ECLI:NL:GHDHA:2017:1481

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
22-004073-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opruiing via sociale media met gevolgen voor de openbare veiligheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die zich op Facebook opruiend had uitgelaten over een politieagent. De verdachte, geboren in 1985, had onder een foto van de politieagent een tekst geplaatst die als bedreigend en opruiend werd beschouwd. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opruiing, zoals vastgelegd in artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, maar het hof verlaagde deze straf tot 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. De vordering van de benadeelde partij, de politieagent, tot schadevergoeding van € 500,00 werd toegewezen. Het hof benadrukte de ernst van de uitlatingen van de verdachte, vooral gezien de maatschappelijke onrust rondom de zaak. De verdachte had geen intentie om te opruien, maar het hof oordeelde dat hij zich bewust moest zijn van de kans dat zijn woorden als aanmoediging tot geweld zouden worden opgevat. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van individuen op sociale media en de gevolgen van opruiende uitlatingen voor de openbare veiligheid.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004073-16
Parketnummer: 09-084549-16
Datum uitspraak: 23 mei 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 29 augustus 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1985,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 9 mei 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 30 uren voorwaardelijk, subsidiair 15 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
Voorts is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde partij], toegewezen tot een bedrag van € 500,-- en is aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde partij], opgelegd tot een bedrag van € 500,--, subsidiair 10 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 30 juni 2015 tot en met 01 juli 2015 te Amsterdam en/of Den Haag, althans in Nederland in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door op facebook als reactie bij een foto van een politieambtenaar (te weten [benadeelde partij]) de tekst te plaatsen: "Gewoon echt een serieuze vergadering om achter zijn adres te komen en vermoorden! alles is mogelijk"
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 30 juni 2015 tot en met 01 juli 2015 te Amsterdam en/of Den Haag, althans in Nederland politieambtenaar [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend op facebook als reactie bij een foto van die [benadeelde partij] de tekst geplaatst: "Gewoon echt een serieuze vergadering om achter zijn adres te komen en vermoorden! alles is mogelijk".
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en dat het hof, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot
een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman bepleit dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu de verdachte geen intentie had om met zijn uitlating op Facebook op te ruien. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte geen ernstig vermoeden had dat zijn uitlating op Facebook een opruiend karakter had. Voorts heeft de raadsman bepleit dat de verdachte geen intentie had om met zijn reactie op Facebook de betreffende politieagent te bedreigen, zodat de verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Algemeen
In de artikelen 131 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is opruiing tot enig strafbaar feit strafbaar gesteld. De opruiing kan op directe of indirecte wijze plaatsvinden. Opruiing is niet het dwingen van iemand tot een (strafbaar) feit, maar het opwekken van de gedachte aan enig feit, het trachten de mening te vestigen dat dit feit noodzakelijk of wenselijk is en het verlangen op te wekken om dat feit te bewerkstelligen. Het gaat dus om een zodanige voorstelling van de wenselijkheid of noodzakelijkheid dat deze geschikt is om de overtuiging daarvan bij anderen op te wekken. De opruiing kan de vorm van een verzoek of een aansporing aannemen of in een imperatieve vorm worden gegoten. De opruiing is reeds voltooid als de uitlating door de opruier is gedaan. Het is niet vereist dat de opruiing enig resultaat heeft, bijvoorbeeld dat het publiek kennis heeft genomen van het opruiend geschrift. Ook is niet van belang dat het feit waartoe wordt opgeruid daadwerkelijk plaats vindt of dat vast komt te staan dat redelijkerwijs waarschijnlijk is dat het strafbare feit zal plaatsvinden.
Opzet ligt besloten in de delictshandeling ‘opruit’. Degene die opruit hoeft niet te weten dat strafbaar is waartoe hij aanzet. Nochtans moet het opzet, eventueel in voorwaardelijke zin, wel zijn gericht op alle bestanddelen van het strafbare feit, waartoe wordt opgeruid (zie ECLI:NL:GHDHA:2017:1224). Hoewel de verdachte stelt die bedoeling niet te hebben gehad, moet hij hebben kunnen begrijpen, en heeft hij in elk geval welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard, dat anderen zijn uitlating zouden opvatting als een aanmoediging om een strafbaar feit te plegen tegen de betreffende persoon afgebeeld op de foto, waaronder verdachte zijn opruiende tekst heeft geplaatst.
Het hof is op grond van het hierboven genoemde dan ook van oordeel dat verdachte opzet, in ieder geval in voorwaardelijke zin, had door de tekst “Gewoon echt een serieuze vergadering om achter zijn adres te komen en vermoorden! alles is mogelijk” onder een foto op Facebook te plaatsen.
Het verweer van de raadsman ten aanzien van het primair tenlastegelegde wordt derhalve verworpen.
Nu het hof komt tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde behoeft hetgeen is betoogd ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde geen bespreking.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij inof omstreeksde periode van 30 juni 2015 tot en met 01 juli 2015 te Amsterdamen/of Den Haag, althans in Nederlandin het openbaarmondeling,bij geschriften/of bij afbeeldingtot enig strafbaar feiten/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezagheeft opgeruid, door op facebook als reactie bij een foto van een politieambtenaar (te weten [benadeelde partij]) de tekst te plaatsen: "Gewoon echt een serieuze vergadering om achter zijn adres te komen en vermoorden! alles is mogelijk".
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:

het in het openbaar, bij geschrift opruien tot enig strafbaar feit.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op Facebook uitgelaten op een wijze die niet anders kan worden beschouwd dan als opruiend. Verdachte heeft in een zaak waarover al veel maatschappelijke onrust was onder een foto van het slachtoffer, te weten een politieagent, de opruiende tekst geplaatst, een en ander zoals is bewezenverklaard. Het slachtoffer, dat in voornoemde zaak geen betrokkenheid had, heeft door de opruiende reactie van verdachte veel angst, onrust en gevoelens van onveiligheid ervaren.
Het hof is - alles afwegende, daaronder de omstandigheid dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangegeven dat hij ondanks zijn gestelde burn-out in staat is werk te verrichten, en anders dan de advocaat-generaal- van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 500,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van € 500,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist, nu vrijspraak voor het primair en subsidiair ten laste gelegde is bepleit. Subsidiair, indien het hof tot een bewezenverklaring van het primair of subsidiair ten laste gelegde komt, is verzocht om de het gevorderde te matigen.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder primair bewezen verklaarde. De vordering ter zake van de geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag van € 500,00.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 500,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 131 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], ter zake van het primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de schadevergoeding mag worden voldaan in
10 termijnenvan groot
€ 50,00.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. A.M.P. Gaakeer,
mr. M. Moussault en mr. P. de Haan, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 mei 2017.