ECLI:NL:GHDHA:2017:1976
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- G.J. van Leijenhorst
- F.G.F. Peters
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de terugwerkende kracht van de crisisheffing in relatie tot artikel 1 EP EVRM
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag werd behandeld, ging het om een hoger beroep van [X] N.V. tegen uitspraken van de rechtbank Den Haag. De kern van het geschil betrof de vraag of de regeling in artikel 32bd van de Wet LB 1964, die met terugwerkende kracht is ingevoerd per 1 januari 2013, in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. De belanghebbende had in 2013 en 2014 aanzienlijke bedragen aan pseudo-eindheffing hoog loon (crisisheffing) afgedragen en stelde dat deze regeling hen onterecht benadeelde door de terugwerkende kracht.
De rechtbank had de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard, en in hoger beroep werd door het Hof de vraag aan de orde gesteld of de terugwerkende kracht van de crisisheffing een schending van de eigendomsrechten opleverde. Het Hof oordeelde dat de terugwerkende kracht geoorloofd was, en dat de wetgever voldoende redenen had om deze regeling in te voeren, gezien de economische situatie en de noodzaak om begrotingstekorten te reduceren. Het Hof concludeerde dat er geen strijd was met artikel 1 EP, omdat de wetgeving voldoende toegankelijk en voorzienbaar was, en dat de belangen van de betrokkenen in redelijkheid niet onterecht waren aangetast.
Het Hof bevestigde de uitspraken van de rechtbank en verklaarde de hoger beroepen ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken, en partijen werd gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.