkrijgen en heeft hen zodoende in contact gebracht met de mededaders die hennepstekken verkochten en afleverden. Bovendien heeft hij aan één van deze klanten ook informatie ten behoeve van de verzorging en bevordering van de groei van hennepstekken verstrekt. Verdachtes handelen heeft aldus bijgedragen aan de illegale handel in en het gebruik van hennep. Het gebruik van hennep is bezwarend voor de samenleving, niet alleen uit een oogpunt van volksgezondheid, maar het leidt veelal direct en indirect, tot vele vormen van criminaliteit.
Daarnaast heeft de verdachte meerdere wapens onbevoegd voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens leidt niet zelden tot gebruik van die wapens en dient vanwege dit gevaarsaspect dan ook streng te worden bestraft.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedragen, als genummerd onder 1 tot en met 13 op de aan dit arrest gehechte beslaglijst, zal het hof, overeenkomstig de vordering van de
advocaat-generaal, de teruggave gelasten aan de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 48 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het inhoudelijke oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
47 (zevenenveertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de onder 1 tot en met 13 op de beslaglijst genoemde geldbedragen.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries,
mr. T.L. Tan en mr. C.J. van der Wilt, in bijzijn van de griffier mr. M.C. Bongaerts.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 juli 2017.
Mr. T.L. Tan en de griffier zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.