Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 2 februari 2016
[appellante],
Kern Kinderopvang Zoetermeer B.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
(2.1) Kern heeft in opdracht van [appellante] vanaf 2008 opvang verleend aan de kinderen van [appellante]. De kosten hiervan werden grotendeels via voorschotbetalingen betaald door de Belastingdienst (kinderopvangtoeslag) en de gemeente Zoetermeer (via bijzondere bijstand), terwijl [appellante] ook telkens enige bijdrage betaalde. Kern heeft in verband daarmee diverse producties overgelegd, onder meer als productie 1 een overzicht van de ontvangsten uit deze drie bronnen over de periode 2008 tot en met 2012. Blijkens dit overzicht is tot en met 2010 volledig betaald voor de geleverde opvang, terwijl [appellante] over 2012 nog een bedrag van € 5,98 tegoed heeft.
(2.2) De vordering van Kern betreft, na vermindering van eis, het jaar 2011. Volgens Kern heeft zij over 2011 voor een bedrag van € 29.082,71 opvang verleend aan de kinderen van [appellante], maar zijn de ontvangsten uit voormelde drie bronnen niet toereikend geweest. Kern komt naar haar zeggen hierop een bedrag van € 1.897,11 tekort. Dit bedrag vordert zij thans in hoofdsom van [appellante], verminderd met voormelde € 5,98 (over 2012). Dit levert een bedrag op van € 1.891,13. Kern vordert dit bedrag met rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
(2.3) [appellante] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en in eerste aanleg gesteld dat alles is betaald en dat de Belastingdienst zelfs € 2.506,29 teveel heeft betaald aan Kern, terwijl [appellante] naar haar zeggen zelf onverschuldigd een bedrag van € 600,--
(8x € 75,--) heeft betaald aan Kern. In verband hiermee heeft [appellante] in reconventie beide bedragen (in totaal € 3.106,29) teruggevorderd van Kern, met wettelijke rente vanaf september 2012.
(2.4) De kantonrechter heeft bij vonnis van 12 augustus 2014 de vordering van Kern toegewezen en die van [appellante] afgewezen. [appellante] is daarbij veroordeeld in de proceskosten.
Tevens heeft [appellante] haar reconventionele vordering in hoger beroep gewijzigd. Zij vordert thans naast voormeld bedrag van € 600,-- een bedrag van € 395,08 en een bedrag van € 580,50. Volgens [appellante] bij memorie van grieven heeft zij het bedrag van
€ 600,-- onverschuldigd aan Kern betaald en heeft Kern het laatste bedrag ten onrechte bij haar in rekening gebracht over de opzegtermijn in 2012. Volgens [appellante] had Kern de opvangovereenkomst niet had mogen opzeggen wegens wanbetaling, zodat [appellante] het bedrag van € 580,50 onverschuldigd heeft betaald. Het bedrag van € 395,08 is volgens [appellante] ten onrechte door de Belastingdienst aan Kern uitbetaald voor opvang over 2011. Kern moet dit bedrag aan [appellante] terugbetalen om [appellante] enigszins schadeloos te stellen, nu de Belastingdienst bij [appellante] zelf bedragen voor kinderopvang heeft teruggevorderd.
Beoordeling van de vordering van Kern
Bij de comparitie van 6 februari 2015, die is gehouden nadat de memorie van grieven was genomen, heeft de raadsheer-commissaris het geschil uitvoerig met partijen besproken en de cijfers aan de hand van de producties doorgenomen. Mede naar aanleiding daarvan zijn partijen tot de conclusie gekomen dat in 2011 door Kern voor een bedrag van € 29.082,71 kinderopvang is verleend en gefactureerd. Dit is niet in geschil.
Omtrent de ontvangsten van Kern met betrekking tot 2011 bevat productie 5 van Kern een overzicht van de bedragen die Kern ten behoeve van [appellante] heeft ontvangen. Het gaat hierbij om bijdragen van (a) [appellante], (b) van de gemeente Zoetermeer (hierna: de Gemeente) en (c) van de Belastingdienst. Daarnaast bevat deze productie betalingen door Kern (d) áán de Belastingdienst.
a) 6 x € 75,-- (= € 450,--):
ontvangenvan [appellante]. Dit betreffen aflossingen die
heeft betaald in de periode 24 september 2012 tot en met 21 februari 2013
en die Kern op de onderhavige vordering in mindering heeft gebracht.
b) € 12.242,26:
ontvangenvan de Gemeente (in de periode 16 december 2010 tot en
met 14 oktober 2011).
c) € 14.493,34:
ontvangenvan de Belastingdienst (in de periode 16 december 2010 tot
en met 20 oktober 2011).
d) € 896,20 + € 7.459,46 (= totaal € 8.355,66):
betaaldaan de Belastingdienst (op 12
mei 2011). Deze betalingen zijn beide omschreven als:
“uitbetaling openstaandsaldo aan BD/ Belastingdienst WEB 113100049257 5244379652300040”.
ontvangsten(a, b en c) zijn niet, althans niet deugdelijk, betwist en staan dus tussen partijen vast. Eveneens staat als niet, dan wel niet deugdelijk, betwist tussen partijen vast dat Kern in feite over de maanden januari tot en met december 2011 een hoger bedrag van de Belastingdienst heeft ontvangen, en wel in totaal een bedrag van
€ 22.849,--, waarvan Kern een deel, en wel een bedrag van € 8.355,66, heeft terugbetaald aan de Belastingdienst. Hiermee resteert het door Kern geboekte bedrag (c) van
€ 14.493,34.
Hiervan uitgaande heeft Kern inderdaad over 2011 nog een bedrag van € 1.897,11 tegoed. Aan bedragen (a, b en c) heeft Kern blijkens deze productie 5 immers een bedrag van € 27.185,60 ontvangen, terwijl zij recht had op € 29.082,71. Dit levert het thans gevorderde verschil op van € 1.897,11 minus het teveel over 2012 ad € 5,98, zodat resteert de vordering van
€ 1.891,13in hoofdsom.
Ter comparitie van 6 februari 2015 was onduidelijk wat de rechtsgrond was van voormelde terugbetalingen aan de Belastingdienst van € 8.355,66. Toen is afgesproken dat Kern dat zou uitzoeken en dat [appellante] hier nog op mocht reageren.
€ 1.891,13 hoofdsom
€ 173,99 wettelijke rente tot 9 december 2013
€ 300,--buitengerechtelijke kosten
+ € 2.365,12
- € 150,--door [appellante] aan de gemachtigde betaald.
€ 2.215,12 TOTAAL
Beoordeling van de (reconventionele) vordering van [appellante]
Verdere beoordeling in conventie en in reconventie
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het bestreden vonnis ten aanzien van de onderdelen II, III, IV en V van het dictum;
- vernietigt het vonnis op onderdeel I van het dictum
- veroordeelt [appellante] om aan Kern te betalen een bedrag van € 2.215,12, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.891,13 vanaf 9 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van het hoger beroep draagt;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.