Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[naam],
[naam],
[naam],
[naam],
1.Het geding
2.De feiten
3.De vorderingen, het verweer en het oordeel in eerste instantie
4.De beoordeling in hoger beroep
hindsight bias).
onbeperkte bevoegdheden van [(interim) bestuurder] als bestuurder”, met alle gevolgen van dien. Het hof heeft de brief gezien van 5 juni 2009, waarin dhr. [naam] (als accountant werkzaam bij [appellante]) naar aanleiding van de controle van de jaarrekening over 2008 van de Stichting, aan de Raad van Toezicht heeft geadviseerd om voor de nieuwe bestuurder “gedeelde bevoegdheden” in te voeren: het twee handtekeningen-principe bij het verrichten van betalingen. Het hof constateert echter dat dit advies veeleer was ingegeven door het feit dat [(interim) bestuurder] als bestuurder van de Stichting tevens bevoegd was op de bankrekening van Stichting Florence (die op dat moment nog de zorg verleende voor de bewoners van de appartementen). [geïntimeerden] hebben op dit punt onbetwist aangevoerd dat die brief geen algemeen advies bevatte, maar specifiek ging over de ontvlechting met Florence, en geen betrekking had op het functioneren van [(interim) bestuurder]. Het hof overweegt dat die brief aldus geen concrete en indringende waarschuwing aan de Raad van Toezicht over [(interim) bestuurder] bevat, die zij naast zich zou hebben neergelegd. Evenmin geldt dit voor de overboeking door [(interim) bestuurder] in december 2010 van een bedrag van € 119.000 naar zijn eigen rekening (waarvan in augustus 2011een managementletter is opgemaakt, waarin de Raad van Toezicht ondertekening is gevraagd van een “concept-stallingsovereenkomst”). [geïntimeerden] hebben op dit punt onweersproken aangevoerd dat [(interim) bestuurder] dit had gedaan om een dreigend beslag ten laste van de Stichting te verijdelen, en dus in het belang van de Stichting. De Raad van Toezicht heeft verder nog aangevoerd dat [(interim) bestuurder] in het verleden lid was geweest van de Raad van Toezicht en het vertrouwen had gekregen om als (interim) bestuurder van de Stichting op te treden. Uit al het voorgaande kan het hof niet concluderen dat de leden van de Raad van Toezicht redelijkerwijze hadden moeten begrijpen dat de door hen toegelaten handelwijze van het bestuur van de Stichting tot gevolg zou hebben dat de Stichting haar verplichtingen jegens [appellante] niet zou nakomen en geen verhaal zou bieden voor de daardoor te lijden schade. Dat de geldlening van € 400.000 niet eerder aan het licht gekomen is valt de leden van de Raad van Toezicht niet aan te rekenen, althans levert dit niet een persoonlijk ernstig verwijt aan de leden van de Raad van Toezicht op.
in een notendop” op pag. 2 van de memorie van grieven) nog bedoelt te betogen dat de leden van de Raad van Toezicht aansprakelijk zijn voor het niet-betalen van de facturen van [appellante] omdat zij als feitelijk bestuurders zijn opgetreden na het ontslag van [(interim) bestuurder] op 23 april 2013, faalt dit betoog. Ook daarvoor geldt dat hen als feitelijk bestuurders (wat daar ook van zij) een persoonlijk ernstig verwijt moet kunnen worden gemaakt. [appellante] heeft voor een dergelijk standpunt onvoldoende concrete aanknopingspunten aangedragen, de enkele suggestie van betalingsonwil (“
zij doen er alles aan om [appellante] onbetaald te laten”) is onvoldoende tegenover onder meer de toelichting van [geïntimeerden] dat de Stichting en de VvE bij ontvangst van enig bedrag van [(interim) bestuurder] rekening hebben te houden met verschillende belanghebbenden die aanspraak maken op een geldbedrag van de Stichting (zoals de oud-VvE leden).
5.Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag, team handel, van 15 april 2015;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerden] tot op heden begroot op de kosten zoals hieronder nader gespecificeerd :