ECLI:NL:GHDHA:2016:936

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2016
Publicatiedatum
6 april 2016
Zaaknummer
22-003943-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor wederrechtelijk binnendringen in woning na beëindiging relatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1981, was in eerste aanleg veroordeeld tot een geldboete van € 450,- voor het wederrechtelijk binnendringen in de woning van zijn ex-partner. De advocaat-generaal had in hoger beroep een voorwaardelijke geldboete geëist, maar het hof oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte wederrechtelijk de woning was binnengedrongen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van twee jaar samenwoonde met de benadeelde partij en dat er onvoldoende bewijs was dat het gemeenschappelijke gebruik van de woning was beëindigd. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk handelde. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor een deel van de tenlastelegging en sprak hem vrij van de overige beschuldigingen. De uitspraak benadrukt het belang van het bewijs van wederrechtelijkheid in zaken van woningbetreding.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-003943-15
Parketnummers: 09-132946-15 en 09-100034-15 (gevoegd)
Datum uitspraak: 24 maart 2016
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 21 augustus 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1981,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 10 maart 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-132946-15 onder 1 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 09-100034-15 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 450,-, met een proeftijd van twee jaren.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het in de zaak met parketnummer 09-132946-15 onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-132946-15 onder 1 en het in de zaak met parketnummer 09-100034-15 ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 450,-, subsidiair negen dagen hechtenis, waarvan € 200,-, subsidiair vier dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 10-132946-15 onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover thans nog aan de orde - ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-132946-15:
1:
hij op of omstreeks 5 juli 2015 te Sassenheim, gemeente Teylingen in een woning/besloten lokaal/besloten erf, gelegen aan [adres] en in gebruik bij [benadeelde partij], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen;
Zaak met parketnummer 09-100034-15 (gevoegd):
1:
hij op of omstreeks 22 mei 2015 te Sassenheim, gemeente Teylingen in een woning/besloten lokaal/besloten erf, gelegen [adres] en in gebruik bij [benadeelde partij], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Vrijspraak
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – kort gezegd - aangevoerd dat het wederrechtelijke karakter van het door de verdachte op 22 mei 2015 en 5 juli 2015 betreden van de woning gelegen aan de [adres] te Sassenheim, gemeente Teylingen, niet kan worden bewezen nu het niet aan mevrouw [benadeelde partij], met wie de verdachte langere tijd in die woning heeft samengewoond, is om te bepalen dat de verdachte niet (meer) in de woning mag verblijven. Volgens de raadsman dient de verdachte daarom van het in de zaak met parketnummer 09-132946-15 onder 1 en het in de zaak met parketnummer 09-100034-15 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de verdachte gedurende ten minste twee jaar (maart 2013 tot maart 2015) in de woning aan de [adres] heeft samengewoond met mevrouw [benadeelde partij]. De verdachte was derhalve, in elk geval gedurende die periode, feitelijk medegebruiker van die woning. Naar het oordeel van het hof kan vervolgens niet in voldoende mate worden vastgesteld dat en per welke datum aan deze woning het gemeenschappelijke gebruikskarakter is komen te ontvallen, temeer nu mevrouw [benadeelde partij] in haar aangifte zelf ook verklaart dat de verdachte zijn spullen nog in de woning had liggen en zij de verdachte daarom na de beëindiging van de relatie nog de gelegenheid moest bieden om deze spullen te komen ophalen. Het hof is daarom van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de woning op 22 mei 2015 en 5 juli 2015 wederrechtelijk is binnengedrongen op de wijze als ten laste gelegd.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-132946-15 onder 1 en in de zaak met parketnummer 09-100034-15 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-132946-15 onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-132946-15 onder 1 en in de zaak met parketnummer 09-100034-15 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. M.L.C.C. Lückers,
mr. A.E.A.M. van Waesberghe en mr. H.W. Samson-Geerlings, in bijzijn van de griffier mr. T.E.J. Bruinen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 maart 2016.
Mr. H.W. Samson-Geerlings is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.