Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 25 oktober 2016
[appellant] ,
De POLITIE,
Het geding
Beoordeling in hoger beroep
onredelijkzware bewijspositie geraakt. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat [appellant] , ondanks het verlies van de muntenverzameling in 2004 (door het beslag en de niet-teruggave), de munten uit de muntenverzameling uiteindelijk uitgebreid heeft gespecificeerd en aan de hand daarvan zijn schade concreet heeft begroot op € 232.255,50 (de drie albums ter waarde van € 163.974,50 plus het reeds aan [appellant] uitgekeerde bedrag van € 68.281,-). [appellant] moet in staat worden geacht om die schadeberekening deugdelijk te onderbouwen, nu hij heeft gesteld dat hij de door hem (in 2008 nog niet maar jaren later uitgebreid) gespecificeerde munten in de loop der jaren zelf heeft aangekocht in o.a. diverse winkels (waarbij hij in eerste aanleg onder meer muntenhandelaar [X] te [plaats] heeft genoemd). Gelet hierop moet het mogelijk zijn om de schade (tenminste ten dele) te onderbouwen aan de hand van objectieve bewijsstukken zoals aankoopbewijzen (al dan niet uit de eigen administratie van muntenverkopers), verklaringen van muntenverkopers, bewijzen van ruil of verklaringen van muntenverzamelaars met wie [appellant] heeft geruild. Voorts kan worden gedacht aan bewijzen van inkomen of vermogen (zoals belastingaangiften en bankafschriften) waarmee [appellant] - die in 1984 naar Nederland is gekomen, in 1987 een verblijfsvergunning heeft gekregen en naar eigen zeggen een aantal goed draaiende horecaondernemingen heeft gedreven en verkocht - de aankoop van vele zeer waardevolle munten heeft kunnen bekostigen. Ook uit bankafschriften zou kunnen blijken dat [appellant] uitgaven ten behoeve van de aankoop van (kostbare) munten heeft gedaan.
per stuk. Eerdergenoemde heer [X] , muntenhandelaar te [plaats] (bij wie [appellant] naar eigen zeggen ook heeft gekocht), heeft tegenover C&L verklaard dat hij een dergelijke rijksdaalder slechts één keer heeft verhandeld (over een periode van 38 jaar) (zie productie 2 bij memorie van antwoord, waarop aan de zijde van [appellant] niet inhoudelijk is gereageerd ondanks het feit dat daartoe gelegenheid is gegeven ter comparitie van 30 juni 2016).
ongespecificeerde kassabonnen van muntenhandelaren overgelegd.