ECLI:NL:GHDHA:2017:1471

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
22-000542-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld, bedreiging en afpersing in de eigen woning van het slachtoffer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte is schuldig bevonden aan diefstal met geweld, bedreiging met geweld en afpersing van het slachtoffer in diens eigen woning. De feiten vonden plaats op 13 oktober 2015, waarbij de verdachte het slachtoffer bij de keel greep, hem duwde en met een zwaard bedreigde. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling van de auto van het slachtoffer en belediging van een agent in functie. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, maar het hof heeft de straf voor de feiten onder parketnummer 09-827643-16 herzien en vastgesteld op 12 maanden. De verdachte heeft een strafblad met eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf. Tevens is er een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf is eveneens gegrond verklaard.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000542-17
Parketnummers: 09-818323-16, 09-827643-16
09-819661-15 (tul)
Datum uitspraak: 23 mei 2017
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 24 januari 2017 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1983,
thans gedetineerd in PI Midden Holland, Gev. De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 9 mei 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder parketnummer 09-818323-16 (dagvaarding I) en 09-827643-16 (dagvaarding II) ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] en is een beslissing genomen omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van een bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Blijkens de akte instellen rechtsmiddel is namens de verdachte onbeperkt appèl ingesteld tegen het vonnis van 24 januari 2017. Bij akte van 8 februari 2017 is namens de verdachte het hoger beroep partieel ingetrokken, namelijk voor zover het betreft de tenlastegelegde feiten onder parketnummer 09-827643-16 (dagvaarding II). De beslissingen van de rechtbank ten aanzien van de feiten die op laatstgenoemde dagvaarding staan zijn daarmee onherroepelijk geworden.
Het voorgaande brengt mee dat het hof - nu in eerste aanleg ter zake van de onder dagvaarding I en dagvaarding II ten laste gelegde feiten één hoofdstraf is uitgesproken - op grond van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering alsnog een hoofdstraf voor het in eerste aanleg onder dagvaarding II bewezen verklaarde zal bepalen.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover thans aan het oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
zaak met parketnummer 09-818323-16 (dagvaarding I):
1. primair:
hij op of omstreeks 13 oktober 2015 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een geldbedrag (van ongeveer 780 euro) en/of
- een mobiele telefoon (merk HTC One) en/of
- een horloge, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het vastpakken bij de keel en/of (vervolgens) naar achteren trekken en/of
- het zetten van een zwaard tegen de borst en/of het (vervolgens) roepen van de woorden 'ik wil al het geld' en/of 'ga je me verraden' en/of 'maak er bundels van' en/of 'ik wil nu je telefoon' en/of
- het vastpakken bij de arm en/of het lichaam en/of
- het duwen tegen en/of trekken aan het lichaam
EN/OF
hij op of omstreeks 13 oktober 2015 te 's-Gravenhage met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen tot de afgifte van
- een geldbedrag (van ongeveer 780 euro) en/of
- een mobiele telefoon (merk HTC One) en/of
- een horloge, in elk geval van enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het vastpakken bij de keel en/of (vervolgens) naar achteren trekken en/of
- het zetten van een zwaard tegen de borst en/of het (vervolgens) roepen van de woorden 'ik wil al het geld' en/of 'ga je me verraden' en/of 'maak er bundels van' en/of 'ik wil nu je telefoon' en/of
- het vastpakken bij de arm en/of het lichaam en/of
- het duwen tegen en/of trekken aan het lichaam;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 oktober 2015 te 's-Gravenhage [benadeelde partij] heeft mishandeld door
- hem bij de keel vast te pakken en/of (vervolgens) naar achteren te trekken en/of
- hem bij een arm en/of het lichaam vast te pakken en/of - hem tegen het lichaam te duwen en/of te trekken aan het lichaam;
EN/OF
hij op of omstreeks 13 oktober 2015 te 's-Gravenhage [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij] dreigend een zwaard tegen zijn borst gezet;
2:
hij op of omstreeks 13 oktober 2015 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk twee, althans een (aantal) auto('s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk met een zwaard, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in die auto's te steken en/of (een) fiets(en) tegen die auto('s) te gooien;
3:
hij op of omstreeks 8 juli 2016 te 's-Gravenhage opzettelijk een ambtenaar, [benadeelde partij 2] (verbalisant van politie Eenheid Den Haag), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, heeft beledigd door hem mondeling de woorden 'kanker joden' toe te voegen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Gevoerd verweer
De raadsman heeft zich – overeenkomstig zijn aan het hof overgelegde pleitaantekeningen – op het standpunt gesteld dat er behoedzaam dient te worden omgegaan met de verklaring van de aangever [benadeelde partij]. Hij was ten tijde van de feiten onder invloed van alcohol en cocaïne en zijn verklaringen zijn wisselend, tegenstrijdig en niet te verifiëren, aldus de raadsman.
Het hof overweegt met de rechtbank het volgende.
De door [benadeelde partij] afgelegde verklaringen zijn op hoofdlijnen en op essentiële punten consistent en zij vinden op belangrijke punten steun in de overige bewijsmiddelen in het dossier. Zo zijn de verbalisanten direct in aansluiting op de aangifte naar de woning van [benadeelde partij] gegaan, waar zij onder meer het zwaard, glasscherven en bierblikjes op de grond aantroffen. Daarnaast is de ontmoeting van [benadeelde partij] en de dader op camerabeelden vastgelegd en zijn de fiets van [benadeelde partij] en een fiets die sterk gelijkend is op de fiets waarmee de dader voor de ontmoeting aan kwam fietsen, exact op de door [benadeelde partij] aangegeven locatie aangetroffen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verklaringen van de aangever voldoende betrouwbaar zijn.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak met parketnummer 09-818323-16 (dagvaarding I):
1. primair:
hij op
of omstreeks13 oktober 2015 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een geldbedrag (van ongeveer 780 euro) en
/of
- een mobiele telefoon (merk HTC One) en/of
- een horloge,
in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het vastpakken bij de keel en
/of (vervolgens
)naar achteren trekken en
/of
- het zetten van een zwaard tegen de borst en
/ofhet
(vervolgens
)roepen van de woorden 'ik wil al het geld' en
/of'ga je me verraden' en
/of'maak er bundels van' en
/of'ik wil nu je telefoon' en
/of
- het vastpakken bij de arm
en/of het lichaamen
/of
- het duwen tegen
en/of trekken aanhet lichaam
EN
/OF
hij op
of omstreeks13 oktober 2015 te 's-Gravenhage met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen tot de afgifte van
- een geldbedrag (van ongeveer 780 euro) en/of
- een mobiele telefoon (merk HTC One)
en/of
- een horloge, inelk geval van enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het vastpakken bij de keel en
/of (vervolgens
)naar achteren trekken en
/of
- het zetten van een zwaard tegen de borst en
/ofhet
(vervolgens
)roepen van de woorden 'ik wil al het geld' en
/of'ga je me verraden' en
/of'maak er bundels van' en
/of'ik wil nu je telefoon' en
/of
- het vastpakken bij de arm
en/of het lichaamen
/of
- het duwen tegen
en/of trekken aanhet lichaam.
2:
hij op
of omstreeks13 oktober 2015 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk
twee, althanseen
(aantal)auto
('s), in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,heeft
vernield en/ofbeschadigd
en/of onbruikbaar gemaaktdoor toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk met een zwaard,
althans een scherp en/of puntig voorwerp,in die auto
'ste steken
en/of (een) fiets(en) tegen die auto('s) te gooien;.
3:
hij op
of omstreeks8 juli 2016 te 's-Gravenhage opzettelijk een ambtenaar, [benadeelde partij 2] (verbalisant van politie Eenheid Den Haag), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, heeft beledigd door hem mondeling de woorden 'kanker joden' toe te voegen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Voorwaardelijke verzoeken
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig zijn aan het hof overgelegde pleitaantekeningen – een aantal voorwaardelijke verzoeken gedaan, zoals hierna weergegeven.
Ten aanzien van feit 1
De raadsman heeft ten eerste aangevoerd dat de aangever op het internet een ander (twitter [x]) heeft aangewezen als dader. Die foto ontbreekt echter in het dossier. De raadsman heeft het hof verzocht om de politie opdracht te geven de betreffende foto in het dossier te voegen, zodat kan beoordeeld worden wat voor soort type man aangever op het oog had en de politie te laten verbaliseren waarom die andere persoon de dader niet kon zijn.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de aangever heeft verklaard dat de verdachte in de woning uit een blikje heeft gedronken. Bij het drinkgedeelte van het in de woning aangetroffen blikje is geen DNA-spoor van speeksel afgenomen. Zeer waarschijnlijk is door het gebruik van chemicaliën bij het dactyloscopisch onderzoek het blikje niet meer geschikt voor nader onderzoek. De raadsman heeft verzocht door een deskundige te laten onderzoeken en vast te stellen of het blikje nog geschikt is voor het doen van nader onderzoek.
De raadsman heeft ten aanzien van de aangetroffen DNA-sporen van de verdachte op het heft van het zwaard aangevoerd dat die sporen ook op een andere wijze daarop terecht kunnen zijn gekomen. De raadsman heeft gesteld dat het mogelijk is dat de verdachte de bierblikjes bij een eerdere gelegenheid heeft vastgehad in een winkel waar de aangever ook boodschappen doet. Hierdoor zouden de vingerafdrukken en DNA van de verdachte op die bierblikjes terecht kunnen zijn gekomen. De bezoeker die bij de aangever in huis was kan, nadat hij hetzelfde blikje heeft vastgehad om er uit te drinken, epitheelweefsel (het hof begrijpt:
van de verdachte) op zijn hand hebben gekregen en vervolgens het zwaard hebben beetgepakt waardoor overdracht van DNA sporen zeer wel mogelijk is. In ieder geval is dit niet uit te sluiten. In het NFI rapport staat immers dat er nog een DNA-spoor van een onbekend persoon is aangetroffen. De raadsman heeft verzocht een deskundige te benoemen die de (on)mogelijkheid van deze vorm van overdacht kan beoordelen.
Ten aanzien van feit 3
De raadsman heeft tot slot verzocht de beelden van de bodycamera van de verbalisant aan het dossier toe te voegen met daarbij een beschrijving van wiens camera de beelden afkomstig zijn en een verdere beschrijving van wat er te zien is. Uit deze beelden zou kunnen worden afgeleid tot wie de verdachte zich zou hebben gericht.
Beoordeling hof
Het hof overweegt omtrent de voorwaardelijke verzoeken van de raadsman als volgt.
Met betrekking tot die verzoeken is het noodzaakcriterium van toepassing. Bij het noodzaakcriterium is het niet de vraag of de belangen van de verdediging zijn geschaad bij het niet voegen in het dossier van de betreffende stukken dan wel het niet doen van de respectievelijke onderzoekshandelingen door deskundigen, maar of het hof het voegen van stukken en het laten doen van nadere onderzoekshandelingen door deskundigen noodzakelijk acht met het oog op de volledigheid van het onderzoek.
Het hof ziet in hetgeen door de raadsman ter onderbouwing van zijn verzoeken is aangevoerd geen noodzaak de verzochte onderzoeken dan wel nadere opdrachten te laten uitvoeren. Het hof wijst de verzoeken dan ook af.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair eerste cumulatief/alternatief bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Het onder 1 primair tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde levert op:

afpersing.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafbepaling ex artikel 423 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering
Nu in eerste aanleg ter zake van de onder dagvaarding I en dagvaarding II ten laste gelegde feiten één hoofdstraf is uitgesproken, zal het hof op grond van artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering een hoofdstraf voor het in eerste aanleg onder dagvaarding II onder 1 tot en met 4 bewezen verklaarde bepalen.
Gelet op de aard en ernst van de door de rechtbank bewezen- en strafbaar verklaarde feiten onder dagvaarding II, zal het hof ten aanzien van die feiten de op te leggen straf bepalen op een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld alsmede het afpersen van het slachtoffer door hem in diens eigen huis bij de keel te pakken, te duwen en door hem met een zwaard te bedreigen. De verdachte heeft louter voor eigen gewin op deze wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen van het slachtoffer. Door het gebruik van het zwaard en het uiten van dreigende woorden is dit een bijzonder angstaanjagende situatie voor het slachtoffer geweest. De verdachte is volledig voorbij gegaan aan de mogelijke gevolgen van zijn handelen. Daarbij komt nog dat een eigen woning bij uitstek een plek is waar een persoon zich veilig zou moeten voelen. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling van een auto van het slachtoffer en aan belediging van een agent in functie.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend - 40 pagina’s tellend - uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 24 april 2017, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten.
Het hof heeft voorts kennis genomen van een ter terechtzitting overlegd reclasseringsadvies d.d. 22 december 2016. In dit advies wordt verwezen naar het reclasseringsadvies van 19 januari 2016 betreffende verdachte. In deze adviezen rapporteert de reclassering dat zij het idee hebben dat de verdachte geen volledige openheid van zaken geeft omtrent zijn leefgebieden. Voorts wordt in het beknopte reclasseringsadvies van 22 december 2016 vermeld dat de verdachte opgenomen wil worden in een begeleid woonprogramma van Stichting Door, waarvoor hij reeds is aangemeld. Ook wil de verdachte gebruik maken van de opgelegde behandeling bij de FPK, gericht op traumaverwerking. Dit heeft de verdachte herhaald ter terechtzitting in hoger beroep. De ervaring van de reclassering is echter dat de verdachte zich in eerste instantie gemotiveerd toont voor behandeling en begeleiding, maar dat het bij de uitvoering blijft steken, omdat het niet tot een effectief contact komt. De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf onder algemene voorwaarden en afwijzing van de vordering TUL, opdat de reclassering door middel van de al opgelegde bijzondere voorwaarden in een eerdere strafzaak in kan zetten op het gunstig beïnvloeden van een opname in een instelling voor begeleid wonen.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat in het licht van het voorgaande geen andere straf dan een gevangenisstraf passend en geboden is. Een voorwaardelijk deel zoals door de reclassering is geadviseerd acht het hof derhalve niet geïndiceerd. Begeleiding en behandeling zoals de reclassering die voorstelt, kunnen ook vorm worden gegeven in het kader van een voorwaardelijke invrijheidsstelling. Het hof oordeelt, dat gelet op de ernst van de feiten en de daarvoor geldende oriëntatiepunten voor straftoemeting een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats is.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat na te melden straf een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met dagvaarding I onder 1 primair ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.000,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 1.500,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte niet anders dan met een beroep op vrijspraak betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met dagvaarding I onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 13 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 2 februari 2016 onder parketnummer 09-819661-15 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan, terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. Weliswaar zijn de feiten gepleegd vóór het onherroepelijk worden van het vonnis en dus vóór ingang van de proeftijd, maar blijkens uitspraken van de Hoge Raad van 23 juni 1993 en 14 juni 2005 kan ook een strafbaar feit begaan vóór het ingaan van de proeftijd tot tenuitvoerlegging aanleiding geven (DD 1993.009 en ECLI:NL:HR:2005:AT5752).
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63, 266, 267, 312, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het onder parketnummer 09-827643-16 onder 1 tot en met 4 bewezen verklaarde op een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-818323-16 onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-818323-16 onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-818323-16 onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 2 februari 2016, parketnummer 09-819661-15, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Dit arrest is gewezen door mr. A.A. Schuering,
mr. Chr.A. Baardman en mr. C.H.M. Royakkers, in bijzijn van de griffier mr. L.A. Haas.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 mei 2017.