ECLI:NL:GHDHA:2017:1967
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- J.J.J. Engel
- G.J. van Leijenhorst
- Chr. Th.P.M. Zandhuis
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing en terugwerkende kracht in het kader van de Wet LB 1964
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag op 28 juni 2017, staat de belastingheffing in het kader van de Wet op de loonbelasting 1964 centraal. De belanghebbende, [X] BV, heeft in hoger beroep de uitspraak van de Rechtbank Den Haag aangevochten, die op 20 december 2016 het bezwaar van de belanghebbende tegen een afdracht van € 90.074 aan pseudo-eindheffing hoog loon (crisisheffing) ongegrond had verklaard. De belanghebbende betwistte dat de regeling, die per 1 januari 2013 in artikel 32bd van de Wet LB 1964 is opgenomen, in overeenstemming is met de wet en met de Europese mensenrechten, met name met betrekking tot de terugwerkende kracht en het gelijkheidsbeginsel.
Het Hof oordeelt dat de terugwerkende kracht van de crisisheffing geoorloofd is en dat de regeling niet in strijd is met artikel 1 van de Wet LB 1964 of met het Eerste Protocol bij het EVRM. Het Hof wijst erop dat de wetgever bij de invoering van de crisisheffing rekening heeft gehouden met de economische situatie en de noodzaak om begrotingstekorten te reduceren. De belanghebbende heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die erop wijzen dat de belastingheffing een buitensporige last oplevert, noch dat er sprake is van discriminatie ten opzichte van andere belastingplichtigen.
De conclusie van het Hof is dat het hoger beroep ongegrond is en de uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd. De proceskosten worden niet toegewezen, aangezien er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten.