ECLI:NL:GHDHA:2017:1

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2017
Publicatiedatum
13 december 2016
Zaaknummer
200.195.041
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen en verstoorde arbeidsrelatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [verzoeker] tegen de beschikking van de kantonrechter van 23 maart 2016, waarin de arbeidsovereenkomst tussen hem en Stichting Werkgever Sportclubs Den Haag (WSDH) werd ontbonden. De kantonrechter oordeelde dat [verzoeker] verwijtbaar had gehandeld, wat leidde tot de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst per 1 april 2016. [verzoeker] was in dienst als jeugdsportcoördinator zaalvoetbal en had daarnaast werkzaamheden verricht voor de gemeente Den Haag in het kader van de Zaalvoetbal Schoolleague (ZVSL). WSDH stelde dat [verzoeker] zich schuldig had gemaakt aan belangenverstrengeling en niet-integer handelen, omdat hij voor dezelfde werkzaamheden zowel van de gemeente als van WSDH betaald zou zijn. [verzoeker] betwistte deze beschuldigingen en stelde dat er geen redelijke grond was voor de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst. Het hof heeft de feiten opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst terecht was, omdat het vertrouwen van WSDH in [verzoeker] was geschaad door zijn onduidelijke urenverantwoording en de financiële administratie van Sporting Den Haag, waarvan hij bestuurslid was. Het hof bekrachtigde de beslissing van de kantonrechter en wees de vorderingen van [verzoeker] af.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.194.041/01
Rekestnummer rechtbank : 4787853 RP VERZ 16-50070

Beschikking van 10 januari 2017

in de zaak van

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. M. de Boorder te Den Haag,
tegen

Stichting Werkgever Sportclubs Den Haag,

gevestigd te Den Haag,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: WSDH,
advocaat: mr. R.P.C. Kütemann te Den Haag.

Het geding

Bij verzoekschrift in hoger beroep (met producties), ter griffie ingekomen op 1 juli 2016, is [verzoeker] in hoger beroep gekomen van de beschikking van 23 maart 2016, door de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Den Haag, gegeven tussen partijen. In dit verzoekschrift heeft [verzoeker] een aantal (ongenummerde) grieven tegen de bestreden beschikking opgeworpen. Bij brief van 14 september 2016 heeft [verzoeker] aanvullende producties ingezonden. SWDH heeft onder overlegging van één productie een verweerschrift ingediend en de grieven bestreden. Ter zitting van dit hof van 18 november 2016 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Uitspraak is bepaald op heden.

Beoordeling van het hoger beroep

1. Voor zover de door de rechtbank in de bestreden beschikking vastgestelde feiten zijn door partijen niet zijn bestreden, zal ook het hof daarvan zal uitgaan. De door [verzoeker] in zijn hoger beroepschrift bestreden feiten zijn in het onderstaande feitenoverzicht door het hof niet als vaststaand aangemerkt.
2. Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1
WSDH is een door de gemeente Den Haag (verder: de Gemeente) opgerichte stichting, met als doel jeugdsport te stimuleren. WSDH wordt daartoe volledig door de Gemeente gesubsidieerd. WSDH heeft – voor zover in deze relevant – circa 50 jeugdsportcoördinatoren in dienst die zij om niet detacheert bij sportclubs in Den Haag.
2.2
In de loop van 2009 ontstond in de regio Haaglanden een KNVB jeugd-zaalvoetbalcompetitie door een samenwerking tussen een aantal Haagse scholen en de afdeling Sportsupport van de Gemeente. Deze jeugd-zaalvoetbalcompetitie, genaamd Zaalvoetbal Schoolleague Den Haag (verder: ZVSL) groeide uit tot een competitie waaraan op enig moment circa 400 kinderen deelnamen in de leeftijd van 11 tot en met 19 jaar. Vanaf 2009/2010 is gestart met competities voor kinderen in de leeftijdsgroep 14/15 jaar (hierna: O-15) en de leeftijdsgroep 16/17 jaar (hierna O-17). Daarnaast is vanaf 2012/2013 gestart met competities voor kinderen in de leeftijdsgroep 12/13 jaar (hierna: O-13) en de leeftijdsgroep 18/19 jaar (hierna: O-19). De Gemeente was mede-initiator, participant en financier van het project. Namens de gemeente was de heer [naam 1] (verder: [X] ) van de afdeling Sportsupport belast met het reilen en zeilen van ZVSL.
2.3
[verzoeker] – een technisch begaafd zaalvoetballer, met een grote ervaring als zaalvoetballer en trainer – was sinds 2009/2010 in opdracht van [X] betrokken bij ZVSL en belast met het opzetten, de coördinatie en de uitvoering van de ZVSL-activiteiten (destijds O-15 en O-17, ofwel de VO-scholencompetitie). [verzoeker] factureerde zijn werkzaamheden aanvankelijk via zijn eenmanszaak [eenmanszaak] en later via "zijn" zaalvoetbalvereniging Sporting Den Haag (verder: Sporting Den Haag).
2.4
Blijkens een uittreksel uit het register van de KvK is zaalvoetbalvereniging Sporting Den Haag op 3 juni 2010 opgericht, met [verzoeker] als (mede)bestuurder in de functie van secretaris.
2.5
Begin 2012 werd de directeur van WSDH, de heer [naam directeur] (verder: [de directeur van WSDH] ) benaderd door [X] met het voorstel/verzoek een jeugdsportcoördinator zaalvoetbal aan te stellen, mede ten behoeve van ZVSL-activiteiten [X] beval [verzoeker] aan voor de functie.
2.6
Bij e-mailbericht van 9 maart 2012 schreef [betrokkene] (verder: [betrokkene] ), werkzaam bij de KNVB, aan [de manager zaalvoetbal van de KNVB] (manager zaalvoetbal van de KNVB):
"Vanmorgen heb ik samen met [X] van de Gemeente Den Haag een gesprek gehad met [Y] en [de directeur van WSDH] van de Stichting Werkgever Sportclubs Den Haag.
We hebben daar gesproken over de inzet van een jeugdsportcoördinator die wellicht kan worden aangesteld voor meerdere verenigingen in Den Haag. Deze persoon zal in het gunstige geval 4 verenigingen kunnen versterken (… en Sporting Den Haag). De persoon is ook verantwoordelijk voor de VO-scholencompetitie en de nieuw op te zetten Onder 19 competitie in Den Haag. Voorwaarde die men stelde was dat er een clubleidinggevende namens de KNVB wordt aangesteld om de jeugdsport-coördinator aan te sturen (…) Met jouw goedvinden wil ik deze taak op me nemen."
2.7
Blijkens de schriftelijk opgemaakte arbeidsovereenkomst is [verzoeker] per 1 juni 2012 in dienst getreden van WSDH in de functie van jeugdsportcoördinator zaalvoetbal ten behoeve van KNVB West II (zaalvoetbal) voor gemiddeld 38 uur per week, tegen een salaris van € 2.992,-- bruto per maand. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Sport (verder: de CAO) van toepassing verklaard. Artikel 7, lid 1 van die CAO luidt:
1. De werknemer is verplicht schriftelijk toestemming te vragen voor het aannemen of uitbreiden van gehonoreerde nevenfuncties.
2.8
[verzoeker] werd gedetacheerd bij de KNVB, waar hij werd aangestuurd door [betrokkene] . [verzoeker] en [betrokkene] stelden – zoals binnen WSDH gebruikelijk voor alle jeugdsportcoördinatoren – per schooljaar een plan van aanpak op, dat werd geaccordeerd door WSDH. In het jaarplan 2012/2013 zijn onder meer de volgende operationele doelen genoemd: "
1.0 Opzetten, begeleiden en uitvoeren van O19 jeugd zaalvoetbal competitie", "2.0 Opzetten, begeleiden en uitvoeren van O13 jeugd zaalvoetbalcompetitie" en
"3.1 Scholencompetities". Achter "
3.1 Scholencompetities"is onder meer als taak genoemd:
"A. verenigingen actief inzetten bij de ZVSL".
2.9
Op de ZVSL-website was onder meer het volgende vermeld:

"Organisatie

De algehele organisatie van de ZVSL is in handen van jeugdsportcoördinator [verzoeker] werkzaam bij SWSDH(hof: WSDH)
"
2.1
[verzoeker] heeft alle door hem gewerkte uren in de zogenoemde combiplanner, het online registratiesysteem van WSDH, geadministreerd en verantwoord. Uit de uitdraai van de combiplanner blijkt dat hij hierin vanaf juni 2012 tot en met juni 2014 op iedere zondag (behalve in de vakantieperiodes) uren heeft geregistreerd betreffende ZVSL-activiteiten voor O-15, O-17 en O-19 (jeugd)competities. In de weken van oktober 2012 tot en met december 2012 heeft [verzoeker] voor iedere zondag 11 of 12 uur geschreven, behalve zondag 7 oktober 2012, waar hij 8 uur heeft geregisterd.
2.11
Sporting Den Haag heeft in de periode november 2012 tot april 2014 zes facturen verstuurd aan de Gemeente met als omschrijving
"Kosten [verzoeker] over (11 of 12) speeldagen incl. kosten"voor een totaalbedrag van € 44.850,--.
2.12
Bij e-mail van 28 november 2012 van [verzoeker] aan [X] is de volgende specificatie gegeven van de factuur van 23 november 2012:
"Subject: kosten plaatje [verzoeker] en Staf en overige activiteiten
7-okt 14 50 € 700,00
14-okt 14 50 € 700,00
21-okt 14 50 € 700,00
28-okt 14 50 € 700,00
4-nov 14 50 € 700,00
11-nov 14 50 € 700,00
18-nov 14 50 € 700,00
25-nov 14 50 € 700,00
2-dec 14 50 € 700,00
9-dec 14 50 € 700,00
14 50 € 700,00
€ 7.700,00
€ - € 1.463,00
€ 9.163,00
Betreft kosten staf zijn 10 speeldagen + kosten van rene voor de onder 19 competitie trainingen op de woensdagen, dave website en camera kosten betreft trainingen inclusief btw"
Handgeschreven staat onder "9-dec" "?16 dec" en in het onderschrift is de "10" in een "11" veranderd.
2.13
Bij e-mail van 28 april 2014 heeft [verzoeker] aan de gymdocenten bericht dat vanaf die datum [naam 1] (verder: [opvolger] ) als coördinator voor de scholencompetitie wordt aangesteld, waarbij [verzoeker] als back-up blijft functioneren.
2.14
Medio november 2014 heeft de Gemeente – naar aanleiding van een melding van vermoedelijke integriteitsschending – [X] op non actief gesteld en de financiering van alle ZVSL-activiteiten gestaakt. De Gemeente vermoedde dat met betrekking tot ZVSL-activiteiten financiële onregelmatigheden zijn gepleegd met facturen die Sporting Den Haag aan de Gemeente heeft verzonden en die door [X] aan Sporting Den Haag zijn betaald. Dit had tot gevolg dat genoemde zaalvoetbalcompetities per direct zijn stil gelegd.
2.15
De Gemeente heeft De Leeuw & Partners (verder: DLP) opdracht gegeven onderzoek in te stellen bij de afdeling Sportsupport. In het kader van dat onderzoek heeft DLP aan [de directeur van WSDH] gevraagd een verklaring af te leggen. Tijdens dat gesprek heeft [de directeur van WSDH] van DLP vernomen dat [X] heeft verklaard dat hij [verzoeker] met Gemeentegeld heeft betaald voor diens werkzaamheden in het kader van de ZVSL-activiteiten op zondag, en dat [verzoeker] deze activiteiten dus niet kon verantwoorden bij WSDH.
2.16
Op 5 juni 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [de directeur van WSDH] en [verzoeker] waarbij [de directeur van WSDH] [verzoeker] confronteerde met deze verklaring van [X] en zijn daaruit voortvloeiende verdenking van dubbele betaling. In het door [de directeur van WSDH] opgestelde en door [verzoeker] geaccordeerde verslag van dit gesprek staat onder meer:
" [verzoeker]( [verzoeker] , hof)
stelt vervolgens dat [X]( [X] , hof)
liegt als hij stelselmatig zegt dat WSDH niets te maken heeft met de ZVSL. In 2012, bij de start van [verzoeker] ’s dienstverband bij WSDHG, is expliciet afgesproken dat de ZVSL deel uitmaakt van de werkzaamheden van [verzoeker] bij WSDH. Aanwezig bij die afspraak waren [verzoeker] en [X] , alsmede [Y] van WSDH en [betrokkene] van de KNVB.
[verzoeker] stelt vervolgens dat hij, de jaren voorafgaand aan zijn dienstverband bij WSDH, inderdaad betaald werd door [X] voor de uitvoering van de ZVSL op zondagen. Bij zijn indiensttreding heeft hij met [X] afgesproken dat hij de uren voor de uitvoering van de ZVSL als jeugdsportcoördinator verantwoordt, en daarnaast gedurende het seizoen 2012-2013 nog 10 uur per week declareert voor andere werkzaamheden voor de ZVSL, die niet in zijn contracttijd passen. Tevens heeft [verzoeker] met [X] , op verzoek van [X] , de afspraak gemaakt dat hij op korte termijn de uitvoering op zondagen van de ZVSL overdraagt aan [opvolger]( [opvolger] , hof)
. Zelf zou [verzoeker] coördinator van de ZVSL blijven en dientengevolge aanwezig zijn als coördinator op zondagen.
[verzoeker] zegt dat de gelden die [X] heeft gesubsidieerd voor de uitvoering van ZVSL-werkzaamheden op zondagen niet zijn uitbetaald aan hem persoonlijk, maar aan SV Sporting(hof: Sporting Den Haag).
Vanaf seizoen 2013-2014 zijn die gelden uitbetaald aan [opvolger] en aan trainers van Sporting. [verzoeker] zegt alleen als tussenpersoon te hebben gefunctioneerd tussen [X] en de uitvoerders.
[de directeur van WSDH]( [de directeur van WSDH] , hof)
stelt vervolgens dat het dus eenvoudig moet zijn om dit te controleren, namelijk in de boekhouding van SV Sporting. [verzoeker] beaamt dat. [de directeur van WSDH] spreekt daarom af dat hij het bestuur van Sporting zal vragen om inzage in de boekhouding, specifiek met betrekking tot de geldstromen uit de ZVSL-subsidies. (…)’
2.17
[de directeur van WSDH] heeft op 5 juni 2015 aan Sporting Den Haag verzocht inzage in de boekhouding. Op 26 juni 2015 heeft Sporting Den Haag hem de jaarverslagen van 2012 tot en met 2014 doen toekomen. Volgens deze verslagen is aan [verzoeker] in de periode van 1 juni 2012 tot 31 december 2012 aan "coördinatiekosten" een bedrag van € 7.110,- en aan "vrijwilligersbijdrage" een bedrag van € 2.660,- betaald. [de directeur van WSDH] verzoekt vervolgens om kasstroomoverzichten uit de boekhouding van Sporting Den Haag. [de directeur van WSDH] heeft zijn verzoek om inzage bij mails van 4 juli 2015 en 4 augustus 2015 verder gepreciseerd. Hierop reageert [opvolger] bij email van 5 augustus 2015 als volgt:
"Na u laatste mail vóór u vakantie heb ik besloten niet meer in te gaan op u berichten en vragen. Verdere vragen en contacten zal voortaan door mijn advocaat opgepakt worden. Die zal binnenkort ook een reactie op u mail geven."
2.18
[verzoeker] heeft zich op 13 juli 2015 bij WSDH met psychische klachten ziek gemeld.
2.19
Op 25 november 2015 heeft ten kantore van de gemachtigde van WSDH een gesprek tussen partijen plaatsgevonden. [verzoeker] werd daarbij vergezeld door H. van Veldhoven van Stichting Papyrus en mr. Dijkgraaf, zijn toenmalige gemachtigden. Het verslag van dit gesprek – dat door mr. Dijkgraaf over het algemeen als een adequate weergave van het besprokene wordt aangemerkt – vermeldt onder meer het volgende (waarbij [verzoeker] staat voor [verzoeker] en RK voor de advocaat van WSDH):
"(blz 5)
[verzoeker] : Toen ik aan tafel zat met WSDH, [betrokkene] , [Y] en [X] is besproken dat ik 10 uur extra werk deed en daarvoor extra betaald kreeg. Eerst deed ik dat als ZZP-er en daarna heb ik de vereniging(hof: Sporting Den Haag)
opgezet (…)
(blz 6)
[verzoeker] : O15/17 bleef deels bij de gemeente anders had me dat 30 uur gekost. Dat takenpakket ZVSL O15/O17 bleef ik ook buiten het dienstverband doen. O13/19 zijn ook onder het ZVSL gebracht, maar die vielen wel binnen mijn contract. Bepaalde werkzaamheden vielen onder SpDH(hof: Sporting Den Haag)
, maar ik kan niet exact zeggen welke.
RK: In de combiplanner schreef u alles op wat u deed. Daar staan dus geen O15/17 activiteiten in?
[verzoeker] : Niet helemaal administratief gezien. Dit heb ik ook naar mijn leidinggevende gecommuniceerd. Er was discussie hoe ik mijn uren precies moest invoeren, als ik weer 12-15-18 uur extra had gewerkt. Mijn leidinggevenden hebben dat altijd goedgekeurd. In eerste instantie was dat [betrokkene] . Die had moeten zeggen “je administratie is slordig”, en dat weet ik en daar hen ik nu de dupe van. (…) Ik had geen vaste dingen, ik kreeg elke dag afspraken aangesmeerd. Zoals een vechtpartij op een school, waar ik dus onverwachts naar toe moest, dat was wel 8 à 9 uur per week. Dit soort dingen staat niet in mijn combiplanner (…) Ik zei tegen mijn werkgever "waar moet ik al die uren kwijt?". Ik vulde ze in op zondag omdat [betrokkene] zei "vul ze maar in, ik weet waar je mee bezig bent".
(blz 7)
[verzoeker] : Met [X] heb ik besproken dat op zondag van 10u-17u de O15 en O17 vanuit de gemeente aan mij werd opgedragen.
RK: [betrokkene] zou hier vanaf weten?
[verzoeker] : Ja, dat denk ik wel, dat ik dat met hem heb afgesproken.
(blz 12)
RK: U was dus de contactpersoon namens SpDH met de gemeente en uw aanspreekpunt was [X] ?
[verzoeker] : Ja, klopt.
RK: (…)Wie heeft die facturen namens SpDH opgesteld en verzonden?
[verzoeker] : Ik zelf heb dat gedaan. (…)
RK: De omschrijving op al deze facturen is 'kosten [verzoeker] '. Kunt u uitleggen waar de facturen die ik u laat zien betrekking op hebben?(…)
[verzoeker] : Deels op mij en deels op de vrijwilligers (…) De combiplanner en administratie zijn chaotisch geweest. Ik baal van de mensen die deze facturen hebben goedgekeurd (…)
RK: Kunt u uitleggen op welke ZVSL activiteiten de facturen betrekking hadden? Bijvoorbeeld: de factuur van 23 november 2012: 'kosten [verzoeker] 11 speeldagen'?
[verzoeker] : Er staat 11 dagen, maar er speelt meer. Ik heb meer vrijwilligers uit deze kosten betaald. Geld is niet volledig naar mij toegegaan, voor een deel was het mijn vergoeding. (…)
(blz. 13)
RK: Het lastige is, u stuurt namens SpDH facturen, het gaat om grote bedragen, en u heeft twee petten / 2 rollen. U bent de brug naar de gemeente. En wij vragen nu: kunt u laten zien waar die bedragen betrekking op hebben? U zegt dan: lastig aan te tonen welke bedragen u zelf in privé heeft ontvangen. (…) Ik vraag u dus nogmaals: kunt u concreet en precies uitleggen waar die door SpDH na 1 juni 2012 gefactureerde bedragen met omschrijving "kosten [verzoeker] " betrekking op hebben?
[verzoeker] : Alle activiteiten. (…)50 euro bruto per uur voor de 10 uur die ik extra werkte. (…) Afgesproken met [X] , [betrokkene] wist dit ook. Niet zozeer het tarief, maar voordat ik in dienst kwam bij WSDH is die 10u extra besproken en dat vond de werkgever geen probleem.(…)
RK: Dit is een e-mail van meneer [verzoeker] aan [X] van 28 november 2012 met een specificatie van de factuur van 23 november 2012. (…) Het zijn allemaal zondagen.
(blz. 14)
[verzoeker] : Dan is het de scholencompetitie. Die hebben betrekking op mij en de vrijwilligers op de zondag. Maar deze specificatie is niet geldig voor wat ik u aangeef. Er zijn fouten gemaakt want er zitten ook kosten in van uren doordeweeks. Hier zijn fouten gemaakt
RK: Het gaat om 700 euro per zondag. Op die dagen heeft u gewerkt voor WSDH.
[verzoeker] : Dit zijn de stafkosten, 50 euro per vrijwilliger. Dat is niet wat ik heb verdiend, maar kosten stafwerkzaamheden. (…)
RK: Als u namens SpDH in die periode voor elke zondag 14 vrijwilligers heeft gefactureerd, dan zou dat toch ook moeten terugkomen in de boekhouding van SpDH?
[verzoeker] : Alles wat u op papier ziet en wat ik u vertel komt niet overeen, alles is chaotisch.
2.2
In een schriftelijke verklaring van 29 januari 2016 van [betrokkene] staat, voor zover relevant, het volgende:
"(…)
Ik ben gedurende de periode 1 juni 2012-1 juli 2014 vanuit de KNVB opgetreden als direct leidinggevende van [verzoeker] (…). De taken die door [verzoeker] moesten worden uitgevoerd hadden betrekking op de ontwikkeling van School zaalvoetbal. Dat is de reden waarom de WSDH de KNVB en in persoon [betrokkene] heeft gevraagd om functioneel toezicht te houden. (…)
1. Voor en bij indiensttreding van [verzoeker] bij WSDH (…) zijn diverse gesprekken gevoerd, waarbij naast [verzoeker] en ik zelf ook de heer [X] (…) aanwezig was. Ik was zodoende ermee bekend, wat wel of niet bij die indiensttreding is overeengekomen.
2. Ik bevestig dat [verzoeker] zich, in dienst van WSDH, in hoofdzaak bezig hield met het opzetten, coördineren en begeleiden van (…) (ZVSL). In dat verband heb ik samen met [verzoeker] over de jaren 2012/2013 en 2013/2014 Plannen van Aanpak opgesteld, die door het jaar heen zijn geëvalueerd en zonodig werden bijgesteld.
3. Ik bevestig (…) dat met ingang van 1 juni 2012 de algehele organisatie van alle reeds lopende en nog te initiëren ZVSL-activiteiten, in handen van [verzoeker] als Jeugdsportcoördinator Zaalvoetbal van WSDH zijn gelegd en kwamen te liggen.
- Naar mijn stellige overtuiging zijn tussen WSDH, de KNVB, [verzoeker] en de gemeente Den Haag op geen enkel moment afspraken gemaakt die hiervan afwijken. (…)
- Als [verzoeker] stelt dat hij met [X] andere of afwijkende afspraken heeft gemaakt, dan is mij daarvan niets bekend.
- Ik heb niet met [verzoeker] afgesproken, zoals hij beweert (…), dat de ZVSL-scholen competities O-15 en O-17 buiten zijn dienstverband met WSDH zouden blijven. Mij is ook niet bekend dat de werkzaamheden op zondag, verband houdende met die O-15 en O-17 scholencompetities, na 1 juni 2012 door de gemeente Den Haag aan [verzoeker] zijn opgedragen. Ik bestrijd zodoende het bestaan van die door [verzoeker] gestelde afspraak omdat -als gezegd- alle ZVSL activiteiten sinds 1 juni 2012 tot de taak en opdracht van [verzoeker] als Jeugdsportcoördinator Zaalvoetbal van WSDH behoorden.
- Ik weet niet beter dan dat de werkzaamheden die [verzoeker] op zondag (en gedurende de week) in het kader van scholencompetities heeft verricht, enkel en alleen verband hielden met zijn dienstverband bij WSDH.
4. Ik heb begin december 2015 ervan kennis genomen dat [verzoeker] is gaan stellen dat voor of bij zijn indiensttreding bij WSDH, per 1 juni 2012, een separate afspraak zou zijn gemaakt die inhoudt dat [verzoeker] naast zijn dienstverband bij WSDH, in opdracht van de gemeente Den Haag, 10 uur arbeid extra per week verricht ten aanzien van ZVSL-activiteiten.
- Mij is die door [verzoeker] gestelde afspraak (…) niet bekend. Evenmin is mij bekend dat onderdeel van die afspraak zou zijn, dat [verzoeker] voor die 10 uur extra werkzaamheden per week, van de gemeente Den Haag honorering ontvangt. Laat staan een bedrag van € 50,-- voor elk gewerkt uur, zodoende € 500,-- per week (extra).
- Ik ben niet ermee bekend dat [verzoeker] na 1 juni 2012 van de gemeente Den Haag, rechtstreeks of via derden, voor ZVSL-activiteiten (welke ook) enige betaling heeft ontvangen.
- Volgens mij is WSDH evenmin met die door [verzoeker] gestelde afspraak bekend, anders zou WSDH mij daarvan wel op de hoogte hebben gesteld.
- Het standpunt van [verzoeker] (…) dat WSDH een dergelijke afspraak “geen probleem” zou hebben gevonden, acht ik zeer onwaarschijnlijk.
5. (…)
6. Ik was er bij de indiensttreding van [verzoeker] mee bekend dat hij voordien ZVSL- werkzaamheden voor de gemeente Den Haag had verricht via zijn vereniging Sporting Den Haag. Ik weet dus dat hij bestuurder van die vereniging was, maar ik weet niets over eventuele financiële afspraken die destijds (vóór 1 juni 2012) tussen [verzoeker] en gemeente Den Haag hebben bestaan.
- Ik heb, nadat [verzoeker] per 1 juni 2012 in dienst trad bij WSDH, hem aangesproken op het feit dat het wenselijk en noodzakelijk is dat [verzoeker] terugtreedt als bestuurder van Sporting Den Haag. Ik heb [verzoeker] gezegd dat die rol niet te verenigen is met zijn functie en rol als Jeugdsportcoördinator Zaalvoetbal van WSDH.
- [verzoeker] heeft hierop omstreeks medio 2013 actie ondernomen en heeft mij bericht dat hij was teruggetreden als bestuurder van Sporting Den Haag.(…) Ik heb dit destijds, medio 2013, doorgegeven aan de KNVB die dit intern geregistreerd heeft. (…)
- Daarna heb ik en hoefde ik aan deze kwestie van belangenverstrengeling geen aandacht meer te besteden. Omdat het was opgelost heb ik dit niet gemeld aan WSDH (…)"’
2.21
In de onderhavige procedure heeft WSDH – zakelijk weergegeven – verzocht de tussen WSDH en [verzoeker] bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens verwijtbaar handelen van [verzoeker] in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub e BW (de e-grond) dan wel wegens een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub g BW (de g-grond), en te bepalen dat [verzoeker] wegens ernstig verwijtbaar handelen geen recht heeft op een transitievergoeding. [verzoeker] heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er geen redelijke grond is voor ontbinding en subsidiair aanspraak gemaakt op een billijke vergoeding.
2.22
Bij de thans bestreden beslissing van 23 maart 2016 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden op de e-grond per 1 april 2016, en geoordeeld dat de handelwijze van [verzoeker] als "ernstig verwijtbaar" in de zin van artikel 7:671b lid 8 sub b en artikel 7:673 lid 7 sub c BW kan worden gekwalificeerd. [verzoeker] kan naar het oordeel van de kantonrechter daarom geen aanspraak maken op de transitievergoeding, noch op een billijke vergoeding.
3.1
In hoger beroep verzoekt [verzoeker] : de vernietiging van de beschikking van de kantonrechter en – opnieuw rechtdoende primair afwijzing van het ontbindingsverzoek en subsidiair toekenning van een billijke vergoeding alsmede te oordelen dat [verzoeker] nog steeds in dienst is bij SWDH. Met betrekking tot de vordering zoals door [verzoeker] ingesteld, overweegt het hof het volgende.
3.2
Zoals WSDH terecht heeft opgemerkt volgt uit artikel 7:683, lid 3 BW dat het hof – indien het oordeel dat het verzoek van een werkgever om ontbinding van de arbeidsovereenkomst ten onrechte is toegewezen – de werkgever slechts kan veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen of aan de werknemer een billijke vergoeding toe kan kennen. Het hof begrijpt het verzoek van [verzoeker] aldus dat hij het hof verzoekt primair de arbeidsovereenkomst te herstellen en subsidiair hem een billijke vergoeding toe te kennen.
3.3
Het hof leest in het hoger beroepschrift de volgende (impliciete) grieven:
i. i) de kantonrechter heeft de feiten onjuist vastgesteld;
ii) de gang van zaken ter zitting heeft de gelijkheid van partijen aangetast, omdat [Y] en [betrokkene] feitelijk als getuigen hebben gefunctioneerd, terwijl [X] de zaal heeft moeten verlaten;
iii) de kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden, terwijl hij arbeidsongeschikt was ten gevolge van de beschuldigingen over de aan zijn adres gemaakte verwijten;
iv) de kantonrechter heeft [verzoeker] ten onrechte niet toegelaten tot het bewijs van zijn stellingen door het horen van [X]
v) de kantonrechter is ten onrechte tot het oordeel gekomen dat [verzoeker] verwijtbaar heeft gehandeld en heeft ten onrechte de arbeidsovereenkomst ontbonden.
Het hof stelt verder vast dat geen (voldoende kenbare) grief is gericht tegen de ontbindingsdatum (omdat de het handelen van [verzoeker] zou zijn te kwalificeren als ernstig verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7:671b lid 8 BW en artikel 7:673 lid 7 sub c BW.)
Het hof is dus, wanneer het tot het oordeel zou komen dat de ontbinding stand houdt, aan deze ontbindingsdatum gebonden.
3.4
Met de eerste grief heeft het hof rekening gehouden bij de vaststelling van de feiten. Deze grief behoeft derhalve geen verdere bespreking.
3.5
Bij behandeling van zijn tweede grief heeft [verzoeker] geen belang, omdat [verzoeker] in hoger beroep op gelijke wijze als SWDH in de gelegenheid is geweest zijn zaak toe te lichten. Een eventueel gebrek bij de behandeling in eerste aanleg is hierdoor geheeld.
3.6
Voor het oordeel dat zijn ziekte, gelet op het bepaalde in artikel 7:671b lid 6 BW, in de weg staat aan ontbinding, heeft [verzoeker] te weinig gesteld. De enkele stelling dat zijn arbeidsongeschiktheid voortkomt uit de beschuldigingen die hebben geleid tot zijn ontslag, is hiertoe volstrekt onvoldoende. De derde grief faalt.
3.7
Ten aanzien van de vierde en vijfde grief overweegt het hof als volgt.
Op WSDH rust, ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv, de stelplicht en – bij voldoende onderbouwde betwisting – de bewijslast van het door haar gestelde ontbindingsgronden, te weten primair: zodanig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer en subsidiair een zodanig verstoorde arbeidsrelatie, dat van haar als werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
3.8
WSDH heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat [verzoeker] zich heeft schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling, niet-integer handelen en overtreding van het verbod van het verrichten van gehonoreerde nevenactiviteiten ex artikel 7 van de CAO. WSDH betoogt dat de door [verzoeker] gestelde afspraak met de Gemeente dat hij in het kader van de zaalvoetbalcompetitie op zondag werkzaamheden zou verrichten voor 10 uur per week, tegen een (door de Gemeente te betalen) vergoeding van € 50,-- per uur , haar niet bekend is. Zou zij er wel mee bekend zijn geweest, dan zou zij deze nimmer hebben toegestaan. [verzoeker] was immers, als fulltime Jeugdsportcoördinator Zaalvoetbal, verantwoordelijk voor het coördineren, begeleiden en uitvoeren van alle ZVSL-activiteiten. Hij kreeg voor deze activiteiten salaris betaald. Genoemde 10 uur zijn door Sporting Den Haag gefactureerd aan de Gemeente, maar [verzoeker] kan niet duidelijk aangeven voor welke activiteiten deze 10 uur werden gefactureerd. Evenmin kan [verzoeker] / Sporting Den Haag verantwoorden waar dit geld gebleven is, terwijl [verzoeker] blijkens het verenigingsregister van de KvK secretaris van Sporting Den Haag is en ook die vereniging heeft vertegenwoordigd in contacten met de Gemeente. WSDH stelt zich op het standpunt dat alle ZVSL-activiteiten tot het takenpakket van [verzoeker] behoorden. [verzoeker] heeft ook al zijn ZVSL-activiteiten (ook de zondagse) in de combiplanner verantwoord. Dat maakt de declaraties aan de Gemeente verdacht, in die zin dat het erop lijkt dat sprake is van dubbele betaling voor de uren op zondag. Van WSDH kan daarom niet worden gevergd het dienstverband met [verzoeker] te continueren.
3.9
[verzoeker] heeft betwist dat hij verwijtbaar heeft gehandeld en dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie. Hij erkent hoogstens dat er zaken voor verbetering vatbaar zijn, maar dit is hem noch [X] te verwijten. [X] en [verzoeker] maakten deel uit van een groter geheel waarbinnen zij het niet voor het zeggen hadden, en waar ze alleen hun best konden doen om zaken zo goed mogelijk te laten verlopen. Dat is precies wat [verzoeker] heeft gedaan. Er was sprake van snelgroeiende projecten die mede door zijn inzet een succes zijn geworden. [verzoeker] heeft keihard gewerkt, maar is maar voor een deel van de uren die hij heeft gewerkt beloond. [verzoeker] erkent dat hij de combiplanner onjuist heeft ingevuld, maar daar is hij nooit op aangesproken. Van dubbele betaling is nimmer sprake geweest. Uit het onderzoek van DLP en het advies van de Algemene bezwarencommissie personeelsbesluiten in de zaak van [X] blijkt dat de zaak precies zo in elkaar steekt als door [X] steeds is verklaard. Het was bij alle partijen van meet af aan bekend dat [verzoeker] tijdelijk een nevenfunctie had, te weten in opdracht van de Gemeente de coördinatie van de scholencompetitie vanuit Sporting Den Haag. De Gemeente bekostigde immers vanaf het begin alles rond de VO-scholencompetitie en dat bleef zo, ook na indiensttreding van [verzoeker] bij WSDH. De ZVSL-taak van [verzoeker] bij WSDH bestond slechts uit het oprichten van jeugdafdelingen bij de verenigingen en de O-19 competitie voor jongeren die niet op school zitten. [verzoeker] 's takenpakket bij WSDH was echter zo groot, dat hij zich moest laten vervangen als coördinator van de scholencompetitie. Hij heeft daarom vanaf halverwege 2013 – geheel in het openbaar – [opvolger] , zijn opvolger voor zijn werk als coördinator van de scholencompetitie, ingewerkt en zijn taken in 2014 aan [opvolger] overgedragen. De Gemeente betaalde ook [opvolger] , de helpers (stafleden), accommodatie en shirts. WSDH wist dat [verzoeker] bestuurder was van Sporting Den Haag. [betrokkene] is bij de oprichting van Sporting Den Haag direct betrokken geweest, aldus [verzoeker] .
3.1
Het hof overweegt als volgt.
Uit de hiervoor in rechtoverweging 2.4 tot en met 2.10 weergegeven feiten leidt het hof af dat [verzoeker] van meet af aan werkzaam is geweest in een functie, die slecht verenigbaar was met zijn positie als oprichter en bestuurslid van Sporting Den Haag. Als jeugdsportcoördinator had hij immers tot taak het versterken van vier zaalvoetbalverenigingen, waaronder Sporting Den Haag. Bij zijn werkzaamheden voor Sporting Den Haag had hij dus "twee petten" op. WSDH was op de hoogte van dit belangenconflict, althans wordt geacht hiervan op de hoogte te zijn geweest, daar in iedere geval [betrokkene] – de feitelijk leidinggevende van [verzoeker] – blijkens zijn eigen verklaring (zie rechtsoverweging 2.20) hiervan op de hoogte was en [betrokkene] deze situatie in ieder geval tot medio 2013 heeft getolereerd. Dat sprake was van een in de arbeidsovereenkomst ingebakken belangenconflict komt daarmee voor risico van WSDH en kan [verzoeker] niet worden verweten.
3.11
Dit belangenconflict maakte echter, zoals ook [verzoeker] had kunnen en moeten begrijpen, zijn positie kwetsbaar. [verzoeker] had hierop bedacht moeten zijn en er in ieder geval voor moeten zorgen dat zijn urenverantwoording (ten opzichte van WSDH) in de combiplanner onberispelijk was. Dat hij dit heeft nagelaten, valt [verzoeker] te verwijten. Hierdoor is bij WSDH de indruk ontstaan dat hij, althans Sporting Den Haag, betaling heeft ontvangen van de Gemeente voor werkzaamheden die binnen het dienstverband van [verzoeker] bij WSDH vielen. Deze indruk heeft [verzoeker] niet kunnen wegnemen, omdat niet alleen zijn registratie van werkzaamheden voor WSDH in de combiplanner niet op orde was, maar ook de financiële administratie van Sporting Den Haag. Dat laatste komt ook voor risico van [verzoeker] , daar hij bestuurslid was van deze vereniging en zelf de facturen aan de Gemeente heeft verzonden. Door deze gang van zaken is het voor een dienstverband noodzakelijke vertrouwen van WSDH in [verzoeker] teloorgegaan en is – zoals het hof ook ter terechtzitting heeft kunnen constateren – de arbeidsrelatie ernstig en duurzaam verstoord. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst in ieder geval op de subsidiair door WSDH aangevoerde grond kon worden ontbonden. Nu het verzoek om ontbinding terecht is toegewezen (zij het op de primaire in plaats van de subsidiaire grond) betekent dat dat aan de toekenning van een billijke vergoeding als bedoeld in artikel 7:683, lid 3 BW niet kan worden toegekomen.
3.12
Aan het vorenstaande kan niet afdoen, dat [verzoeker] ingevolge artikel 7 van de CAO alleen schriftelijke toestemming had moeten vragen voor het aannemen of uitbreiden van gehonoreerde nevenfuncties, terwijl hij deze werkzaamheden al voordat hij in dienst kwam bij WSDH verrichtte en WSDH hiervan op de hoogte was. Ook wordt een en ander niet anders, wanneer zou komen vast te staan dat [verzoeker] – zoals door hem gesteld en door [X] bevestigd, maar door WSDH ontkend – met medeweten van WSDH voor zijn coördinerende taken met betrekking tot de VO-scholencompetitie via Sporting Den Haag uren mocht declareren bij de Gemeente. Ook dan, of beter gesteld: juist dan is het immers van het grootste belang dat [verzoeker] (ook in zijn hoedanigheid van bestuurder van Sporting Den Haag) die uren op een inzichtelijke en controleerbare wijze (zowel ten opzichte van de Gemeente als WSDH) zou verantwoorden en daarin is [verzoeker] – zoals hiervoor is overwogen – nu juist tekortgeschoten.
3.13
Bij gebreke van stellingen die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden leiden, wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
3.14
Een en ander betekent dat de grieven falen en de bestreden beslissing zal worden bekrachtigd. Voor een proceskostenveroordeling ziet het hof geen aanleiding.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt de tussen partijen gewezen beschikking van de kantonrechter te Den Haag, van 23 maart 2016;
- bepaalt dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
- wijst af het anders of meer gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J. van der Ven, S.R. Mellema en J.M. Rowel-van der Linde en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 januari 2017 in aanwezigheid van de griffier.