Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
1.Het verloop van het geding
2.Beoordeling van het hoger beroep
- i) [appellant] heeft via zijn eenmanszaak, ICT [...] , zaken gedaan met GGZ Delfland. De contactpersoon van [appellant] bij GGZ Delfland was [betrokkene] .
- ii) [betrokkene] was bij GGZ Delfland in dienst als manager frontoffice en in die hoedanigheid verantwoordelijk voor de inkoop van ICT-diensten en daaraan gerelateerde zaken. [betrokkene] had, ten behoeve van GGZ Delfland, ICT [...] in 2009 als vaste leverancier van ICT-goederen en -diensten gekozen.
- iii) In maart/april 2011 is bij GGZ Delfland de verdenking gerezen dat [betrokkene] fraudeerde. GGZ Delfland heeft Hoffmann Bedrijfsrecherche (hierna: Hoffmann) verzocht om een onderzoek in te stellen.
- iv) Naar aanleiding van het onderzoek van Hoffmann is [betrokkene] op 27 april 2011 op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief schrijft GGZ Delfland onder meer dat [betrokkene] via ICT [...] een Leica-lens en een Tom Tom heeft aangeschaft voor privégebruik en dat ICT [...] daarvoor facturen aan GGZ Delfland heeft gestuurd.
grieven 2 tot en met 16strekken ten betoge dat de kantonrechter [appellant] ten onrechte heeft veroordeeld tot vergoeding van de schade bestaande uit de kosten van het onderzoek van Hoffmann en voor het overige nader op te maken bij staat; [appellant] voert aan dat hij niet onrechtmatig jegens GGZ Delfland heeft gehandeld (althans dat uit het vonnis niet blijkt in hoeverre hiervan sprake is) en dat op GGZ Delfland de bewijslast rust dat er wel sprake is van onrechtmatig handelen. De omstandigheid dat de kantonrechter – kennelijk – twee concrete voorbeelden van fraude bewezen acht, betekent nog niet dat daarmee vaststaat dat [appellant] op grote schaal heeft meegewerkt aan fraude die door [betrokkene] zou zijn gepleegd, aldus [appellant] .
grief 2voert [appellant] aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat uit het rapport Hoffmann en de eigen stellingen van [betrokkene] en [appellant] blijkt dat [appellant] en [betrokkene] in nauwe samenwerking hebben gehandeld. Met
grief 3voert [appellant] aan dat [betrokkene] niet kan worden aangemerkt als de feitelijk bestuurder van de eenmanszaak (B.V. i.o.) Source & Stone van [appellant] en dat uit de inschrijvingen van [betrokkene] als bestuurder niet blijkt dat er een intentie van samenwerking blijkt. Volgens [appellant] was er sprake van een gewone zakelijke samenwerking, waar niets mee mis was. Daarnaast heeft [appellant] aangevoerd – in
grief 4– dat [betrokkene] hem weliswaar adviezen gaf, maar dat [appellant] ervan uitging dat [betrokkene] nevenwerkzaamheden mocht verrichten en dat [appellant] zich destijds niet ervan bewust was dat [betrokkene] een tegenstrijdig belang zou kunnen hebben. Volgens [appellant] was van frauduleuze handelingen van [betrokkene] overigens in het geheel geen sprake. De
grieven 5 en 6hebben een zelfde strekking. Met
grief 7voert [appellant] aan dat er binnen GGZ Delfland ook andere personen waren die onzakelijk handelden, al dan niet op kosten van GGZ Delfland.