ECLI:NL:GHDHA:2017:1495

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
200.196.252
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schadevergoeding en ontbinding verzekering na inbraak met opzet tot misleiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin haar vorderingen tegen Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V. zijn afgewezen. [appellante] had een inboedelverzekering afgesloten en deed een schadeclaim na een inbraak op 30 september 2012. Nationale-Nederlanden weigerde de schadevergoeding en ontbond de verzekering, omdat zij meende dat [appellante] opzettelijk onjuiste informatie had verstrekt over de waarde van de gestolen goederen. Het hof oordeelt dat [appellante] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar schadeclaim en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat zij met opzet heeft geprobeerd Nationale-Nederlanden te misleiden. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.196.252/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/498124 / HA ZA 15-1162

arrest van 6 juni 2017

inzake

[appellante],

wonende te Rotterdam,
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. G.A. Soebhag te Rotterdam,
tegen

Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V.,

gevestigd te Den Haag,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Nationale-Nederlanden,
advocaat: mr. C. Bruin te Den Haag.

Het geding

Bij exploot van 21 juli 2016 is [appellante] in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Den Haag, team handel, tussen partijen gewezen vonnis van 8 juni 2016. Bij memorie van grieven heeft [appellante] één grief aangevoerd. Bij memorie van antwoord heeft Nationale-Nederlanden de grief bestreden.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. De door de rechtbank in het bestreden vonnis vastgestelde feiten zijn door partijen niet bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.
2. Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1
Op 20 januari 2012 heeft [appellante] een zogeheten "ZekerheidsPakket Particulieren-verzekering" (ZPP) bij Nationale-Nederlanden afgesloten, bestaande uit dekking voor de rubrieken "aansprakelijkheid" (tot € 1.000.000,00) en inboedel (all-in tot € 34.624,00). Op 27 september 2012 heeft [appellante] de verzekerde som voor de rubriek inboedel verhoogd tot € 53.660,00.
2.2
De polisvoorwaarden van Nationale-Nederlanden vermelden, voor zover relevant:

"Artikel 4.1 Verplichtingen bij schade

(…)
4.1.3 Schade-informatieplicht
Verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde is verplicht binnen redelijke termijn naar waarheid aan verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen die voor verzekeraar van belang zijn om zijn uitkeringsplicht te beoordelen.
(…)

Artikel 4.2 Sancties bij niet nakomen verplichtingen bij schade

(…)
4.2.2 Opzet tot misleiding
Elk recht op uitkering vervalt indien verzekeringnemer, verzekerde of de tot uitkering gerechtigde een of meer van de verplichtingen bij schade niet is nagekomen met het opzet verzekeraar te misleiden.
Dit geldt niet indien de misleiding het verval van dit recht niet rechtvaardigt.
(…)

Artikel 8.4 Ontbinding

Een in de ZPP opgenomen verzekering eindigt door een buitengerechtelijke ontbindingsverklaring die is gebaseerd op een tekortkoming in het nakomen van verplichtingen die uit die verzekering voortvloeien.
Dit geldt alleen indien de tekortkoming het ontbinden van die verzekeringsovereenkomst rechtvaardigt.
Als gerechtvaardigde gronden voor ontbinding door verzekeraar worden in elk geval de hierna genoemde omstandigheden beschouwd.
a. Opzet tot misleiding van verzekeraar door of namens verzekeringnemer of verzekerde.
(…)"
2.3
Op 30 september 2012 heeft [appellante] aangifte gedaan bij de politie van inbraak in de nacht van 29 op 30 september 2012. Het proces-verbaal van aangifte vermeldt, voor zover relevant:
"De woning is eigendom van Woonbron te Rotterdam (…)
Aangever zag dat het slot van de voordeur geforceerd was.
(…)
De dader heeft de volgende ruimte(s) in de woning doorzocht:
- slaapkamer
- woonkamer.
De weggenomen goederen bevonden zich – slaapkamer
- woonkamer.
De dader heeft de woning als volgt achtergelaten: woning is volledig doorzocht.
Uit de woning is het volgende door onbekende(n) weggenomen:
- Flatscreen-televisie (1)
- TV
- kluis
- sieraden
Deze goederen behoren mij geheel in eigendom toe.”
2.4
Op 1 oktober 2012 heeft [appellante] bij Nationale-Nederlanden gemeld dat er bij haar is ingebroken.
2.5
Op 2 oktober 2012 heeft [appellante] een aanvullende verklaring bij de politie afgelegd. Het aanvullende proces-verbaal vermeldt dat bij de inbraak aan contant geld € 6.100,00 en sieraden met een taxatiewaarde van € 19.000,00 zijn weggenomen. Voorts staat op de “bijlage weggenomen goederen” bij het aanvullende proces-verbaal van aangifte vermeld dat een Samsung televisie ter waarde van € 2.999,00 is weggenomen, een Samsung televisie ter waarde van € 1.799,00, een Apple Imac ter waarde van € 1.899,00, een laptop ter waarde van € 669,00, een Samsung Home Cinema set ter waarde van € 519,00, een playstation ter waarde van € 255,00, een Nintendo spelcomputer ter waarde van € 177,00, een Nintendo Wii ter waarde van € 159,00 en een BlackBerry telefoon ter waarde van € 465,50.
2.6
CED Brandvaria B.V. (hierna: CED) heeft in opdracht van Nationale-Nederlanden onderzoek gedaan naar de toedracht van de inbraak en de omvang van de schade. In het kader van dat onderzoek heeft CED op 12 oktober 2012 met [appellante] gesproken. [appellante] heeft in dat gesprek – onder verwijzing naar haar aangifte bij de politie – medegedeeld dat haar schade € 34.000,-- bedroeg. CED heeft op 8 november 2012 aan Nationale-Nederlanden een expertiserapport met betrekking tot de claim van [appellante] uitgebracht. Het rapport vermeldt, voor zover van belang, het volgende:
"Het risicoadres betreft een portiekwoning. (…) Uw verzekerde, student bewoont deze woning samen met haar 4-jarige dochtertje (…)
BEVINDINGEN / ONDERZOEK
Bij onze opname ter plaatse bleek dat de braakschade inmiddels was gerepareerd. (…)
AANTOONBAARHEID
Verzekerde overlegt ten aanzien van de gestolen lijfsieraden een op 14 april 2011 door Juwelier Rakesh te Rotterdam opgemaakt taxatierapport met een taxatiewaarde van € 19.070,00. Inzake het ontvreemde geld overlegd verzekerde twee pin transactiebonnen, gedateerd 24 augustus 2012 voor een bedrag van € 3.100,00 en 28 augustus 2012 voor een bedrag van € 3.000,00. Deze bedragen zou verzekerde na opname hebben opgeborgen in haar kluis. Met betrekking tot de ontvreemde audiovisuele- en computerapparatuur kan verzekerde uitsluitend van de Samsung 55-inch lcd televisie uit de woonkamer en van de Apple iMac 27-inch een foto overleggen.
Van de overige audiovisuele- en computerapparatuur, te weten een Samsung 40-inch lcd televisie uit de slaapkamer, Sony Vaio laptop, Samsung Home cinema set, Playstation 3 spelcomputer, Nintendo DS spelcomputer en een Wii spelcomputer alsmede een BlackBerry Torch 9800 kan verzekerde niet aannemelijk maken dat deze op het moment van de inbraak en/of diefstal in haar bezit waren.
OPMERKINGEN
Gelet op het vorenstaande hadden wij aangaande de verdere afwikkeling van deze schade uitgebreid telefonisch overleg met uw medewerkster, mevrouw S. v.d. Dop. Met haar spraken wij af dat wij onze bevindingen aan u zouden rapporteren en de schadevaststelling vooralsnog achterwege konden laten."
2.7
Op 21 november 2012 en op 5 december 2012 heeft Nationale-Nederlanden [appellante] telefonisch verzocht haar schade nader te onderbouwen. [appellante] heeft daarop aan Nationale-Nederlanden in eerste instantie laten weten dat de aanschafbewijzen van de gestolen goederen in de kluis zaten die ook is weggenomen bij de inbraak. Nadien heeft zij aan Nationale-Nederlanden bericht dat de Wii, de Playstation en de homecinemaset tweedehands waren en dat zij daarvoor geen aankoopbewijzen kon verschaffen. Over de Samsung televisie heeft zij aan Nationale-Nederlanden bericht dat een bekende die voor haar in de winkel heeft aangeschaft, maar dat zij daarvan geen bon had ontvangen.
2.8
In een e-mail van 3 januari 2013 schreef de schade-expert van CED aan Nationale-Nederlanden, voor zover van belang, het volgende:
"(…) Met betrekking tot de ontvreemde kluis deel ik mede dat verzekerde ons heeft verklaard dat het hier om een losstaand model zou gaan, welke in haar slaapkamer stond.
Voor wat betreft het overleggen van de benodigde bescheiden (aantoonbaar bewijsmateriaal met betrekking tot de door haar geclaimde ontvreemde goederen) hebben wij verzekerde op de dag van ons bezoek d.d. 12 oktober 2012 uitgenodigd hiervoor zorg te dragen. Ten tijde van dit bezoek kon verzekerde ons hiervan namelijk niets tonen, met uitzondering van enige foto’s. De telefonisch verklaring/mededeling van verzekerde aan u dat diverse benodigde bescheiden in de kluis zouden liggen is voor ons geheel nieuw. Ook wij hebben indertijd de vraag gesteld hoe zij zich bijvoorbeeld de “dure” apparatuur kon veroorloven en waar deze door haar werden aangeschaft. Hierop deelde zij ons toen mede dat deze door haar in verschillende winkels, waarvan zij de naam op dat moment niet wist, werden gekocht. Over de aankoop van goederen via haar vriendenkring is door verzekerde in zijn geheel niet gesproken. (…)"
2.1
Op 16 januari 2013 heeft expertisebureau Confid Assistance Agency (Confid) namens Nationale-Nederlanden met [appellante] gesproken over de door [appellante] opgegeven schadeposten. In het gespreksverslag staat vermeld, voor zover van belang:

"Inkomstenbron

(…) Ik heb een studiefinanciering van € 1.185,17 per maand. Dan heb ik nog kindertoeslagen en zorgtoeslag. (…) Ik heb het financieel nu niet zo breed. Ik heb voor de inbraak een bijbaan gehad in de escort maar daar ben ik mee gestopt. (…)

Goederen

Woonkamer
1. Samsung televisie; dit was een LCD televisie met een plat beeldscherm, ik had op het internet naar een typenummer gekeken, de televisie was net twee of drie maanden oud. Deze is gekocht van iemand, vandaar dat ik geen bon had. U moet het zo zien dat een kennis mij vroeg of ik interesse had in een televisie voor een mooi prijsje. Dat had ik wel. Ik had een oude televisie dus ik wilde wel een mooie nieuwe. Ik heb er € 3.000,- voor betaald. Normaal kost deze televisie € 3.500,-. Ik weet niet of het een nieuwe of een gebruikte televisie was. Ik denk wel dat de televisie nieuw was, het interesseert mij niet waar de televisie vandaan komt. Die kennis is iemand die ik via een vriendin ken. Ik kan u echt niet vertellen wie die kennis is want dan kan ik hem in de problemen brengen, het is natuurlijk iets wat niet legaal is, ik weet niet precies wat, dat zijn mijn zaken namelijk niet. Maar de televisie komt niet uit de winkel. Waar de televisie wel vandaan komt weet ik niet en dat wil ik ook niet weten.
2. Playstation; deze had ik gekocht bij Game Mania, daar kun je ook tweedehands spelletjes kopen. Dat is vlakbij Tempo Team. Deze is gekocht een maand voor de inbraak. Ik heb de bon niet meer. Ik heb er € 200,- voor betaald. (…)
3. Wii; deze had ik al langer, misschien wel vanaf 2011. Ik heb deze gekocht bij Bart Smit maar er is geen bon van, deze heb ik allang niet meer. (…)
4. Home Cinema Set; het merk was Samsung volgens mij, deze is gekocht in de zomer van 2012 bij dezelfde kennis als waar ik de televisie heb gekocht voor € 100,-. In de winkel is deze set € 300,-. Ik heb om die reden dus ook geen bon van; het is een aankoop van de kennis die geen bon geeft natuurlijk.
5. Laptop Sony Vayo; gekocht in augustus 2012 voor mijn opleiding. De laptop is gekocht bij Wehkamp voor € 549,- dacht ik. De laptop is op afbetaling gekocht bij Wehkamp. Ik moet hiervoor per maand € 13,- afbetalen. Ik ben vaste klant bij Wehkamp. Ik kan u later wel wat informatie toesturen via de e-mail. Ik kan de boekjes nu even niet vinden.
Verder is er niets uit de woonkamer weggenomen.
Slaapkamer
1. Televisie merk Samsung, deze is van die kennis gekocht. Het is een kleinere versie van die grote uit de woonkamer en ook gelijk gekocht. Deze heeft € 2.000,- gekost.
(…)
5. BlackBerry, dit was een oude telefoon. Ik had deze gekocht bij GSM Web met een abonnement. Ik had inmiddels een nieuwe telefoon na afloop van het abonnement. De telefoon was een jaar oud. Dit abonnement was in november 2012 afgelopen. Ik ben daarna weg gegaan bij GSM Web en ik heb nu een abonnement met een IPhone. Dit abonnement is ingegaan op 20 november 2012. Ik heb in de tussentijd een telefoontje gebruikt die ik nog had. Ik heb wel mijn nummer kunnen behouden. Ik heb met dat tussentelefoontje een prepaidkaart gebruikt. Het abonnement van de BlackBerry liep bij TMobile en de Iphone loopt bij Hi. U vraagt mij naar een overzicht van mijn belgegevens van de gestolen BlackBerry. Ik zeg u net dat ik ook een prepaidkaart gebruikte voor de BlackBerry om te voorkomen dat er over de beltijd heen ging.
Uit de woonkamer is ook nog een computer weggenomen. Dit is een IMac. Deze is gekocht in 2012 bij dezelfde kennis als de televisie. Ik heb om die reden geen bon. Ik heb er € 1.200,- voor betaald. Ik heb de computer gekregen zonder doos. Ik had de IMac vanaf mei-april2012. (…)"
2.11
Bij brief van 31 juli 2013 heeft Nationale-Nederlanden aan [appellante] laten weten dat zij geen schade zal uitkeren en dat de verzekeringsovereenkomst zal worden ontbonden op grond van artikel 8.4 van de polisvoorwaarden. Voorts heeft Nationale-Nederlanden laten weten dat de persoonsgegevens van [appellante] in de gebeurtenissenadministratie van Nationale-Nederlanden en in het interne verwijzingsregister van Nationale-Nederlanden zullen worden opgenomen wegens opzet tot misleiding.
2.12
In deze procedure vordert [appellante] – zakelijk weergegeven –
1. een verklaring voor recht dat Nationale-Nederlanden in strijd met haar verplichtingen en daarmee onrechtmatig jegens [appellante] heeft gehandeld;
2. betaling van een schadevergoeding van € 34.000,00;
3. ongedaan making van de beëindiging van de inboedelverzekering ;
4. verwijdering van de persoonsgegevens van [appellante] in de gebeurtenissenadministratie en het incidentenregister,
een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Nationale-Nederlanden in de proceskosten.
2.13
Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vorderingen afgewezen, met veroordeling van [appellante] in de kosten. De rechtbank overwoog daartoe – zakelijk weergegeven – dat [appellante] Nationale-Nederlanden bij haar schademelding (op 12 oktober 2012) onjuist heeft geïnformeerd over (de waarde van) de gesteld weggenomen zaken met de opzet om Nationale-Nederlanden te misleiden. Aan beantwoording van de vraag of de inbraak daadwerkelijk heeft plaatsgevonden – zoals door Nationale-Nederlanden aan de orde gesteld – kwam de rechtbank daarom niet toe. De rechtbank oordeelde voorts dat het Nationale-Nederlanden vrijstond [appellante] op te nemen in de interne registers, nu gesteld noch gebleken is dat Nationale-Nederlanden daarmee in strijd handelt met haar eigen regels omtrent opname in deze registers.
3.1
In hoger beroep vordert [appellante] – zakelijk weergegeven – de vernietiging van het bestreden vonnis en toewijzing van haar inleidende vorderingen, met veroordeling van Nationale-Nederlanden in de kosten van beide instanties.
3.2
De grief van [appellante] is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat uit het gedrag van [appellante] kan worden afgeleid dat zij Nationale-Nederlanden onjuist heeft geïnformeerd met de opzet haar te misleiden. De rechtbank heeft – zo begrijpt het hof – naar het oordeel van [appellante] te weinig acht geslagen op de omstandigheden van het geval, zoals het feit dat tijdens het eerste gesprek met CED op 12 oktober 2012 geen vragen zijn gesteld over de ontvreemde zaken. Pas in november/december 2012 is aan [appellante] telefonisch verzocht haar schade te onderbouwen. De benadering van [appellante] was niet onbevooroordeeld, alles wat zij verklaarde werd meteen op de korrel genomen. Aan de ondervraging lag de suggestieve vraag ten grondslag hoe [appellante] zich dergelijke dure apparaten kon veroorloven. Niet de diefstal werd in twijfel getrokken, noch de door [appellante] opgegeven ontvreemde zaken, maar wel de waarde daarvan. Over de waarde heeft [appellante] op 16 januari 2013 volledige openheid van zaken gegeven. Op basis van haar oordeel dat [appellante] nagenoeg geen bewijs heeft geleverd ten aanzien van de door haar geclaimde schade waarvan zij geen aankoopnota's kan overleggen, heeft de rechtbank de gehele schade afgewezen. Ten aanzien van de onbesproken zaken was kennelijk wel een goede grondslag aanwezig. De mogelijkheid van partiële uitkering is door de rechtbank ten onrechte niet meegewogen, aldus [appellante].
3.3
Het hof stelt vast dat [appellante] ten onrechte meent dat Nationale-Nederlanden noch de inbraak, noch de door haar opgegeven ontvreemde zaken in twijfel heeft getrokken (zie CvA sub 3 e.v.). Dat de rechtbank aan beantwoording van de vraag of de inbraak daadwerkelijk heeft plaatsgevonden niet is toekomen doet daaraan niet af. Op [appellante] rusten ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv ter zake de stelplicht en de bewijslast.
3.4
Naar het oordeel van het hof heeft [appellante] – gelet op het gemotiveerde verweer van Nationale-Nederlanden – onvoldoende gesteld om (met voldoende zekerheid) te kunnen vaststellen dat zich een gedekte gebeurtenis (de inbraak) met de door haar gestelde schade als gevolg heeft voorgedaan. De inbraak is door [appellante] op geen andere wijze onderbouwd dan met verwijzing naar de aangifte. Dat is onder de gegeven omstandigheden onvoldoende. Dat sprake is geweest van braakschade (een geforceerd deurslot, beschadigd laminaat) heeft zij – nadat dit door Nationale-Nederlanden is betwist – niet aangetoond. Gelet op de betwisting door Nationale-Nederlanden had in de rede gelegen dat [appellante] haar stelling dat er wel degelijk sprake is geweest van braakschade, maar dat deze is hersteld, op enigerlei wijze had onderbouwd (bijvoorbeeld door een verklaring van Woonbron, die – naar het hof veronderstelt – als eigenaar van de woning verantwoordelijk was voor de vervanging van het slot, of een verklaring van de – niet nader genoemde persoon – die het laminaat zou hebben gerepareerd). [appellante] heeft dat nagelaten. Dit betekent dat niet (met voldoende zekerheid) kan worden vastgesteld dat zich een verzekerde gebeurtenis heeft voorgedaan. Reeds hierom hoeft Nationale-Nederlanden niet tot uitkering over te gaan.
3.5
Maar ook indien het hof er veronderstellenderwijs van uitgaat dat er op 29/30 september 2012 in de woning van [appellante] is ingebroken, leidt dit niet tot een uitkeringsrecht (en zeker niet van € 34.000,00), aangezien [appellante] – gelet op het door Nationale-Nederlanden ter zake gevoerde gemotiveerde verweer – onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij daardoor de door haar gestelde schade heeft geleden. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen heeft [appellante] immers van alle door haar geclaimde apparatuur alleen ten aanzien van de laptop een aankoopnota verstrekt (die overigens tachtig euro lager sluit dan het door haar geclaimde bedrag), terwijl zij geen overtuigende verklaring heeft kunnen geven voor het ontbreken van aankoopnota's ten aanzien van de overige apparatuur. De successievelijk door haar gegeven verklaringen voor het ontbreken van aankoopnota's zijn wisselend en tegenstrijdig. Daarbij komt dat zij – zoals de rechtbank terecht heeft overwogen – ten aanzien van de apparatuur waarvan de aankoopnota ontbreekt, zelfs geen begin van bewijs heeft geleverd dat zij deze apparatuur ten tijde van de inbraak in haar bezit had. Dit bevreemdt. Zeker waar het de BlackBerry betreft, aangezien volgens de eigen verklaring van [appellante] het abonnement voor die telefoon op het moment van de diefstal nog liep bij GSM Web. Bewijs voor het bezit van die telefoon had zij derhalve eenvoudig kunnen leveren via GSM Web. Maar ook voor de andere apparaten had in de rede gelegen dat zij het bezit hiervan aannemelijk had kunnen maken door bijvoorbeeld overlegging van de gebruiksaanwijzing. Zij heeft dit echter nagelaten. Dit betekent dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat [appellante] de gesteld ontvreemde apparatuur ten tijde van de inbraak in haar bezit had. Zij kan deze daarom niet met succes als schade claimen.
3.6
De stelling van [appellante] dat zij op 16 januari 2013 volledig openheid van zaken heeft gegeven, wordt dus door het hof verworpen. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat de op die dag afgelegde verklaringen omtrent de waarde van de diverse zaken afwijkt van door [appellante] bij de aangifte opgegeven waarde en ook overigens vragen oproept. Zo valt bijvoorbeeld zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet goed in te zien waarom [appellante] in de aanvullende aangifte speekt van een Samsung televisie van € 1.799,00, terwijl zij deze televisie volgens haar verklaring op 16 januari 2013 (kennelijk tweedehands) van een kennis heeft gekocht voor een bedrag van € 2.000,00. Dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van haar verklaring.
3.7
Ook ten aanzien van het door [appellante] geclaimde bedrag van € 6.100,00 in contanten, geldt dat – gelet op het gemotiveerde verweer van Nationale-Nederlanden – [appellante] onvoldoende heeft onderbouwd dat dit ten tijde van de inbraak nog in haar bezit was. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat [appellante] geen overtuigende verklaring heeft gegeven voor het feit dat zij dit bedrag niet heeft genoemd bij haar eerste aangifte van de inbraak. Ook heeft zij op geen enkele wijze een overtuigende verklaring gegeven voor het feit dat zij – ondanks de door haar gestelde benarde financiële situatie – een maand na opname van het bedrag nog over dit bedrag beschikte, noch voor het feit dat zij dit bedrag (in twee delen) van haar rekening zou hebben opgenomen om in haar kluis te bewaren.
3.8
[appellante] heeft weliswaar het bezit van sierraden met een waarde van € 19.000,00 onderbouwd met overlegging van een taxatierapport, maar dat betekent niet dat Nationale-Nederlanden ter zake gehouden is tot uitkering. [appellante] heeft – gelet op het gemotiveerde verweer van Nationale-Nederlanden – onvoldoende gesteld om de door haar gestelde diefstal in voldoende mate aannemelijk te maken. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat [appellante] tegenstrijdig heeft verklaard over de al dan niet bevestiging van de kluis, terwijl niemand de gestelde beschadigingen aan het laminaat die door de diefstal zouden zijn veroorzaakt, heeft kunnen bevestigen. Zelfs niet de – niet nader genoemde – persoon die het beschadigde laminaat zou hebben hersteld. Een en ander doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van haar verklaringen.
3.9
Daarbij komt dat minst genomen opmerkelijk is te noemen dat [appellante] de dekking voor de sieraden drie dagen voor de inbraak heeft verhoogd van € 6.000,00 naar € 19.000,00, terwijl zij – volgens eigen verklaring – deze sieraden al in 2010 van haar grootmoeder had geërfd en deze in april 2011 heeft laten taxeren, zonder dat het taxatiebedrag voor haar toen aanleiding is geweest het verzekerde bedrag te verhogen. Een nadere verklaring van [appellante] was hier op zijn plaats geweest.
3.1
Dit betekent dat Nationale-Nederlanden – ook indien wordt aangenomen dat de gestelde inbraak heeft plaatsgevonden – niet gehouden is de gesteld ontvreemde goederen te vergoeden, omdat niet is komen vast te staan dat deze hebben te gelden als schade ten gevolge van een verzekerde gebeurtenis.
3.11
Maar ook indien de inbraak en een deel van de geclaimde schade zouden zijn komen vaststaan, zou [appellante] onder de gegeven omstandigheden nog geen aanspraak kunnen maken op partiële uitkering, omdat het hof – met de rechtbank – van oordeel is dat, gegeven de hiervoor genoemde omstandigheden, moet worden geoordeeld dat [appellante] Nationale-Nederlanden zodanig onjuist heeft geïnformeerd over de omvang van de schade als gevolg van de gestelde inbraak, dat hieruit moet worden afgeleid dat zij dit heeft gedaan met de opzet Nationale-Nederlanden te misleiden. Als onweersproken staat immers vast dat [appellante] bij haar aangifte en in het gesprek van 12 oktober 2012 onjuiste bedragen heeft vermeld als schade, zonder dat zij hiervoor een toereikende verklaring heeft verschaft. Op grond hiervan moet worden aangenomen dat zij dit heeft gedaan met de opzet op van Nationale-Nederlanden een hogere uitkering te verkrijgen dan waar zij op grond van de polis recht op had.
3.12
Dit brengt met zich gelet op het bepaalde in artikel 7:941 lid 5 BW en artikel 4.2.2 van de polisvoorwaarden het vergoedingsrecht geheel is komen te vervallen, nu gesteld noch gebleken is van omstandigheden die maken dat de misleiding het verval van het gehele recht op uitkering niet rechtvaardigt. Het hof acht het ongewenst dat misleiding bij de schadeomvang hier de verplichting van de verzekeraar de werkelijk gelden schade te vergoeden onverlet zou laten, omdat de verzekerde in dat geval geen enkel risico loopt en er alleen maar sprake zou kunnen zijn van (ongerechtvaardigd) voordeel. Ook de beëindiging van de verzekering is gelet op artikel 8.4 van de polisvoorwaarden gerechtvaardigd.
3.13
De slotsom is dat de grief faalt en het bestreden vonnis dient te worden bekrachtigd. [appellante] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag, team handel van 8 juni 2016;
- veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Nationale-Nederlanden tot op heden begroot op € 1.957,00 aan griffierecht en € 1.158,00 aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van der Ven, P.M. Verbeek en F.R. Salomons en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juni 2017 in aanwezigheid van de griffier.