ECLI:NL:GHDHA:2017:1639

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2017
Publicatiedatum
12 juni 2017
Zaaknummer
BK-17/0079 t/m 17/00083
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verwijzing na Hoge Raad
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over naheffingsaanslagen loonheffing en bijtelling privégebruik auto

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst over de naheffingsaanslagen in de loonheffing die zijn opgelegd voor de jaren 2008 tot en met 2012. De inspecteur heeft naheffingsaanslagen opgelegd van in totaal € 43.797, en boetes van 20% van de verschuldigde loonheffing. De rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaard, maar het gerechtshof Amsterdam heeft de uitspraak van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie van belanghebbende gegrond verklaard en de zaak ter verdere behandeling verwezen naar het gerechtshof Den Haag.

Na verwijzing heeft het hof de feiten vastgesteld en de stellingen van beide partijen beoordeeld. Belanghebbende betwist dat de auto’s ter beschikking stonden voor privégebruik, omdat deze op een afgesloten terrein stonden en de sleutels moesten worden ingeleverd. Het hof oordeelt dat belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling. De inspecteur heeft terecht de bijtelling voor privégebruik in aanmerking genomen. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze geen betrekking heeft op de boetebeschikkingen en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-17/0079 tot en met BK-17/0083

Uitspraak d.d. 31 mei 2017

in het geding tussen:

[X] B.V. te [Z] , belanghebbende,

en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Hoofddorp, de Inspecteur
,
inzake het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 18 december 2014, nummers HAA 14/1352 tot en met 14/1356 (hierna: de Rechtbank) betreffende na vermelde naheffingsaanslagen en beschikkingen.

Naheffingsaanslagen, beschikkingen, bezwaar en voorafgaande gedingen

1.1.
De Inspecteur heeft belanghebbende op 10 september 2013 over de tijdvakken
1 januari 2008 tot en met 31 december 2008, 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009,
1 januari 2010 tot en met 31 december 2010, 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 en 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 naheffingsaanslagen in de loonheffing opgelegd van respectievelijk € 9.110, € 9.946, € 7.186, € 8.403 en € 8.152. Voorts heeft de Inspecteur bij afzonderlijke beschikkingen voor ieder tijdvak een boete opgelegd van 20 percent van de verschuldigde loonheffing.
1.2.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 27 februari 2014 de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is van deze uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Haarlem. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
1.4.
Het gerechtshof Amsterdam heeft bij uitspraak van 11 februari 2016 het volgende beslist:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover die betrekking heeft op de boetebeschikkingen;
- bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het overige;
- verklaart de tegen de uitspraken van de inspecteur ingestelde beroepen voor zover die betrekking hebben op de boetebeschikkingen gegrond;
- vernietigt de uitspraken van de inspecteur voor zover die betrekking hebben op de boetebeschikkingen;
- vernietigt de boetebeschikkingen;
- gelast dat de inspecteur aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 821 vergoedt;
- veroordeelt de inspecteur in de kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 5.022.
1.5.
Belanghebbende heeft beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft bij arrest van 20 januari 2017, nr. 16/01572, ECLI:NL:HR:2017:44, BNB 2017/65, het beroep in cassatie van belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam vernietigd behoudens de beslissingen omtrent de boetebeschikkingen, het griffierecht en de proceskosten en de zaken ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar het gerechtshof Den Haag.

Loop van het geding na verwijzing

2.1.
Beide partijen hebben gebruik gemaakt van de gelegenheid een schriftelijke reactie naar aanleiding van het arrest in te dienen. Beide partijen hebben zich vervolgens over elkaars reactie uitgelaten.
2.2.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 19 april 2017, gehouden te Den Haag. Beide partijen zijn verschenen. De griffier heeft van het verhandelde ter zitting proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

3. Het Hof gaat op grond van de stukken van het geding in hoger beroep uit van de volgende door de Rechtbank vastgestelde en het Hof Amsterdam nader vastgestelde, feiten.
Rechtbank
“2.1. [Belanghebbende] exploiteert een Chinees restaurant. Directeur-enig aandeelhouder van [belanghebbende] is [Y] . Bij [belanghebbende] heeft vanaf 14 februari 2013 een boekenonderzoek plaatsgevonden, waarvan de bevindingen op 28 augustus 2013 zijn neergelegd in een rapport. Tijdens het onderzoek is de verwerking van het privé-gebruik van de aan werknemers ter beschikking gestelde auto’s in de loonaangiften onderzocht.
2.2.
Volgens de verzamelloonstaten zijn er bij [belanghebbende] in de jaren 2008 tot en met 2012 tien tot twaalf werknemers in dienst geweest. De kolommen Waarde privé-gebruik auto, privé-gebruik auto en Werknemersbijdrage privé-gebruik auto zijn steeds met “0” ingevuld.
2.3.
In het verweerschrift is onderstaand schema opgenomen:
Personenauto’s
Kenteken
Periode
Autokosten
Balans
RDW
[X]
[…]
1/1/2008 t/m 12/1/2011
Ja
Ja
[X] (tot 3/10/08)/ [Y]
[X] (tot 3/10/08)/ [Y]
[…]
1/2/2011 t/m 26/5/2011
Ja
Nee
[A]
[A]
[…]
11/2/2008 t/m 10/5/2010
Ja
Ja
[A]
-
[…]
11/5/2010 t/m 5/11/2010
Ja
Ja
[X]
[X]
[…]
10/1/2011 t/m 31/12/2012
Ja
Ja
[X]
[Y]
Bestelauto’s
Kenteken
Periode
Autokosten
Balans
RDW
Blh/ [X]
[…]
1/1/2008 t/m 17/3/2009
Ja
Ja
[X]
(
[…]
26/1/2009 t/m 2/8/2010
Ja
Ja
[X]
[X]
[…]
17/8/2010 t/m 15/7/2011
Ja
Nee
[A]
[A]
[…]
12/9/2011 t/m 31/12/2012
Ja
Ja
[X]
[X]
(Toelichting Hof Amsterdam: de kolom RDW vermeldt op wiens naam het kenteken is gesteld volgens de Rijksdienst voor het wegverkeer; de kolom [X] vermeldt wie volgens belanghebbende, [X] BV, eigenaar is van de auto.)
2.4.
Vanwege het door [belanghebbende] gestelde privé-gebruik van de ter beschikking gestelde personen- en bestelauto’s in de periode 2008-2012, is de correctie voor de personenauto’s bepaald op 25% van de cataloguswaarde van de auto’s. De correctie voor de bestelauto’s is door [belanghebbende] op basis van de regeling voor doorlopend afwisselend gebruik bepaald op € 300 eindheffing per bestelauto per jaar dat de bestelauto ter beschikking is gesteld. Deze correcties hebben geleid tot de hierboven onder “Procesverloop” genoemde naheffingsaanslagen loonheffing.”
Hof Amsterdam
“2.3. Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof de juistheid van het in het door de rechtbank in 2.3. van de rechtbankuitspraak vermelde, uit het verweerschrift overgenomen, schema bevestigd.
2.4.
Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof verklaard dat alle kosten en lasten van de (onder 2.3 van de rechtbankuitspraak genoemde) auto’s door belanghebbende in de onderhavige jaren ten laste van het resultaat zijn gebracht, ook van de auto’s die ten onrechte op de balans van belanghebbende zijn opgenomen.”

Arrest Hoge Raad

4. De Hoge Raad heeft in zijn arrest het volgende beslist:
“2.2. Het Hof heeft onder meer geoordeeld dat aannemelijk is dat alle in geding zijnde auto’s door belanghebbende aan werknemers ter beschikking zijn gesteld en dat de Inspecteur derhalve terecht een voordeel voor privé-gebruik in aanmerking heeft genomen.
2.3.1.
Belanghebbende klaagt er onder meer over dat het Hof heeft verzuimd een door haar aangevoerde stelling te behandelen.
De klacht treft doel. Belanghebbende heeft voor het Hof bij conclusie van repliek gesteld dat de bestelauto’s niet na werktijd door de werknemers kunnen worden gebruikt, omdat die auto’s dan op het (afgesloten) terrein van de werkgever worden geplaatst en daarbij de sleutels worden ingeleverd. Het Hof heeft deze stelling ten onrechte onbesproken gelaten. Op grond van artikel 13bis, lid 3 (tekst voor het jaar 2008) respectievelijk lid 5 (tekst voor de jaren 2009 tot en met 2012), van de Wet op de loonbelasting 1964 geldt de bijtelling wegens privé-gebruik immers niet voor bestelauto’s die buiten de werktijd niet gebruikt kunnen worden.
2.3.2.
De overige klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
2.4. ’
s Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen voor een onderzoek naar de juistheid van het door belanghebbende gestelde als weergegeven onder 2.3.1 hiervoor.”

Omschrijving geschil in hoger beroep en standpunten van partijen

5.1.
Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslagen dienen te worden verminderd met de voor de werknemers [Y] en [A] toegepaste bijtellingen voor privégebruik auto, welke vraag belanghebbende bevestigend beantwoordt en de Inspecteur ontkennend.
Belanghebbende betwist dat op haar de bewijslast rust dat de auto’s de werknemers niet ter beschikking kunnen staan omdat zij staan op een afgesloten terrein en de werknemers verplicht zijn de sleutel in te leveren. Tijdens het boekenonderzoek is door de controleur niets gezegd over privégebruik van de bestelauto. De controleur heeft als vanzelfsprekend aangenomen dat de auto’s volledig voor de zaak gereden worden.
5.2.
Voor een uiteenzetting van de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geding na verwijzing

6.1.
De Hoge Raad heeft in zijn hiervoor geciteerde arrest het geding verwezen naar het Hof Den Haag om de juistheid te onderzoeken van de stelling van belanghebbende dat de bestelauto’s door de werknemers niet na werktijd kunnen worden gebruikt, omdat die auto’s dan op het afgesloten terrein van belanghebbende worden geplaatst en de sleutels bij belanghebbende worden ingeleverd. Als belanghebbende het door haar gestelde zou bewijzen, zou de bijtelling wegens privégebruik auto achterwege moeten blijven.
6.2.
Voor beoordeling van een andere stelling is, gelet op de verwijzingsopdracht van de Hoge Raad, geen plaats. De ter zitting voor het Hof door belanghebbende opgeworpen stelling dat de onderhavige naheffingsaanslagen in de loonheffing niet hadden mogen worden opgelegd vanwege het ontbreken van een nieuw feit voor navordering in een andere belasting of wegens schending van het vertrouwensbeginsel, kan daarom niet (wederom) door het Hof worden beoordeeld. Ook de stelling van belanghebbende dat geen corresponderende correctie heeft plaatsgevonden in de vennootschapsbelasting ligt buiten de verwijzingsopdracht en kan dus evenmin door het Hof worden beoordeeld.
6.3.
Het geding na cassatie is dus beperkt tot beantwoording van de vraag of belanghebbende de hiervoor in 6.1 genoemde stelling aannemelijk heeft gemaakt. Dat is naar het oordeel van het Hof niet het geval. Belanghebbende heeft nagelaten enige vorm van bewijs aan te dragen op grond waarvan haar stelling aannemelijk kan worden geacht. De Inspecteur heeft de correctie personenauto’s voor deze werknemers terecht aangebracht.
6.4.
Het vorenstaande brengt mee dat het hoger beroep wat betreft de naheffingsaanslagen in de loonheffing ongegrond is.

Proceskosten en griffierecht

7. Het Hof acht geen termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende in het geding na verwijzing gemaakte proceskosten.
Het Hof Amsterdam heeft belanghebbende een vergoeding van proceskosten en griffierecht toegekend voor beroep en hoger beroep. De Hoge Raad heeft die beslissing in stand gelaten. De Hoge Raad heeft belanghebbende verder een proceskostenvergoeding toegekend voor de cassatieprocedure en de teruggave van het griffierecht gelast.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor zover deze geen betrekking heeft op de boetebeschikkingen.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. J.J.J. Engel, W.M.G. Visser, F.G.F. Peters in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema. De beslissing is op 31 mei 2017 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.