Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
1.Het verdere verloop van het geding
2.Beoordeling van het hoger beroep
grieven II tot en met XIstrekken ten betoge dat de kantonrechter [appellant] ten onrechte heeft veroordeeld tot vergoeding van de schade bestaande uit de kosten van het onderzoek van Hoffmann en voor het overige nader op te maken bij staat; [appellant] voert aan dat hij niet onrechtmatig jegens GGZ Delfland heeft gehandeld (althans dat uit het vonnis niet blijkt in hoeverre hiervan sprake is) en dat op GGZ Delfland de bewijslast rust dat er wel sprake is van onrechtmatig handelen. De omstandigheid dat de kantonrechter – kennelijk – twee concrete voorbeelden van fraude bewezen acht, betekent nog niet dat daarmee vaststaat dat hij op grote schaal heeft gefraudeerd, aldus [appellant].
grief IIvoert [appellant] aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat uit het rapport Hoffmann en de eigen stellingen van [appellant] en [naam] blijkt dat [naam] en [appellant] in nauwe samenwerking hebben gehandeld, waarbij [appellant] de leidende figuur is geweest. Met
grief IIIvoert [appellant] aan dat hij niet kan worden aangemerkt als de feitelijk bestuurder van de eenmanszaak (B.V. i.o.) Source & Stone van [naam] en dat uit de inschrijvingen van [appellant] als bestuurder geen intentie van samenwerking blijkt.
Grief IVricht zich tegen de overweging van de rechtbank dat de hele gang van zaken en herkenbare modus operandi de nauwe samenwerking van [naam] en [appellant] bevestigt, alsmede dat [naam] heeft gesteld dat [appellant] hem van adviezen voorzag. [appellant] voert aan dat van opzettelijk frauderen en het toebrengen van schade aan GGZ Delfland geen sprake was. Met
grief Vvoert [appellant] aan dat er binnen GGZ Delfland ook andere personen waren die onzakelijk handelden, al dan niet op kosten van GGZ Delfland.
grieven XIV-XXIV, die zich tegen dat vonnis richten. Daarnaast klaagt [appellant] in
grief Idat de rechtbank ten onrechte de overwegingen in genoemde zaak heeft beschouwd als “herhaald en ingelast”. Deze grief is ongegrond. In de relatie [appellant] - GGZ Delfland bestaat geen bezwaar tegen een dergelijke werkwijze. Voor zover [appellant] erover klaagt dat [naam] (naar het hof begrijpt) benadeeld wordt, heeft hij daarbij geen belang.
Grief XIIIis gericht tegen het niet-ontvankelijkheidsoordeel. Naar het oordeel van het hof heeft de kantonrechter [appellant] terecht niet-ontvankelijk verklaard omdat diens vorderingen reeds in de ontslagzaak waren afgewezen en deze beslissingen gezag van gewijsde hebben. De grief is dus ongegrond.
Grief XIIis daartegen gericht. Het hof zal de behandeling van deze grief aanhouden.