ECLI:NL:GHDHA:2017:1442

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
200.209.559
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging en verlenging van de schuldsaneringsregeling in verband met tekortkomingen in de sollicitatieverplichting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de schuldsaneringsregeling van de appellante. De rechtbank had eerder, op 9 februari 2017, de schuldsaneringsregeling beëindigd omdat de appellante niet voldeed aan haar verplichtingen, met name de sollicitatieverplichting. De appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 mei 2017 heeft de appellante, bijgestaan door haar advocaat, haar standpunt toegelicht. De bewindvoerder heeft bevestigd dat de appellante niet naar behoren heeft voldaan aan de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, maar heeft ook aangegeven dat er enige verbetering zichtbaar is in de nakoming van de sollicitatieverplichting.

Het hof heeft de argumenten van de appellante en de bewindvoerder gewogen en is tot de conclusie gekomen dat, hoewel de appellante tekort is geschoten in haar verplichtingen, de tekortkomingen niet zo ernstig zijn dat de schuldsaneringsregeling definitief beëindigd moet worden. Het hof heeft besloten om de looptijd van de schuldsaneringsregeling met 24 maanden te verlengen, zodat de appellante de kans krijgt om haar tekortkomingen te herstellen. Het hof heeft benadrukt dat de appellante alle verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling moet blijven nakomen, met speciale aandacht voor de sollicitatieplicht. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank voor de voortzetting van de schuldsaneringsregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.209.559/01
Insolventienummer rechtbank : C/09/14/426 R

arrest van 16 mei 2017

inzake

[appellante] ,

wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. S.M. Diekstra te Leiden.

Het geding

Bij vonnis van de rechtbank Den Haag van 15 september 2014 is ten aanzien van [appellante] de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. Deze schuldsaneringsregeling is op voordracht van de rechter-commissaris beëindigd bij vonnis van deze rechtbank van 9 februari 2017. Tegen laatstbedoeld vonnis heeft [appellante] hoger beroep ingesteld bij het op 16 februari 2017 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift (met productie). Bij brief van 24 april 2017 zijn de stukken van de eerste aanleg aan het hof toegezonden. Bij brieven van 23 februari 2017 en 4 mei 2017 heeft [naam 1] , de bewindvoerder, de openbare verslagen en haar reactie op het beroepschrift aan het hof toegezonden.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 mei 2017. Verschenen is: [appellante] , bijgestaan door mr. J.M. Tason Avila, kantoorgenoot van mr. S.M. Diekstra. Voorts waren aanwezig haar moeder [naam 2] en [naam 3] , namens de bewindvoerder.
Ter zitting heeft mr. Tason Avila nog een aantal producties overgelegd.

De beoordeling van het hoger beroep

1. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [appellante] beëindigd op grond van het oordeel dat zij een of meer van haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt (artikel 350 lid 3 aanhef en onder c Fw). Het tekortschieten is met name ten aanzien van de sollicitatieverplichting van zodanige omvang en ernst dat dit dient te leiden tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling, aldus de rechtbank.
2. De grieven en argumenten van [appellante] kunnen als volgt worden samengevat.
De ex-partner van [appellante] heeft zich niet uit haar woning uitgeschreven, zodat het, - zo begrijpt het hof - niet mogelijk is een bewijs van uitschrijving te verschaffen. Verder is de gemeente bezig met een adresonderzoek maar mag zij in verband met de privacy niet alle informatie verstrekken. Volgens [appellante] kan zij de gevraagde stukken dus niet overleggen.
[appellante] erkent dat zij niet volledig heeft voldaan aan de sollicitatieverplichting, maar zij bestrijdt de door de bewindvoerder gestelde duur van de tekortkoming van 24 maanden. Daarnaast geeft het niet nakomen van de sollicitatieverplichting onvoldoende aanleiding voor een beëindiging van de schuldsaneringsregeling, aldus [appellante] . Zij solliciteert momenteel voldoende en doet haar uiterste best om een baan te krijgen.
Ten aanzien van de nieuwe schulden heeft [appellante] het volgende gesteld. De schuld aan de Belastingdienst inzake de toeslagen over 2015 is reeds afgelost. Ter onderbouwing hiervan heeft zij een brief van de Belastingdienst van 15 maart 2017 overgelegd, waarin een actueel overzicht van openstaande schulden is opgenomen. De hoogte van de schuld inzake de toeslagen over 2014 is thans nog niet bekend, maar als wordt uitgegaan van het door de bewindvoerder genoemde bedrag van € 90,29, dan kan [appellante] dit naar haar zeggen voldoen. Met Menzis is een betalingsregeling getroffen waarvan inmiddels twee termijnen zijn voldaan. De laatste termijn van € 89,- zal nog deze maand (mei 2017) worden voldaan. Dat er een bedrag openstaat bij de gemeente Den Haag is [appellante] niet bekend, maar het door de bewindvoerder genoemde bedrag van € 38,58, kan worden voldaan.
Ter zitting in hoger beroep heeft [appellante] het hof verzocht de schuldsaneringsregeling te verlengen tot de maximale duur.
3. De bewindvoerder blijft bij haar standpunt dat [appellante] niet naar behoren heeft voldaan aan de verplichtingen die uit de schuldsaneringsregeling voortvloeien en dat de schuldsaneringsregeling terecht is beëindigd. In de visie van de bewindvoerder vormt het niet nakomen van de sollicitatieverplichting het wezenlijke probleem. Sinds de beëindiging van de schuldsaneringsregeling door het bestreden vonnis is weliswaar een verbetering in de nakoming van de sollicitatieverplichting te zien, maar gezien de lange periode waarin niet is voldaan aan de verplichting heeft de bewindvoerder weinig vertrouwen in de stipte nakoming van de verplichting gedurende een eventuele verlenging.
De bewindvoerder heeft daarom geadviseerd het bestreden vonnis te bekrachtigen.
4.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat [appellante] haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen. De tekortkoming in de informatieverplichting en de verplichting tot het niet laten ontstaan van nieuwe schulden zijn naar het oordeel van het hof echter niet dermate ernstig dat de schuldsaneringsregeling op die grond beëindigd dient te worden. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de nieuwe schulden bij elkaar opgeteld een gering bedrag betreffen en dat de informatievoorziening gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling weliswaar stroperig is verlopen, maar [appellante] nu grotendeels de benodigde informatie aan de bewindvoerder heeft doen toekomen.
Dat ligt anders bij de tekortkoming in de sollicitatieverplichting. Deze tekortkoming is van zodanige ernst dat zij in beginsel dient te leiden tot beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Niettemin bestaat in het onderhavige geval aanleiding voor een uitzondering. Het hof overweegt daartoe dat [appellante] heeft laten zien op dit moment alles in het werk te stellen om haar misstap te corrigeren. Zij voldoet thans aan de sollicitatieverplichting en doet haar best om een baan te vinden. [appellante] heeft ter zitting van het hof te kennen gegeven dat zij vanwege persoonlijke omstandigheden niet heeft kunnen voldoen aan haar sollicitatieverplichting, maar dat deze omstandigheden onder controle zijn en dat zij ook nu het belang inziet van een correcte nakoming van de verplichting en hier in het vervolg aan zal voldoen.
Het hof acht het op zijn plaats om [appellante] een laatste kans te geven en de looptijd van de schuldsaneringsregeling met 24 maanden te verlengen om [appellante] in de gelegenheid te stellen de tekortkoming in de sollicitatieverplichting te herstellen. Mede gelet op de omvang van de schuldenlast van [appellante] is dit een minder vergaande maatregel dan een tussentijdse beëindiging, die bovendien aansluit bij het ter zitting in hoger beroep uitgesproken verlangen van [appellante] om in de schuldsaneringsregeling te mogen blijven. Het hof wijst [appellante] er nogmaals op dat ook tijdens de verlenging de door de bewindvoerder gegeven aanwijzingen stipt dienen te worden opgevolgd en dat zij alle verplichtingen die de schuldsaneringsregeling haar oplegt naar behoren dient na te komen, in het bijzonder de sollicitatieplicht (waarbij zij de bewindvoerder op de juiste wijze dient te informeren van de door haar verrichte sollicitaties) bij gebreke waarvan de schuldsaneringsregeling alsnog tussentijds zal worden beëindigd dan wel aan het einde van de looptijd van de schuldsaneringsregeling haar de schone lei zal worden onthouden.
5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd.

De beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 9 februari 2017;
- verlengt de looptijd van de schuldsaneringsregeling met 24 maanden, derhalve tot 15 september 2019, waarbij [appellante] dient te blijven voldoen aan alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen;
- verwijst de zaak naar voornoemde rechtbank ter voortzetting van de schuldsaneringsregeling.
Dit arrest is gewezen door mrs. D. Aarts, M.C.M. van Dijk en P.W. van Baal en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 mei 2017 in aanwezigheid van de griffier.