Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 13 december 2016
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
Algemeen
- dat het dit hof moge behagen bij arrest, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van [Zus] af te wijzen c.q. haar niet-ontvankelijk te verklaren en het eindvonnis d.d. 29 april 2015 van de rechtbank Rotterdam te bekrachtigen, eventueel met verbetering van de gronden waarop het rust;
- dat het dit hof behage bij arrest, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het eindvonnis van 29 april 2015 te vernietigen, voor zoveel de vordering van [Zus] daarin is toegewezen en, opnieuw rechtdoende, eventueel met verbetering van de gronden waarop dat rust, de vorderingen van [Zus] af te wijzen en [Zus] niet toe te laten tot de rangregeling;
- voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad met veroordeling van mevrouw [Zus] : (I) in de kosten van beide instanties, waaronder de werkelijke proceskosten c.q. schade zijdens de heer [Broer een] , tot op heden vastgesteld op vijftien (20) uren maal het uurtarief van € 175,-, te vermeerderen met 5% kantoorkosten en 21% BTW, hetgeen neerkomt op € 4.446,75 inclusief BTW, dan wel in goede justitie door het hof te bepalen, (II) in de nakosten ad € 131,- zonder betekening van het arrest en een bedrag ad € 199,- indien tot betekening van het arrest wordt overgegaan, (III) met bepaling dat over de verschuldigde proceskosten en nakosten de wettelijke rente verschuldigd zal zijn vanaf 14 dagen na het in deze te wijzen arrest.
Enige relevante feiten
Hierbij meld ik ook dat ik mijn werkzaamheden pas voortzet wanneer de nog openstaande nota`s inzake de nalatenschap zijn voldaan.”.(vetgedrukt van het hof)
5.1van het vonnis van 13 december 2011.
- uit kracht van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van d.d. 13 december 2011 is beslag gelegd;
- er is beslag gelegd voor een bedrag van € 172.500,-.
- verbeurde dwangsommen 29 december 2011 t/m 7 februari 2011 € 210.000,-;
- verbeurde dwangsommen 8 februari 2012 t/m 12 juni 2012 € 630.000,-.
Dwangsommen
5.1.van het kort gedingvonnis van 13 december 2011.
5.1van het kortgeding vonnis staat dat gerequireerde zich binnen zeven dagen na betekening van het vonnis dient te wenden tot mr. T.J. Mellema-Kranenburg van het notariskantoor Van Heeswijk Notarissen te Rotterdam. Er staat niet in de dwangsombepaling wat hij precies moest doen om die medewerking te verlenen. Geïntimeerde hoefde volgens deze bepaling in ieder geval geen bankstukken aan te leveren.
5.1naar de notaris gegaan om medewerking te verlenen aan de boedelbeschrijving.
5.1van het kortgeding vonnis. Dat betekent dat appellante op 16 februari 2012 ten onrechte aan geïntimeerde een betalingsbevel heeft uitgebracht.
5.1ook valt het door geïntimeerde aanleveren van bankafschriften aan de boedelnotaris. De enige reden waarom appellante in het exploot van 16 februari 2012 een beroep deed op de dwangsombepaling van
5.1was dat geïntimeerde de rekening van de boedelnotaris niet kon betalen. Bovendien wist geïntimeerde destijds door dit gegoochel van appellante met de verschillende dwangsombepalingen niet waar hij aan toe was. Het handelen van appellante is in strijd met de rechtszekerheid en het gerechtvaardigd vertrouwen zijdens geïntimeerde.
5.1De rechtbank heeft zich dus beperkt tot het oordeel dat geïntimeerde de dwangsombepaling van
5.1heeft overtreden. De rechtbank behoefde bij deze stand van zaken de dwangsombepalingen uit
5.3en
5.4van het vonnis van 13 december 2011 niet in haar oordeel te betrekken.
5.1andermaal is uitgeschreven.
5.1heeft geschonden. Appellante merkt op dat het hof de conclusie trok op basis van een restrictieve uitleg van die veroordeling, omdat het verbod volgens het hof algemener van aard zou zijn dan de overige veroordelingen. Daarom is het hof nagegaan of geïntimeerde handelingen had verricht waarvan in ernst niet kan worden betwijfeld dat die inbreuken opleveren op datgene wat de rechter heeft geboden. Vervolgens is vastgesteld dat in december 2011 slechts dezelfde stukken aan de notaris zijn overgelegd als die de rechtbank eerder juist als onvoldoende had bestempeld. Daarnaast achtte het hof van belang dat de boedelbeschrijving nog altijd niet was voltooid en dat gesteld noch gebleken is dat het niet aan één van de andere erven te wijten was.
5.1had overtreden. Niet gesteld is dat van dit arrest door geïntimeerde in cassatie is gegaan.
5.1niet zou hebben overtreden, zijn identiek aan de feiten die hij naar voren heeft gebracht in de procedure bij het hof die heeft geresulteerd in voormeld arrest. Op basis van het kortgeding vonnis van 13 december 2011 was geïntimeerde zelf gehouden zich te wenden tot de notaris en mee te werken aan het voltooien van de boedelbeschrijving. Het is de broer van geïntimeerde die op 20 december 2011 naar de notaris is gegaan en niet geïntimeerde zelf. Gezien de inhoud van het kortgeding vonnis van 13 december 2011 en mede bezien de hoogte van de dwangsom van € 5.000,- per dag of een deel daarvan had het op de weg van geïntimeerde gelegen om feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat hij wel aan het vonnis van 13 december 2011 had voldaan. Uit de e-mail van notaris mr. T.J. Mellema-Kranenburg van 23 december 2011 volgt dat zij haar werkzaamheden pas zou aanvangen nadat de nota was voldaan. Als geïntimeerde geen geld had om de nota te voldoen had het op zijn weg gelegen om actief te handelen, geïntimeerde had de notaris en de wederpartij van zijn betalingsonmacht op de hoogte moeten stellen. Geïntimeerde is ondanks het vonnis van 13 december 2011 achterover blijven zitten en heeft geen uitvoering gegeven aan het rechterlijk bevel. De door zijn broer aangeleverde stukken waren nagenoeg dezelfde stukken die reeds in het geding waren gebracht. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de dwangsommen terecht zijn verbeurd en het hof maakt de gronden van de rechtbank tot de zijne.
Kleeft er een gebrek aan het betalingsbevel 16 februari 2012?
De omvang van het executoriale beslag van 6 juni 2012
- uit kracht van de in executoriale vorm uitgegeven grosse van een vonnis gewezen door de rechtbank Rotterdam d.d. 13 december 2011, in de zaak van requirante als eiseres en [Broer een] , geboren 28 januari 1941, wonende te [plaatsnaam] aan het adres [adres] , als gedaagde;
- het totaal verschuldigde bedraagt € 172.500,-.
€ 840.000,- betekent. Dit brengt mee dat geïntimeerde aan de begroting van de vordering in het exploot van 6 juni 2012 niet (langer) vertrouwen mocht ontlenen. Er is geen gerechtvaardigd vertrouwen van derden.