Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest d.d. 18 juli 2017
Republiek Ecuador,
Chevron Corporation (USA),
Texaco Petroleum Company,
Het verloop van het geding
De beoordeling van het hoger beroep
1. Declaring that under the 1995, 1996 and 1998 Settlement and Release Agreements, [Chevron and Texpet] have no liability or responsibility for environmental impact, including but not limited to any alleged liability for impact to human health, the ecosystem, indigenous cultures, the infrastructure, or any liability for unlawful profits, or for performing any further environmental remediation arising out of the former Consortium that was jointly owned by TexPet and Ecuador, or under the expired Concession Contract between TexPet and Ecuador.
[Ecuador] (whether by its judicial, legislative or executive branches) to take all measures necessary to suspend or cause to be suspended the enforcement and recognition within and without Ecuador of the judgments by the Provincial Court of Sucumbíos (…) of 3 January 2012 (…) (and (…) of the judgment by Judge Nicolás Zambrano Lozada of 14 February 2011) against [Chevron] in the Ecuadorian legal proceedings known as “the Lago Agrio Case”;
4. The Tribunal determines that [Chevron and TexPet] shall be legally responsible, jointly and severally, to the Respondent for any costs or losses which [Ecuador]
precautionary measures” ingediend bij de Inter-American Commission (voor de mensenrechten) om te verhinderen dat Ecuador zou voldoen aan de Interim Awards. De Commission heeft de eisers gevraagd om onderliggend bewijs van de gevolgen voor hun gezondheid in verband met hun beschuldigingen. Daarop hebben de eisers hun verzoek op 2 maart 2012 ingetrokken.
Toepasselijk recht en bevoegdheid
Toetsingskader
De grieven
Geen geldige arbitrage-overeenkomst
Releasee” is, welke vraag door Ecuador, anders dan door de rechtbank, ontkennend wordt beantwoord. Bovendien wordt aangevoerd dat zelfs als Chevron een “
Releasee” is de aan haar verleende finale kwijting geen betrekking heeft op de door de Lago Agrio Eisers ingestelde vorderingen, aangezien deze alle individuele vorderingen zijn. De grieven stellen aan de orde of er een geldige arbitrageovereenkomst tussen Ecuador en Chevron en tussen Ecuador en TexPet bestaat en lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
investment dispute” door arbitrage te laten beslechten. Evenmin is in geschil dat Ecuador een verdragsstaat is als bedoeld in deze bepaling en dat Chevron en TexPet tot de in het artikel genoemde ondernemingen behoren. Het Scheidsgerecht is bevoegd als het geschil tussen Ecuador enerzijds en Chevron en TexPet anderzijds als een “
investment dispute” moet worden aangemerkt.
investment dispute” in de zin van artikel VI lid 1 van het BIT, dat kan worden voorgelegd aan een scheidsgerecht, is:
a dispute between a Party and a national or company of the other Party arising out of or relating to
“investment” in artikel I, eerste lid onder a van het BIT(“
investment means every kind of investment”) en de niet-limitatieve opsomming van investeringen, moet worden afgeleid dat het begrip “investment” niet samenvalt met de betekenis die daaraan in het normale spraakgebruik wordt gegeven. Daarvan uitgaande, wordt met de rechtbank geoordeeld dat onder het begrip “
investment” ook de afwikkeling van de investering moet worden begrepen.
investment agreement” in de zin van artikel VI lid 1 onder a van het BIT. Ook de in 1995 tussen deze partijen gesloten Settlement Agreement en de in 1998 gesloten Final Release dienen als een “
investment agreement” te worden aangemerkt. Dit volgt in de eerste plaats uit de omstandigheid dat, zoals hiervoor overwogen, het begrip “
investment” ruim moet worden uitgelegd, zodat daaronder ook overeenkomsten vallen die beogen na beëindiging van de investering de gevolgen daarvan te regelen. Verder is van belang dat de overeenkomsten van 1995 en 1998 zijn gesloten ter afwikkeling van de Concessieovereenkomst en zonder deze Concessieovereenkomst geen zin zouden hebben. Dat blijkt uit het feit dat in de 1995 Settlement Agreement herhaaldelijk naar de Concessieovereenkomst wordt verwezen: in de preambule wordt eerst overwogen dat verschillende concessies aan het Consortium (waarvan ook TexPet deel uitmaakte) zijn verleend, dat deze concessies in 1973 zijn verenigd in de Concessieovereenkomst, die wordt aangeduid als het “1973 Contract” en dat na het beëindigen van het “1973 Contract” TexPet en Ecuador onderhandelingen zijn gestart om de milieuschade vast te stellen die voortvloeit uit de werkzaamheden van het Consortium in de Oriente-regio – het deel van het Amazonegebied waarop de concessies betrekking hadden – en dat het doel van de milieuherstelwerkzaamheden van TexPet is dat zij vervolgens zal worden ontslagen uit haar verplichtingen en aansprakelijkheden voortvloeiend uit de werkzaamheden van het Consortium. Zoals het Scheidsgerecht in het Third Interim Award met juistheid heeft overwogen zou er geen enkele aarzeling bestaan om een overeenkomst waarin de feitelijke gevolgen van een concessieovereenkomst (milieuvervuiling) worden geregeld als een “
investment agreement” aan te merken, als zij was gesloten tijdens de looptijd van de concessieovereenkomst. Dan is er ook geen reden om daarover anders te gaan denken als de looptijd van de concessieovereenkomst is verstreken (4.34). Grief III is dan ook tevergeefs voorgesteld.
dispute arising out of or relating to” de 1995 Settlement Agreement en de 1998 Final Release. TexPet vordert onder meer (zie hiervoor onder xiii):
the Government and Petroecuador shall hereby release, acquit and forever discharge Texpet (…) and all their (…) principals and subsidiaries (hereinafter referred to as “The Releasees”) of all the Government’s and Petroecuador’s claims against the Releasees for Environmental Impact arising from the Operations of the Consortium”,
diffuse claims” genoemd) dan dient Ecuador ingevolge de algehele kwijting deze vorderingen van de Lago Agrio-eisers voor haar rekening moet nemen.
“operations of the Consortium”, waartoe TexPet behoort en die zijn uitgevoerd op grond van de Concessieovereenkomst. Anders dan Ecuador aanvoert, moet worden aangenomen dat ook TexPet (direct of indirect) belang heeft bij de onderhavige vorderingen. Daarmee is ook tussen TexPet en Ecuador sprake van een
“dispute arising out of or relating to an investment agreement.”Of de vorderingen ook daadwerkelijk toewijsbaar zijn, is voor het bepalen van de bevoegdheid in beginsel niet van belang.
direct investor” op grond van art. VI lid 1 onder c van het BIT aangehouden omdat het meer informatie nodig heeft over (onder meer) de vraag waarom Chevron in de Lago Agrio-procedure is aangemerkt als een rechtsopvolger van Texaco ter zake van de aansprakelijkheden van laatstgenoemde (ov. 4.26 en 4.27); het heeft de beoordeling doorgeschoven naar de hoofdzaak (
the merits). Deze bevoegdheid had het Scheidsgerecht op grond van artikel 21 lid 4 van de Uncitral Arbitration Rules. Art. 1052 lid 1 Rv, dat bepaalt dat het Scheidsgerecht zelf over zijn eigen bevoegdheid beslist, brengt mee dat de rechter dient te wachten tot die beslissing is gevallen voordat hij mag en kan beoordelen of het Scheidsgerecht terecht bevoegdheid heeft aangenomen. Over de vraag of het Scheidsgerecht bevoegd is op grond van art. VI lid 1 onder (c) van het BIT kan in deze procedure dus nog niet worden geoordeeld (art. 1052 lid 1 Rv oud).
first issue”, ov. 4.39 van het Third Interim Award) moet worden vastgesteld of Chevron een “
Releasee” is in de zin van art. 5.1 van het 1995 Settlement Agreement. Het Scheidsgerecht heeft in het Third Interim Award (ov. 4.53) geoordeeld dat het, hoewel het de door Chevron en TexPet gegeven uitleg van de 1995 Settlement Agreement als
“serieus”bestempelt, het hier nog geen beslissing over die uitleg geeft maar zijn uiteindelijke oordeel hierover aanhoudt tot de hoofdzaak, aangezien dit van belang is voor zowel zijn jurisdictie op grond van art. VI lid 1 onder a van het BIT als de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van Chevron en TexPet in verband met de 1995 Settlement Agreement. Dit oordeel wordt in het First Partial Award herhaald (onder 3).
the merits” zal worden opgedeeld in twee sporen. In de First Track zullen de uitleg en de rechtsgevolgen van de 1995 Settlement Agreement worden behandeld, waaronder het geschilpunt of Chevron wel of geen “
Releasee” is onder het 1995 Settlement Agreement (zie de weergave in de First Partial Award onder 4). Daarop heeft het Scheidsgerecht in de First Partial Award on Track I geoordeeld dat Chevron inderdaad een “
Releasee” is en rechten uit de 1995 Settlement Agreement kan geldend maken. Een antwoord op de vraag of dat betekent dat het Scheidsgerecht bevoegd is om een geschil tussen Chevron en Ecuador over die rechten te beoordelen op grond van art. VI lid 1 onder a van het BIT heeft het Scheidsgerecht niet gegeven. Uit het feit dat de kwalificatie als “
Releasee” voor het Scheidsgerecht een “
first issue” was, moet worden afgeleid dat voor de bevoegdheidsvraag nog meerdere stappen moeten worden genomen. Gedacht kan worden aan de in art. VI lid 1 onder (a) van het BIT opgenomen voorwaarden dat het geschil is “
arising out of or relating to” een investment agreement en of het gaat om een investment agreement “
between” Ecuador en Chevron. Daarbij komt dat het Scheidsgerecht in ov. 36 van de First Partial Award nog benadrukt dat uit het feit dat een bepaalde vraag hier niet wordt besproken niet mag worden afgeleid dat deze vraag op de een of andere wijze impliciet is beslist. Uit dit alles moet worden afgeleid dat het Scheidsgerecht nog geen definitief oordeel heeft gegeven over zijn bevoegdheid op grond van art. VI lid 1 onder a van het BIT. Art. 1052 lid 1 Rv, dat bepaalt dat het Scheidsgerecht zelf over zijn eigen bevoegdheid beslist, brengt mee dat de rechter dient af te wachten tot die beslissing is gevallen voordat hij mag en kan beoordelen of het Scheidsgerecht terecht bevoegdheid heeft aangenomen. Hetzelfde oordeel volgt uit art. 1064 lid 1 oud Rv omdat het First Partial Award op dit punt als een tussenvonnis moet worden aangemerkt.
Releasee”. Daartoe zal niet worden overgegaan, omdat dit raakt aan de inhoudelijke behandeling van de zaak, die nog gaande is.