ECLI:NL:GHDHA:2017:2032
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- A.N. Labohm
- A.E. Sutorius – van Hees
- A.S. Mertens de Jong
- Rechtspraak.nl
Erfrechtelijke procedure over processueel ondeelbare vordering met betrekking tot nalatenschap
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, betreft het een hoger beroep in een erfrechtelijke kwestie. Appellante, [dochter een], heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin werd beslist dat een effectenrekening ter waarde van € 12.667,39 toebehoorde aan geïntimeerde, [dochter twee]. De rechtbank had ook gelast dat partijen tot verdeling van de nalatenschap moesten overgaan. Appellante heeft in hoger beroep vier grieven geformuleerd, maar heeft [dochter drie] niet in het hoger beroep betrokken, wat aanleiding gaf tot juridische complicaties.
Het hof heeft vastgesteld dat de vordering van geïntimeerde een processueel ondeelbare rechtsverhouding betreft, wat betekent dat alle betrokken partijen in de procedure moeten worden betrokken. Dit is in lijn met een eerder arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2017:411), waarin werd bepaald dat in dergelijke gevallen de rechter alleen een bindende beslissing kan geven als alle partijen zijn betrokken. Het hof heeft daarom besloten dat [dochter drie] alsnog in de procedure moet worden opgeroepen, zodat zij haar verweer kan voeren.
De beslissing van het hof houdt in dat appellante [dochter drie] in het hoger beroep moet betrekken tegen een bepaalde roldatum, waarna de zaak zal worden verwezen voor het nemen van de memorie van antwoord aan de zijde van [dochter drie]. Dit arrest is uitgesproken op 20 juni 2017 in aanwezigheid van de griffier.