ECLI:NL:GHDHA:2017:1973
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Chr.Th.P.M. Zandhuis
- G.J. van Leijenhorst
- F.G.F. Peters
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de terugwerkende kracht van de crisisheffing in relatie tot artikel 1 EP EVRM
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door verschillende vennootschappen tegen uitspraken van de Rechtbank Den Haag. De belanghebbenden, waaronder [X] te [Z], [Y] NL BV te [Z], [A] BV te [Z], en [B] N.V. te [Z], zijn in geschil met de inspecteur van de Belastingdienst over de toepassing van de crisisheffing, die met terugwerkende kracht is ingevoerd per 1 januari 2013. De belanghebbenden betogen dat deze regeling in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, omdat de terugwerkende kracht als ontoelaatbaar wordt beschouwd. De Rechtbank heeft eerder de bezwaren van de belanghebbenden afgewezen, met uitzondering van een zaak die gegrond werd verklaard. In hoger beroep heeft het Hof de zaak behandeld, waarbij partijen niet gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om hun standpunten mondeling toe te lichten. Het Hof heeft vastgesteld dat de belanghebbenden deel uitmaken van een fiscale eenheid en dat de afgedragen bedragen aan de crisisheffing betrekking hebben op bonussen die in eerdere jaren zijn uitbetaald. Het Hof concludeert dat de terugwerkende kracht van de crisisheffing geoorloofd is en dat er geen strijd is met artikel 1 EP, omdat de wetgever voldoende redenen had om deze regeling in te voeren. De hoger beroepen worden ongegrond verklaard, en de uitspraken van de Rechtbank worden bevestigd.