ECLI:NL:GHDHA:2016:4420
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Second Opinion-procedure en kennelijk onredelijk ontslag in hoger beroep
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, betreft het een hoger beroep in een arbeidsrechtelijke kwestie. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M. Hoogendonk, had een vordering ingesteld tegen Aegon Nederland N.V., vertegenwoordigd door mr. P. Wapsenkamp, met betrekking tot een kennelijk onredelijk ontslag. Het hof verwijst naar het tussenarrest van 22 december 2015, waarin een comparitie van partijen was gelast, die op 3 maart 2016 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze comparitie hebben beide partijen verzocht om toelating tot de second opinion-procedure, wat door de raadsheer-commissaris werd ingewilligd. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol voor arrest, op basis van de stukken uit de eerste aanleg.
Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg bestudeerd en onderschrijft het oordeel van de kantonrechter dat er geen sprake is van een kennelijk onredelijke opzegging. De vordering van de appellant werd afgewezen, waarbij het hof de overwegingen van de kantonrechter grotendeels overnam, met uitzondering van de stelling van de appellant dat lichamelijke ongemakken veroorzaakt zouden zijn door een verkeerde (bureau)stoel, welke stelling tardief was aangevoerd. Het hof oordeelde dat de appellant als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep werd veroordeeld, die aan de kant van Aegon werden begroot op € 711,-- aan griffierecht en € 1.631,-- aan salaris advocaat.
Het arrest werd uitgesproken op 22 maart 2016 in aanwezigheid van de griffier, waarbij het hof het vonnis van de kantonrechter van 11 augustus 2015 bekrachtigde. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige en voldoende onderbouwing van stellingen in arbeidsrechtelijke geschillen.