1.17[appellant] heeft de Van Mesdagkliniek en de Staat aansprakelijk gesteld bij brieven van 17 november 2011 respectievelijk 4 juli 2013 omdat hij van mening is dat zijn behandeling ten onrechte gedurende in totaal 36 maanden (zie ook hieronder onder 2.) heeft stilgelegen.
2. [appellant] heeft bij inleidende dagvaarding gevorderd:
- een verklaring voor recht dat de Van Mesdagkliniek en de Staat ieder voor het geheel, dan wel afzonderlijk, onrechtmatig hebben gehandeld jegens hem door inbreuk te maken op artikel 5 EVRM;
- een verklaring voor recht dat de Van Mesdagkliniek en de Staat hoofdelijk aansprakelijk zijn op grond van de artikelen 6:6 BW en 6:7 BW voor de door hem geleden schade;
- hoofdelijke veroordeling van de Van Mesdagkliniek en de Staat tot betaling van een bedrag van € 164.400, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat de strafrechter op 19 januari 2006 uitspraak heeft gedaan tot het opstarten van resocialisatie, althans vanaf de dag dat de longstay-aanvraagprocedure is aangevangen;
- veroordeling van de Van Mesdagkliniek en de Staat in de proceskosten
De schadevergoeding van € 164.400,- die [appellant] vordert, is gebaseerd op een vergoeding van € 150,- per dag voor elke dag dat de op resocialisatie gerichte behandeling heeft stilgelegen, hetgeen volgens [appellant] het geval was gedurende de 26 maanden die de longstay-aanvraag in beslag heeft genomen (maart 2007-mei 2009) en gedurende de 10 maanden die gemoeid waren met zijn overplaatsing naar FPC Oldenkotte (mei 2009-maart 2010). Op de verschillende verwijten aan het adres van de Van Mesdagkliniek en aan het adres van de Staat, voor zover in appel nog relevant, wordt hieronder nog teruggekomen.
3. Volgens de rechtbank heeft de Van Mesdagkliniek onrechtmatig – want in strijd met artikel 2 Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) – gehandeld door, nadat de longstay-aanvraag was afgewezen, de overplaatsing van [appellant] niet met de vereiste voortvarendheid ter hand te nemen. De Van Mesdagkliniek had de destijds gebruikelijke ruilprocedure achterwege moeten laten en [appellant] direct via de formele weg moeten laten overplaatsen. Naar het oordeel van de rechtbank had [appellant] in dat geval reeds begin juni 2009 kunnen zijn overgeplaatst en is de Van Mesdagkliniek daarom aansprakelijk voor de schade die [appellant] heeft geleden doordat de op resocialisatie gerichte behandeling negen maanden vertraging heeft opgelopen. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij het bedrag dat de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) toekent in gevallen waarin de behandeling gericht op resocialisatie vertraging heeft opgelopen. Nu de Van Mesdagkliniek zelf had gesteld dat een bedrag van € 350,- per maand redelijk is, heeft de rechtbank de schade als gevolg van de vertraging in de behandeling gericht op resocialisatie begroot op € 350,- per maand en de schade voor de periode waarin geen behandeling heeft plaatsgevonden begroot op het door de RSJ in een door de Van Mesdagkliniek genoemde uitspraak van 18 juni 2012 (08/2954/TBT) gehanteerde bedrag van € 600,- per maand. Dit heeft een schadevergoeding opgeleverd van € 4.150,- in totaal, te weten 5 maanden x € 350,- per maand (verblijf op een behandelafdeling) plus 4 maanden x € 600,- per maand (verblijf op een afdeling zonder behandeling, met ingang van 27 oktober 2009). De Van Mesdagkliniek is veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan [appellant], plus rente. Voor het overige zijn de vorderingen jegens de Van Mesdagkliniek afgewezen. De vorderingen jegens de Staat heeft de rechtbank integraal afgewezen.
4. In appel vordert [appellant] vernietiging van het bestreden vonnis en, na eiswijziging:
1. een verklaring voor recht dat de Van Mesdagkliniek toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van de behandelingsovereenkomst tussen haar en [appellant];
2. een verklaring voor recht dat de Van Mesdagkliniek en de Staat ieder voor het geheel, dan wel afzonderlijk, onrechtmatig hebben gehandeld jegens hem;
3. een verklaring voor recht dat de Van Mesdagkliniek en de Staat hoofdelijk aansprakelijk zijn op grond van de artikelen 6:6 BW en 6:7 BW voor de door hem geleden schade;
4. de hoofdelijke veroordeling van de Van Mesdagkliniek en de Staat tot vergoeding van de door [appellant] hierdoor geleden schade, op te maken bij staat;
5. met veroordeling van de Van Mesdagkliniek en de Staat in de kosten van beide instanties.
5. De grieven van [appellant] komen hieronder aan de orde bij de bespreking van (de (grondslagen van) de vorderingen. De vorderingen moeten worden beoordeeld in het licht van de doelstelling van de terbeschikkingstelling zoals neergelegd in artikel 2 lid 1 Bvt:
De tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf of maatregel in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden wordt zoveel mogelijk dienstbaar gemaakt aan de behandeling van de veroordeelde en de voorbereiding op diens terugkeer in de maatschappij, met inachtneming van het karakter van die vrijheidsbenemende straf of maatregel. Bij het verlenen van vrijheden aan ter beschikking gestelden wordt rekening gehouden met de veiligheid van de samenleving en de belangen van slachtoffers en nabestaanden.