ECLI:NL:GHDHA:2017:1975
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- G.J. van Leijenhorst
- F.G.F. Peters
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de terugwerkende kracht van de crisisheffing in relatie tot artikel 1 EP EVRM
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag werd behandeld, ging het om een hoger beroep van [X] N.V. tegen de uitspraken van de Rechtbank Den Haag. De kern van het geschil betrof de vraag of de regeling in artikel 32bd van de Wet LB 1964, die met ingang van 1 januari 2013 van kracht werd, in strijd was met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Dit artikel betreft de bescherming van eigendom en de vraag of de terugwerkende kracht van de crisisheffing, die van toepassing was op hoge lonen, ontoelaatbaar was. De belanghebbende had in 2013 en 2014 bedragen aan pseudo-eindheffing hoog loon afgedragen, maar stelde dat deze regeling hen onterecht benadeelde.
De Rechtbank had de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard, en in hoger beroep herhaalde de belanghebbende haar standpunt dat de terugwerkende kracht van de crisisheffing in strijd was met het EVRM. Het Hof oordeelde dat de terugwerkende kracht geoorloofd was en dat de wetgeving voldoende toegankelijk en voorzienbaar was. Het Hof concludeerde dat de wetgever bij de invoering van de crisisheffing een 'fair balance' had gewaarborgd, ondanks de inbreuk op de gerechtvaardigde verwachtingen van de betrokkenen. De noodzaak om het begrotingstekort te reduceren en de economische situatie in 2013 waren belangrijke factoren in deze beoordeling.
Uiteindelijk bevestigde het Hof de uitspraken van de Rechtbank en verklaarde het de hoger beroepen ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en het griffierecht bleef voor rekening van de belanghebbende.