ECLI:NL:GHDHA:2017:1443
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de hardheidsclausule in het kader van de schuldsaneringsregeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de toepassing van de schuldsaneringsregeling voor de appellante, die eerder door de rechtbank Den Haag was afgewezen. De appellante had op 24 oktober 2016 een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling, maar de rechtbank oordeelde dat niet voldoende aannemelijk was dat zij te goeder trouw was ten aanzien van het ontstaan van haar schulden. De appellante heeft echter in hoger beroep argumenten aangedragen die de rechtbank niet had overwogen, waaronder het feit dat zij haar ondernemingen had gestaakt en sindsdien geen nieuwe schulden meer had opgebouwd. Het hof heeft vastgesteld dat de appellante haar omstandigheden onder controle heeft gekregen en dat de oorzaken van haar schulden zijn weggenomen door het beëindigen van haar relatie met haar ex-partner, die de ondernemingen had gedreven. Het hof heeft de hardheidsclausule van artikel 288 lid 3 van de Faillissementswet toegepast en de appellante alsnog toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, mits zij zich aan de voorwaarden houdt die aan deze regeling zijn verbonden. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen voor de uitvoering van de schuldsaneringsregeling.