ECLI:NL:GHDHA:2016:907
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake proceskostenveroordeling in WOZ-zaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de Rechtbank terecht een veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende achterwege heeft gelaten. De belanghebbende, vertegenwoordigd door ir. [A] van WOZMeldpunt, had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde van zijn onroerende zaak, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 182.000. Na bezwaar werd de waarde verlaagd naar € 171.000, maar de belanghebbende was het niet eens met de afhandeling van het bezwaar en stelde dat hij niet gehoord was in de bezwaarprocedure. De Rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, maar in hoger beroep oordeelde het Hof dat de heffingsambtenaar de hoorplicht had geschonden. Het Hof oordeelde dat de termijn die de heffingsambtenaar had gesteld voor het maken van een afspraak voor een hoorzitting onredelijk was, vooral omdat deze viel in een vakantieperiode. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en veroordeelde de heffingsambtenaar in de proceskosten van de belanghebbende, die op € 2.230 werden vastgesteld, en gelastte de heffingsambtenaar om griffierechten te vergoeden.